ECLI:NL:RBMID:2011:BP8819

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
2 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Awb 11/134
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening wegens gebrek aan spoedeisend belang in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Middelburg op 2 maart 2011 uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening, ingediend door verzoeker, die bezwaar had gemaakt tegen de vergunningverlening aan vergunninghouders voor het uitoefenen van een horecabedrijf en het inrichten van een terras op openbare grond. De vergunning was verleend door de burgemeester van de gemeente Middelburg op 30 december 2010. Verzoeker stelde dat de vergunning zou leiden tot een waardedaling van zijn woning en dat hij en zijn vrouw te maken hadden met gezondheidsproblemen, wat volgens hem een spoedeisend belang zou rechtvaardigen voor het treffen van een voorlopige voorziening.

Tijdens de zitting op 24 februari 2011 heeft verzoeker zijn standpunt toegelicht, waarbij hij zijn zorgen over de waardedaling van zijn woning en zijn gezondheid naar voren bracht. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat er geen spoedeisend belang aanwezig was. De voorzieningenrechter merkte op dat de woning van verzoeker op dat moment niet te koop was en dat de gestelde waardedaling niet voldoende onderbouwd was. Ook de gezondheidsklachten van verzoeker en zijn vrouw werden niet als voldoende spoedeisend belang beschouwd.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat er geen sprake was van een spoedeisend belang zoals bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak werd gedaan door mr. W.M.P. van Alphen, in tegenwoordigheid van griffier mr. M.H.Y. Snoeren-Bos, en werd op 2 maart 2011 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector bestuursrecht
AWB nummer: 11/134 VV
Uitspraak van de voorzieningenrechter voor bestuursrechtelijke zaken
op het verzoek om toepassing van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (voorlopige voorziening)
inzake
[naam 1],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
gemachtigde mr. dr. A. Holleman,
tegen
de burgemeester van de gemeente Middelburg,
verweerder.
I. Procesverloop
Op 30 december 2010 heeft verweerder [naam 2] en [naam 3] (hierna: vergunninghouders) vergunning verleend op grond van artikel 2.3.1.2, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening Middelburg 1997 (hierna: APV) voor het uitoefenen van een horecabedrijf op het perceel plaatselijk bekend [adres] te [plaats]. Tevens heeft verweerder vergunninghouders bij separaat besluit van 30 december 2010 vergunning verleend voor het inrichten van een terras op openbare grond voor het pand [adres] te [plaats] ([naam pand]).
Tegen deze besluiten heeft verzoeker bezwaar gemaakt. Tevens heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het verzoek is op 24 februari 2011 behandeld ter zitting. Verzoeker is daar in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden H.P. Koster en H.G. Huige. Tevens waren aanwezig [naam 2] en [naam 3], vergunninghouders.
II. Overwegingen
1. Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. Verzoeker heeft ter onderbouwing van het spoedeisend belang gesteld dat zijn woning als gevolg van het bestreden besluit in waarde daalt en onverkoopbaar wordt, alsmede dat het spoedeisend belang zijn grondslag vindt in de slechte gezondheid van verzoeker en zijn vrouw. Ter zitting heeft verzoeker nader toegelicht dat hij aan de ziekte van lyme lijdt, als gevolg waarvan hij vroeg naar bed wenst te gaan. Zijn vrouw is reeds enkele malen overspannen geweest. Voorts heeft hij toegelicht dat de woning momenteel niet te koop wordt aangeboden, maar dat het spoedeisend belang erin is gelegen dat de woning als gevolg van de komst van de cafetaria in waarde is gedaald en daardoor voor hen onverkoopbaar is geworden.
3. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan in de gestelde waardedaling van de betreffende woning – mede gelet op het feit dat ter zitting van de zijde van verzoeker is bevestigd dat de woning momenteel niet te koop is – geen spoedeisend belang worden onderscheiden. Ook de gestelde en niet nader onderbouwde slechte gezondheid van zowel verzoeker als zijn vrouw kan er niet toe leiden dat zij een spoedeisend belang hebben als bedoeld in artikel 8:81 van de Awb om een voorlopige voorziening te treffen. Hierbij weegt de voorzieningenrechter mee dat het in casu een overname van een bestaande zaak betreft.
4. Nu er geen sprake is van spoedeisend belang dient het verzoek om voorlopige voorziening te worden afgewezen. Hetgeen overigens ter zake is aangevoerd kan niet tot een ander oordeel leiden. Voor een proceskostenveroordeling is voorts geen aanleiding.
III. Uitspraak
De voorzieningenrechter van de Rechtbank Middelburg
wijst het verzoek om voorlopige voorziening wegens gebrek aan spoedeisend belang af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.M.P. van Alphen als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.H.Y. Snoeren-Bos, griffier en op 2 maart 2011 in het openbaar uitgesproken.
Griffier, Voorzieningenrechter,
Afschrift verzonden op: 2 maart 2011