RECHTBANK MIDDELBURG
Sector bestuursrecht
AWB nummers: 10/543 en 10/1062
Uitspraak van de meervoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken
A
1. [naam 1], 2. [naam 2], 3. [naam 3], 3. [naam 4], 4. [naam 5], 5. [naam 6], 6. [naam 7], 7. [naam 8], 8. [naam 9], 9. [naam 10] (zich noemend: het buurtschap “Havenzicht”)
allen wonende te [woonplaats],
eisers in zaak 10/543,
B
1. [naam 2], 2. [naam 3],
beide wonende te [woonplaats],
eisers in zaak 10/1062,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Goes,
te Goes,
verweerder.
Op 17 februari 2010 heeft verweerder aan Ontwikkelcombinatie Goese Schans V.O.F. te Rosmalen (vergunninghouder) bouwvergunning eerste fase verleend voor het oprichten van 120 woningen op de percelen kadastraal bekend gemeente Goes, sectie [kadastrale aanduiding], nummer [kadastrale aanduiding].
Tegen dit besluit hebben de eisers genoemd onder A, zich noemend het buurtschap “Havenzicht” (hierna: het buurtschap), bezwaar gemaakt.
Bij uitspraak van 22 maart 2010 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank het door eisers genoemd onder B ingediende verzoek om een voorlopige voorziening te treffen afgewezen.
Bij besluit van 25 mei 2010, verzonden 27 mei 2010, heeft verweerder de bezwaren van het buurtschap ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft het buurtschap op 7 juli 2010, ingekomen 9 juli 2010, beroep ingesteld bij de rechtbank.
Bij besluit van 1 september 2010 heeft verweerder aan de hiervoor genoemde vergunninghouder bouwvergunning tweede fase verleend voor het oprichten van voormelde 120 woningen.
Het buurtschap (waaronder de eisers genoemd onder B) heeft daartegen een bezwaarschrift, gedateerd 12 oktober 2010, bij verweerder ingediend dat op 14 oktober 2010 aldaar is ingekomen.
Op 11 december 2010 hebben eisers genoemd onder B de voorzieningenrechter gevraagd een voorlopige voorziening te treffen, welk verzoek bij uitspraak van 28 december 2010 is afgewezen.
Bij besluit van 9 december 2010, verzonden 13 december 2010, heeft verweerder de bezwaren van het buurtschap ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit hebben eisers genoemd onder B op 22 december 2010 beroep ingesteld bij de rechtbank.
De beroepen zijn op 25 januari 2011 behandeld ter zitting. Van eisers zijn daar in persoon verschenen [naam 2], [naam 5], [naam 8]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde mr. P.J. Daniëlse. Namens vergunninghouder zijn verschenen gemachtigde mr. P.M.J. de Haan, advocaat te Breda, en
[naam], directeur-bestuurder van RWS en woordvoerder namens vergunninghouder.
1. Het bouwplan ziet op het oprichten van 120 woningen op de percelen Houtkade 300 t/m 328, Ketelkade 101 t/m 115, Ketelkade 119 t/m 135, Ketelkade 139 t/m 155, Scheepstimmermansstraat 1 t/m 15, Stadsvisserijstraat 1 t/m 17, Wachthuisstraat 1 t/m 23 en Kalkblusserijstraat 1 t/m 31 te Goes. Op 17 februari 2010 heeft verweerder voor dit plan een bouwvergunning eerste fase verleend en op 1 september 2010 heeft verweerder een bouwvergunning tweede fase verleend.
2. Bij besluiten van 25 mei 2010 en van 9 december 2010 heeft verweerder deze besluiten gehandhaafd.
3. Het buurtschap heeft tegen het besluit van 25 mei 2010, dat ziet op de bouwvergunning eerste fase, beroep ingesteld en de eisers onder B hebben op 22 december 2010 tegen het besluit, dat ziet op de bouwvergunning tweede fase.
De ontvankelijkheid van het beroep van het buurtschap.
4. Ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift zes weken. Die termijn vangt ingevolge artikel 6:8, eerste lid, van de Awb aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt. In artikel 6:9, tweede lid, van de Awb is bepaald dat bij verzending per post een bezwaar- of beroepschrift tijdig is ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
5. Het besluit van 25 mei 2010 is op 27 mei 2010 verzonden en bekendgemaakt. De beroepstermijn is aangevangen op 28 mei 2010 en eindigde op 8 juli 2010.
6. Het buurtschap heeft bij schrijven gedateerd 7 juli 2010 beroep ingesteld en het beroepschrift is op 9 juli 2010 bij de rechtbank ingekomen. Op de enveloppe waarmee het beroepschrift ter post is bezorgd staat de datum van 8 juli 2010 vermeld. De rechtbank stelt vast dat het beroep daarmee voor het einde van de beroepstermijn ter post is bezorgd en niet later dan een week na afloop van die termijn is ingekomen. De rechtbank concludeert dat het beroep tegen het besluit van 25 mei 2010 ontvankelijk is.
De ontvankelijkheid van het bezwaar van het buurtschap.
7. Ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift zes weken. Die termijn vangt ingevolge artikel 6:8, eerste lid, van de Awb aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt. In artikel 6:9, eerste lid, van de Awb is bepaald dat een bezwaar- of beroepschrift tijdig is ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.
8. Het buurtschap heeft bij schrijven gedateerd 12 oktober 2010 bezwaar gemaakt tegen de bouwvergunning tweede fase van 1 september 2010 die op diezelfde datum aan de aanvrager is verzonden en bekendgemaakt. De bezwaartermijn is aangevangen op 2 september 2010 en eindigde op 13 oktober 2010 om 24.00 uur. De openbare kennisgeving van voormeld besluit op 8 september 2010 doet aan de datum van aanvang en van het einde van de bezwaartermijn niet af. De kennisgeving betreft slechts de mededeling van het besluit als bedoeld in artikel 3:43 van de Awb.
9. Niet in geschil is dat het bezwaarschrift van het buurtschap op 14 oktober 2010 na het einde van de bezwaartermijn bij verweerder is ingekomen. Ter zitting is namens het buurtschap verklaard dat het bezwaarschrift op 13 oktober 2010 ’s avonds om ongeveer 18.30 uur in de brievenbus van verweerder aan de achterzijde van het stadskantoor is gedeponeerd. Een interieurverzorgster van het stadskantoor kan dit volgens het buurtschap bevestigen omdat aan deze persoon is gevraagd aan welke zijde van het gebouw zich de brievenbus bevond. Verweerder heeft ter zitting verklaard dat het stadskantoor vanaf 18.00
’s avonds gesloten is. Na dit tijdstip is het niet meer mogelijk om brieven persoonlijk aan de balie af te geven, aldus verweerder. De post in de brievenbus is de dag na 13 oktober 2010 geleegd en voor ontvangst afgestempeld.
10. De rechtbank acht het gelet op het relaas van het buurtschap voldoende aannemelijk geworden dat het bezwaarschrift nog voor het einde van de bezwaartermijn bij verweerder is ingekomen en dat het bezwaarschrift daarmee tijdig is ingediend. De rechtbank ziet daarom geen reden om het bestreden besluit van 9 december 2010 hierom te vernietigen en het bezwaarschrift alsnog niet-ontvankelijk te verklaren.
De rechtbank overweegt verder als volgt.
11. In artikel 1.3, eerste lid, van de Invoeringswet Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is bepaald dat indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een aanvraag om bouwvergunning eerste fase als bedoeld in artikel 56a van de Woningwet is ingediend en op dat tijdstip nog geen sprake is van zowel een onherroepelijke bouwvergunning eerste fase als een onherroepelijke bouwvergunning tweede fase, het onmiddellijk voor dat tijdstip geldende recht van toepassing blijft op:
d. de bouwvergunning eerste fase en de bouwvergunning tweede fase.
12. De rechtbank stelt vast dat gelet op het bepaalde in artikel 1.3 van de Invoeringswet Wet algemene bepalingen omgevingsrecht artikel 44 en artikel 56a van de Woningwet, zoals deze luidden tot 1 oktober 2010, van toepassing zijn.
13. In artikel 44, eerste lid, van de Woningwet, zoals dit luidde tot 1 oktober 2010, is bepaald dat
de reguliere bouwvergunning slechts mag en moet worden geweigerd, indien:
a. de aanvraag en de daarbij overgelegde gegevens naar het oordeel van burgemeester en wethouders niet aannemelijk maken dat het bouwen waarop de aanvraag betrekking heeft voldoet aan de voorschriften die zijn gegeven bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 2 of 120;
b. de aanvraag en de daarbij overgelegde gegevens naar het oordeel van burgemeester en wethouders niet aannemelijk maken dat het bouwen waarop de aanvraag betrekking heeft voldoet aan de voorschriften die zijn gegeven bij de bouwverordening of, zolang de bouwverordening daarmee nog niet in overeenstemming is gebracht, met de voorschriften die zijn gegeven bij een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 8, achtste lid, dan wel bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 120;
c. het bouwen in strijd is met een bestemmingsplan of met de eisen die krachtens zodanig plan zijn gesteld dan wel met een projectbesluit als bedoeld in artikel 3.10, 3.27 of 3.29 van de Wet ruimtelijke ordening of met een besluit als bedoeld in artikel 3.40, 3.41 of 3.42 van die wet;
d. het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk of de standplaats, waarop de aanvraag betrekking heeft, met uitzondering van een tijdelijk bouwwerk als bedoeld in artikel 45, eerste lid, zowel op zichzelf beschouwd als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, in strijd is met redelijke eisen van welstand, beoordeeld naar de criteria, bedoeld in artikel 12a, eerste lid, onderdeel a, tenzij burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat de bouwvergunning niettemin moet worden verleend, of
e. voor het bouwen een vergunning ingevolge de Monumentenwet 1988 of een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening is vereist en deze niet is verleend;
f. het bouwen in strijd is met de regels, gesteld bij of krachtens een verordening als bedoeld in artikel 4.1, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 4.3, derde lid, van die wet;
g. het bouwen een bouwplan betreft, dat bij algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 6.12, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening, is aangewezen, en in strijd is met een exploitatieplan of met krachtens zodanig plan gestelde eisen.
In artikel 56a van de Woningwet, zoals dit luidde tot 1 oktober 2010, is het volgende bepaald:
1. Een reguliere bouwvergunning wordt op aanvraag in twee fasen verleend.
2. De bouwvergunning eerste fase mag slechts en moet worden geweigerd indien een weigeringsgrond als bedoeld in artikel 44, eerste lid, onderdeel b, c, d, e, f of g, van toepassing is, met dien verstande dat onderdeel b van dat lid slechts van toepassing is voor zover de daar bedoelde voorschriften van stedenbouwkundige aard zijn.
3. De bouwvergunning tweede fase mag slechts en moet worden geweigerd indien een weigeringsgrond als bedoeld in artikel 44, eerste lid, onderdeel a of b, van toepassing is, met dien verstande dat onderdeel b van dat lid niet van toepassing is voor zover de daar bedoelde voorschriften van stedenbouwkundige aard zijn.
14. Voorts stelt de rechtbank vast dat gelet op de omvang van het bouwplan, artikel 2:9, eerste lid, onder a ten eerste en ten tweede, van de Crisis- en herstelwet, dat ziet op projecten van ten minste 12 en ten hoogste 2000 dan wel 1500 woningen, afhankelijk van het aantal ontsluitingswegen, op onderhavige procedures van toepassing is.
15. Het buurtschap heeft in de brief van 5 januari 2011 gesteld dat vergunninghouder ten onrechte door de rechtbank als derde belanghebbende in deze procedures is aangemerkt.
16. De rechtbank stelt voorop dat de vergunninghouder als zodanig belanghebbende is bij procedures over de aan hem verstrekte vergunning. De rechtbank heeft vastgesteld dat vergunninghouder in de loop van de procedures in de gelegenheid is gesteld om als belanghebbende aan de procedures deel te nemen. Aanvankelijk heeft vergunninghouder daar geen gebruik van gemaakt. Vergunninghouder is door verweerder uitgenodigd om deel te nemen aan de bezwaarprocedures, maar hij is daar niet ter hoorzitting verschenen. Vergunninghouder heeft als belanghebbende deelgenomen aan de voorlopige voorzieningprocedures 10/187 en 10/1045. In laatstgenoemde procedure is vergunninghouder door de voorzieningenrechter ter zitting van 24 december 2010 herinnerd aan de mogelijkheid om deel te nemen aan onderhavige procedures, waarna vergunninghouder zich alsnog heeft gesteld als derde belanghebbende. De rechtbank is niet gebleken dat de voorzieningenrechter daarbij op niet aanvaardbare wijze heeft gehandeld. Voorts verzet het bepaalde in artikel 8:26, eerste lid, van de Awb zich niet tegen deelname van een belanghebbende aan een procedure in een later stadium. Tot de sluiting van het onderzoek ter zitting kan de rechtbank immers belanghebbenden, hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek, in de gelegenheid stellen als partij aan het geding deel te nemen. De rechtbank verklaart de grief van het buurtschap op dit punt ongegrond.
17. Niet in geschil is dat eisers als belanghebbenden bij de bestreden besluiten kunnen worden aangemerkt.
18. Verweerder heeft het bouwplan getoetst aan het bestemmingsplan “Goese Schans” dat bij besluit van 18 september 2008 door de raad van de gemeente Goes is vastgesteld. Dit plan is bij besluit van 12 mei 2009 door Gedeputeerde Staten van de provincie Zeeland (GS) gedeeltelijk goedgekeurd. Bij uitspraak van 22 december 2010 (LJN: BO8297) heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) het goedkeuringsbesluit van GS vernietigd en zelf voorziend alsnog goedkeuring onthouden aan voormeld bestemmingsplan.
19. Ingevolge rechtspraak van de Afdeling (LJN: AA 4296) komt aan de vernietiging van een goedkeuringsbesluit van een bestemmingsplan door de Afdeling geen terugwerkende kracht toe. Met in achtneming hiervan stelt de rechtbank vast dat het bestemmingsplan “Goese Schans” vanaf 6 augustus 2009 tot de datum van bovengenoemde uitspraak van de Afdeling 22 december 2010 van kracht was. De aanvragen bouwvergunning eerste en tweede fase zijn ingediend op 30 oktober 2009 respectievelijk op 22 juni 2010. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder dit bestemmingsplan dan ook terecht als toetsingskader voor de aanvragen gehanteerd, nu de bestreden besluiten voor de datum van 22 december 2010 zijn genomen.
20. Het buurtschap heeft gesteld dat GS bij hun besluit van 12 mei 2009 reeds goedkeuring hebben onthouden aan dat deel van het plan dat op de plankaart staat vermeld met de bestemmingen Wonen II (WII) en Wonen Uit te werken (W-U). Bovendien kan er volgens het buurtschap niet gebouwd worden in verband met de toegestane geluidszone in het gebied. Zij verwijzen in dit verband naar de overwegingen van de Afdeling over het stap 3 besluit waaraan door de Afdeling alsnog goedkeuring is onthouden en dat de oude geluidszone is komen te herleven.
21. Uit bovengenoemd besluit blijkt dat GS destijds goedkeuring hebben onthouden aan artikel 13.2.1 onder c van de planvoorschriften van het bestemmingsplan “Goese Schans” dat ziet op het op de plankaart met “bebouwingszone B” aangeduide gebied. De rechtbank stelt vast dat het bouwplan is gesitueerd in een gebied dat op de plankaart is aangeduid met WII. De “bebouwingszone B” is op dat gebied niet van toepassing. Naar het oordeel van de rechtbank leveren de voorschriften van het bestemmingsplan op dit punt derhalve geen beletsel op voor verlening van de bouwvergunning eerste fase.
22. Bij het bestemmingsplan is een voorschriftenkaart 2 gevoegd waarin een geluidszone voor industrielawaai is op genomen. In concreto betreft de industrie een betonfabriek- en centrale. Daarin is een grens opgenomen met een waarde van 50 dB(A). Die waarde mag door de betonfabriek buiten die grens niet overschreden worden. Voorts is gebleken dat verweerder bij besluit van 12 augustus 2008 hogere geluidgrenswaarden als bedoeld in de Wet geluidhinder heeft vastgesteld voor de hoogst toelaatbare geluidsbelasting voor een industrieterrein en voor een weg. Dit besluit is bij uitspraak van de Afdeling van 22 december 2010 (nr 200905045/1/M3) in stand gebleven en onherroepelijk geworden. Aan de geluidszone in voorschriftenkaart 2 hebben GS geen goedkeuring onthouden. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bouwplan buiten deze geluidszone zal worden gerealiseerd. Naar het oordeel van de rechtbank is het bouwplan op dit punt evenmin in strijd met het bestemmingsplan.
23. Het bouwplan is op 9 februari 2010 van een positief welstandsadvies voorzien. Ingevolge vaste rechtspraak mag verweerder aan een dergelijk advies doorslaggevende betekenis toekennen, tenzij sprake is van zodanige gebreken dat verweerder het advies niet of niet zonder meer aan zijn oordeel ten grondslag had mogen leggen.
De rechtbank is niet gebleken dat van zodanige gebreken sprake is. Ook heeft het buurtschap geen advies overgelegd van een deskundig te achten persoon of gemotiveerd betwist dat het advies niet in overeenstemming is met volgens de welstandnota geldende criteria. De rechtbank merkt op dat het buurtschap wel kanttekeningen heeft gemaakt bij de hoogte van het appartementengebouw van 24 tot 30 meter langs het kanaal van Goes en dat volgens het buurtschap het gebouw van een grote massieve wand zal worden voorzien en nog andere te realiseren hoogbouw. Te dien aanzien stelt de rechtbank vast dat de oprichting van deze gebouwen geen deel uitmaakt van onderhavige vergunningverlening.
24. De rechtbank heeft vastgesteld dat de hoekwoningen 62 en 112 blijkens de bouwvergunningaanvraag eerste fase zijn geschrapt in de bijlage die aan de aanvraag is gevoegd. Naar het oordeel van de rechtbank ziet de bouwvergunning eerste fase dan ook niet op deze woningen. Dit betekent naar haar oordeel dat voor deze woningen ook geen bouwvergunning tweede fase is aangevraagd en dat deze woningen buiten de vergunningverlening tweede fase vallen. De hoekwoning 122 is naar het oordeel van de rechtbank wel betrokken geweest bij de verlening van de bouwvergunning eerste fase. Naar het oordeel van de rechtbank komt dit overeen met de verklaring van verweerder ter zitting dat het aanvankelijke bouwplan 122 woningen omvatte en dat de vergunningverlening ziet op 120 woningen. De grond van eisers onder B treft geen doel.
25. Eisers onder B hebben gesteld dat de EPW-berekeningen (Energie Prestatie Waarde) van de woningen van het type XXL-GS niet zijn gecontroleerd. De rechtbank stelt vast dat eisers onder B deze grond niet hebben onderbouwd en dat zij de stelling van verweerder en vergunninghouder dat de woningen op dit punt aan de eisen voldoen niet hebben weersproken.
26. Ter zitting heeft verweerder verklaard dat de schuttingen die volgens eisers onder B om de woningen en de tuinen worden gezet niet bij de vergunningverlening zijn betrokken. De rechtbank ziet hierin geen aanleiding om de vergunninglening om die reden onrechtmatig te achten.
27. Verweerder en vergunninghouder hebben ter zitting verklaard niet bekend te zijn met de aanwezigheid van drijfzand in het in geding zijnde gebied. Zij hebben verder verklaard dat bij de bouw gebruik gemaakt zal worden heipalen en dat er geen aanwijzingen zijn dat de constructieve veiligheid van de op te richten woningen in het geding zal zijn. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de juistheid van deze verklaringen te twijfelen.
28. De overige door het buurtschap en eisers onder B aangevoerde gronden vallen naar het oordeel van de rechtbank buiten het limitatief-imperatieve beoordelingskader van artikel 44 van de Woningwet en die gronden zijn voorts besproken in de uitspraak van de Afdeling van 22 december 2010 (LJN: BO8297).
29. De rechtbank concludeert dat nu zich geen weigeringsgronden als bedoeld in artikel 44, eerste lid, van de Woningwet voordoen, verweerder gehouden was de gevraagde bouwvergunningen eerste fase en tweede fase te verlenen.
30. De beroepen van het buurtschap en van eisers onder B dienen daarom ongegrond te worden verklaard.
31. Er is geen aanleiding voor uitspreken van een kostenveroordeling.
verklaart de beroepen tegen de besluiten van 25 mei 2010 en 9 december 2010 ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Dijkman als voorzitter en mr. R.C.M. Reinarz en
mr. A.J. van der Knijff als leden, in tegenwoordigheid van mr. W. Evenhuis als griffier en op
3 maart 2011 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA's-Gravenhage.
Op grond van artikel 1.6a van de Crisis- en herstelwet kunnen na genoemde zes weken geen gronden meer worden aangevoerd.
Afschrift verzonden op: 3 maart 2011