ECLI:NL:RBMID:2011:BP5095
Rechtbank Middelburg
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tussentijdse appel inzake aansprakelijkheid Provincie Zeeland
In deze zaak heeft de Rechtbank Middelburg op 26 januari 2011 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiser], wonende te Terneuzen, en de Provincie Zeeland. De zaak betreft een verzoek van de Provincie Zeeland om tussentijds hoger beroep in te stellen tegen een tussenvonnis van 17 november 2010. De Provincie stelt dat het in het belang van partijen, en met name [eiser], is om onnodige kosten voor deskundigen te vermijden. De Provincie betoogt dat het tussenvonnis niet in stand kan blijven en heeft verschillende gronden aangevoerd voor haar verzoek. [Eiser] verzet zich tegen het verzoek en stelt dat er geen gronden zijn om het verzoek te honoreren, en dat tussentijds hoger beroep de kosten juist zal verhogen en het proces zal vertragen.
De rechtbank overweegt dat volgens artikel 337 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) hoger beroep van tussenvonnissen slechts tegelijk met dat van het eindvonnis kan worden ingesteld, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die een afwijking rechtvaardigen. De rechtbank oordeelt dat de door de Provincie aangevoerde omstandigheid van het vermijden van onnodige kosten onvoldoende gewicht heeft. De rechtbank concludeert dat de kosten voor [eiser] niet opwegen tegen de kosten van een tussentijds hoger beroep. Bovendien heeft de Provincie nieuwe argumenten die zij aan het hof wil voorleggen, maar deze rechtvaardigen geen uitzondering op de hoofdregel van artikel 337 lid 2 Rv. De rechtbank wijst daarom het verzoek om verlof voor het instellen van tussentijds hoger beroep af.
Ten slotte merkt de rechtbank op dat, voor zover de Provincie verzoekt om terug te komen op het tussenvonnis van 17 november 2010, er geen aanleiding is om dit verzoek te honoreren. De rechtbank bevestigt dat het causaliteitsvraagstuk in het kader van het deskundigenbericht aan de orde kan komen, maar dit staat los van het verzoek om tussentijds hoger beroep.