ECLI:NL:RBMID:2011:BQ1236

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
30 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
76855 / JE RK 11-25 en 76856 / JE RK 11-26
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van jeugdigen in pleeggezinnen

In deze zaak heeft de Rechtbank Middelburg op 30 maart 2011 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van twee jeugdigen, [kind 1] en [kind 2]. De rechtbank oordeelde dat de grond voor de ondertoezichtstelling nog aanwezig is, gezien de zorgen over de ontwikkeling van beide kinderen. De ouders zijn belast met het gezag over de kinderen, die momenteel in een pleeggezin verblijven. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een gebrek aan afstemming en eenduidigheid is tussen de volwassenen om de kinderen heen, wat spanningen oplevert en de loyaliteit van de kinderen naar hun ouders onder druk zet.

De rechtbank heeft ook gekeken naar de situatie van [kind 1], die in afwachting van een opname in de therapeutische instelling Yulius, in het huidige pleeggezin moet blijven wonen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het in het belang van [kind 1] is om in het pleeggezin te blijven, omdat dit rust en structuur biedt. De ouders hebben zorgen geuit over de opvoedcapaciteiten van elkaar, maar de rechtbank heeft geconcludeerd dat de huidige situatie voor beide kinderen het beste is.

De rechtbank heeft de termijn van de ondertoezichtstelling verlengd tot 8 maart 2012 en de machtiging tot uithuisplaatsing in het pleeggezin eveneens verlengd tot dezelfde datum. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector civiel
zaak/reknr: 76855 / JE RK 11-25
zaak/reknr: 76856 / JE RK 11-26
beschikking van de meervoudige kamer d.d. 30 maart 2011
in de zaak met betrekking tot de onder toezicht gestelde jeugdigen
[kind 1] (hierna: [kind 1]),
geboren te ’s-Hertogenbosch op [datum] 1999,
en
[kind 2] (hierna: [kind 2]),
geboren te ’s-Hertogenbosch op [datum] 2003,
als kinderen van
[vader] (hierna: de vader), wonende te [gemeente Aalburg], [adres],
advocaat: mr. A.M.C.J. Klostermann te Utrecht,
en
[moeder] (hierna: de moeder), wonende te [gemeente Noord-Beveland], [adres],
advocaat: mr. J.A.B. van Dam te Terneuzen.
De ouders zijn belast met het gezag over [kind 1] en [kind 2].
[kind 1] en [kind 2] verblijven in een pleeggezin.
Het verdere procesverloop
Bij beschikkingen van de kinderrechter van 24 februari 2011 is de termijn van de ondertoezichtstelling van de jeugdigen met ingang van 8 maart 2011 en tot 8 april 2011 verlengd. De beslissing op het resterende deel van de verzoeken is aangehouden.
Bij beschikkingen van 24 februari 2011 is ook de machtiging tot uithuisplaatsing van de jeugdigen in een pleeggezin verleend met ingang van 8 maart 2011 en tot 8 april 2011. De beslissing op het resterende deel van de verzoeken is aangehouden.
Er zijn indicatiebesluiten overgelegd dat overeenkomt met het verzochte.
Op 16 februari 2011 is van mr. Van Dam een verweerschrift ontvangen.
Op 12 maart 2011 is van mr. Klostermann aanvullende informatie ontvangen.
Op 17 maart 2011 is van de Stichting Bureau Jeugdzorg Gelderland (hierna: de Stichting) aanvullende informatie ontvangen.
Op 23 maart 2011 heeft de meervoudige kamer de verzoeken ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord is:
- de Stichting;
alsmede de volgende belanghebbenden:
- de vader en zijn echtgenote, [mw. A.], bijgestaan door mr. Klostermann;
- de moeder, bijgestaan door mr. Van Dam.
Voorts is ter zitting - met toestemming van de voorzitter van de meervoudige kamer - aanwezig:
- A. Maalderink namens Pleegzorg Lindenhout (hierna: pleegzorg).
Hoewel opgeroepen zijn de volgende belanghebbenden niet verschenen:
- de pleegouders, familie [B.].
Ter zitting is door mr. Van Dam een pleitnotitie overgelegd.
Ter zitting is door mr. Klostermann een pleitnotitie overgelegd.
De verdere beoordeling
Ondertoezichtstelling;
Op grond van de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting is gebleken, is de rechtbank van oordeel dat in het belang van [kind 1] en [kind 2] de ondertoezichtstelling moet worden verlengd nu de grond voor de ondertoezichtstelling nog aanwezig is. Door de belanghebbenden is geen verweer gevoerd.
Het resterende deel van de verzoeken dat niet is weersproken, wordt derhalve toegewezen.
Uithuisplaatsing;
[kind 1];
De Stichting heeft gesteld dat zij verscheidene signalen heeft ontvangen over de zorgelijke ontwikkeling van [kind 1]. In februari 2010 heeft een psycho-diagnostisch onderzoek naar [kind 1] plaatsgevonden, waarna de Stichting met de ouders in overleg is getreden. Voorts is in maart 2011 een nieuw plan van aanpak opgesteld. Vast staat dat de relatie tussen [kind 1] en haar moeder complex, maar uiterst verbonden en verweven met elkaar is. Deze relatie dient dan ook in een therapeutische setting te worden uitgewerkt en aangepakt. Hiertoe zijn [kind 1] en de moeder aangemeld bij de instelling Yulius, waar zij samen een therapeutisch behandeltraject in zullen gaan. Tijdens voornoemd traject zal [kind 1] doordeweeks met de moeder bij Yulius verblijven. De bezoekregeling van [kind 1] naar de vader en moeder blijft bestaan zoals deze is. [kind 1] zal vanuit Yulius om het weekend met verlof gaan, het ene weekend naar de vader en het andere weekend naar de moeder.
Tijdens deze weekenden zal zij ook [kind 2] zien. Er is echter een lange wachtlijst voor plaatsing van [kind 1] en de moeder in Yulius. Onderzocht is of eerder een plek beschikbaar is in een vergelijkbare instelling, maar geen enkele andere instelling sluit zo goed aan op de gegeven opdracht als Yulius. Gelet hierop is besloten te wachten tot daar een plek voor [kind 1] en haar moeder beschikbaar is. Het is in het belang van [kind 1] dat zij - in afwachting van de opname in Yulius - in het huidige pleeggezin kan blijven wonen, nu dit rust bij [kind 1] zal brengen. De duur van de machtiging tot uithuisplaatsing van de jeugdige dient dan ook te worden verlengd.
Ter zitting heeft pleegzorg meegedeeld dat zij de zorgen van de Stichting over [kind 1] deelt. Zij acht het in het belang van [kind 1] dat zij - in afwachting van de opname in Yulius - in het pleeggezin kan blijven wonen, nu zij daar rust, structuur en regelmaat ervaart. Voorts is van belang dat sprake is van een goede samenwerking en communicatie tussen de ouders, de Stichting en pleegzorg.
Door en namens de moeder is aangevoerd dat zij zich ernstige zorgen maakt over de woonsituatie van [kind 1]. Zij heeft te kampen met psychische problemen, die bij de pleegouders niet kunnen worden verholpen, maar slechts toe lijken te nemen. Tijdens een gesprek in februari 2011 heeft de Stichting te kennen gegeven zich ook zorgen te maken over de ontwikkeling van [kind 1] en het idee geopperd om - voorafgaand aan de thuisplaatsing - over te gaan tot een verblijf van [kind 1] en haar moeder in een begeleide omgeving. Dit voorstel is opgenomen in het huidige plan van aanpak. Om thuisplaatsing te kunnen bewerkstelligen is de moeder bereid mee te werken aan de door de Stichting voorgestelde behandeling, zodat de twijfel over de opvoedingscapaciteiten van de moeder - die mogelijk nog bestaat bij de Stichting - kan worden weggenomen.
Door en namens de vader en de stiefmoeder is gesteld dat het belangrijkste is dat er voor [kind 1] rust komt. Zij hebben er echter geen vertrouwen in dat de moeder [kind 1] verantwoord op kan voeden en zij betwisten dat de moeder inmiddels een rustige en stabiele thuissituatie heeft. Hoewel de vader en de stiefmoeder de opvoeding van [kind 1] graag zelf ter hand zouden nemen, begrijpen zij dat dit niet mogelijk is nu de moeder plaatsing bij de vader en de stiefmoeder niet zou (kunnen) accepteren. Wanneer de moeder samen met [kind 1] wordt opgenomen in een therapeutische behandelsetting, zal er zicht komen op de moeder-kind relatie en op de (on)mogelijkheden van de moeder om [kind 1] een veilige en stabiele opvoedingssituatie te bieden. [kind 1] laat tegenover de vader en de stiefmoeder geen signalen zien waaruit blijkt dat zij het in het pleeggezin niet naar haar zin heeft. De vader en de stiefmoeder achten het dan ook in het belang van [kind 1] dat zij, tot het moment dat de opname in Yulius daadwerkelijk plaats kan vinden, in het huidige pleeggezin blijft wonen.
De rechtbank overweegt als volgt.
Op grond van de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting is gebleken, is de rechtbank van oordeel dat de grond voor uithuisplaatsing nog aanwezig is. Er zijn zorgen over [kind 1] en uit psycho-diagnostisch onderzoek is gebleken dat om haar ontwikkeling te stimuleren sprake moet zijn van een affectieve, steunende en accepterende omgeving. Hoewel [kind 1] het naar haar zin lijkt te hebben in het huidige pleeggezin, is sprake van gebrek aan afstemming en eenduidigheid tussen de volwassenen om haar heen, hetgeen spanningen oplevert. Hierdoor komt de loyaliteit van [kind 1] naar haar ouders onder druk te staan en lijkt de problematiek van [kind 1] door de plaatsing in het pleeggezin slechts versterkt te worden.
Gebleken is dat de moeder-kind relatie een dermate drijvende kracht is, dat hieraan de nodige aandacht gegeven dient te worden. De Stichting heeft derhalve naar het oordeel van de rechtbank op goede gronden besloten over te gaan tot opname van [kind 1] en de moeder in Yulius, teneinde een therapeutisch behandeltraject te doorlopen. Alle partijen hebben hiermee ingestemd en de rechtbank spreekt de hoop uit dat dit traject zo spoedig mogelijk zal aanvangen. Er is echter sprake van een wachtlijst voor de opname in Yulius. De rechtbank is met de Stichting en de belanghebbenden van oordeel dat het niet in het belang van [kind 1] is om haar, in afwachting van de opname met de moeder, over te plaatsen. Gelet op het voorgaande dient de duur van de uithuisplaatsing van [kind 1] in het pleeggezin te worden verlengd en het resterende deel van het verzoek zal derhalve worden toegewezen.
[kind 2];
De Stichting heeft gesteld dat het in het belang van [kind 2] is dat zij - in ieder geval tijdens de opname van de moeder en [kind 1] in Yulius - in het huidige pleeggezin blijft wonen. Wanneer de opname van de moeder en [kind 1] goed is verlopen en [kind 1] thuisgeplaatst kan worden, zal in een analoog proces de plaatsing van [kind 2] bij de vader en de stiefmoeder worden voorbereid en ingezet. Gelet op het voorgaande dient de duur van de machtiging tot uithuisplaatsing van de jeugdige verlengd te worden.
Ter zitting heeft pleegzorg meegedeeld dat het goed gaat met [kind 2] in het pleeggezin, waar zij rust, structuur en regelmaat ervaart. Voorts is van belang dat sprake is van een goede samenwerking en communicatie tussen de ouders, de Stichting en pleegzorg.
Door en namens de moeder is aangevoerd dat zij zich ernstige zorgen maakt over de woonsituatie van [kind 2]. Tijdens een gesprek in februari 2011 heeft de Stichting het idee geopperd om - wanneer [kind 1] bij de moeder gaat wonen - over te gaan tot thuisplaatsing van [kind 2] bij de vader. Dit voorstel is opgenomen in het huidige plan van aanpak. De moeder is van mening dat het niet in het belang van zowel [kind 1] als [kind 2] is om gescheiden van elkaar op te groeien. Het is onduidelijk hoe [kind 2] zal reageren op het feit dat [kind 1] en de moeder samen zullen worden opgenomen, terwijl zij bij de pleegouders moet blijven, en uiteindelijk mogelijk bij de vader zal gaan wonen. De moeder heeft de Stichting het voorstel gedaan om een vertrouwenspersoon in te schakelen die [kind 2] hierbij kan begeleiden. Om thuisplaatsing te kunnen bewerkstelligen is de moeder bereid mee te werken aan de door de Stichting voorgestelde behandeling, zodat de twijfel over de opvoedingscapaciteiten van de moeder - die mogelijk nog bestaat bij de Stichting - kan worden weggenomen. Nadat deze behandeling is beëindigd en duidelijk is geworden dat de moeder wel degelijk in staat is de zorg voor haar dochters op zich te nemen, hoopt zij dat ook [kind 2] bij haar zal worden teruggeplaatst.
Door en namens de vader en de stiefmoeder is kenbaar gemaakt dat zij er geen vertrouwen in hebben dat de moeder [kind 2] verantwoord kan opvoeden en zij betwisten dat de moeder inmiddels een rustige en stabiele thuissituatie heeft. Wanneer de moeder samen met [kind 1] wordt opgenomen in een therapeutische behandelsetting, zal er zicht komen op de moeder-kind relatie en op de (on)mogelijkheden van de moeder om zowel [kind 1] als [kind 2] een veilige en stabiele opvoedingssituatie te bieden. [kind 2] laat tegenover de vader en de stiefmoeder geen signalen zien waaruit blijkt dat zij het in het pleeggezin niet naar haar zin heeft. De vader en de stiefmoeder achten het dan ook in het belang van [kind 2] dat zij in het huidige pleeggezin blijft wonen.
De rechtbank overweegt als volgt.
Op grond van de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting is gebleken, is de rechtbank van oordeel dat de grond voor uithuisplaatsing nog aanwezig is. Er zijn zorgen over [kind 2] en hoewel zij het naar haar zin lijkt te hebben in het huidige pleeggezin, is sprake van gebrek aan afstemming en eenduidigheid tussen de volwassenen om haar heen, hetgeen spanningen oplevert. Hierdoor komt de loyaliteit van [kind 2] naar haar ouders onder druk te staan. Gelet op het traject dat ten aanzien van [kind 1] wordt ingezet, is het in het belang van [kind 2] dat zij op dit moment niet wordt overgeplaatst. De duur van de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind 2] in het pleeggezin dient te worden verlengd en het resterende deel van het verzoek zal derhalve worden toegewezen.
De beslissing
De rechtbank:
verlengt de termijn van de ondertoezichtstelling van de jeugdigen met ingang van 8 april 2011 en tot 8 maart 2012 met behoud van de Stichting Bureau Jeugdzorg Gelderland als gezinsvoogdij-instelling;
verlengt de duur van de machtiging tot uithuisplaatsing van de jeugdigen in een pleeggezin met ingang van 8 april 2011 en tot 8 maart 2012;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven te Middelburg door mr. S. Kuypers, voorzitter,
mr. M.J.L. Holierhoek en mr. G.H. Nomes, kinderrechters, in tegenwoordigheid van
Y.W. Bogaard als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 maart 2011.
(YB)?