ECLI:NL:RBMID:2011:BP2658

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
31 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/700182-10 [P]
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Hopmans
  • A. Geelhoed
  • J. Jaspers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelnemen aan een criminele organisatie en vervaardigen van metamfetamine

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Middelburg op 31 januari 2011 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van deelname aan een criminele organisatie, het vervaardigen van metamfetamine en gewoontewitwassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte schuldig is aan het leiden en financieren van een drugslaboratorium voor de productie van metamfetamine. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien jaar. De rechtbank oordeelde dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging, ondanks het verweer van de verdediging dat de vervolging geschorst diende te worden vanwege het niet volledig ter beschikking stellen van het dossier. De rechtbank verwierp dit verweer, aangezien de verdediging de gelegenheid had gekregen om de relevante stukken in te zien.

De rechtbank achtte het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in de periode van 1 juli 2009 tot en met 3 juni 2010, samen met anderen, heeft deelgenomen aan een organisatie die tot doel had het plegen van misdrijven, waaronder het opzettelijk vervaardigen van synthetische harddrugs. De verdachte had een leidende rol binnen deze organisatie, waarbij hij verantwoordelijk was voor de infrastructuur en financiën van het laboratorium. De rechtbank concludeerde dat de verdachte ook opzettelijk metamfetamine had vervaardigd en aanwezig had gehad, en dat hij zich schuldig had gemaakt aan gewoontewitwassen door geld dat van misdrijf afkomstig was, in het economisch verkeer te brengen.

De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de gevolgen voor de volksgezondheid en het milieu, en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten. Gezien de professionele opzet van het laboratorium en de leidende rol van de verdachte, werd een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van tien jaar passend geacht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector strafrecht
parketnummer: 12/700182-10
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 31 januari 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1948],
wonende te [adres]
raadsman mr. Dorsman, advocaat te Rotterdam.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 17 januari 2011. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman. De officier van justitie mr. De Smet-Dierckx en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
2 De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, te weten dat:
1.
hij op één of meerdere tijdstip(pen),in of omstreeks de periode van 01 juli 2009 tot en met 03 juni 2010, te Kerkwerve, in de gemeente Schouwen-Duiveland en/of te Rotterdam, althans (elders) in Nederland,(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen,althans alleen heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband tussen verdachte en/of [medeverdachte 1]
en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of een of meer andere perso(o)n(en), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het (telkens) opzettelijk vervaardigen,althans bereiden, bewerken,verwerken,verkopen,afleveren,verstrekken of vervoeren van middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I (synthetische harddrugs, w.o.metamfetamine);
art 140 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op één of meer tijdstip(pen), in of omstreeks de periode van 1 juli 2009 tot en met 03 juni 2010,in elk geval in of omstreeks de periode van 01
oktober 2009 tot en met 03 juni 2010 te Kerkwerve, in de gemeente Schouwen-Duiveland, tesamen en in vereniging met (een) ander(en), althans
alleen, (telkens) opzettelijk heeft vervaardigd, althans (telkens) opzettelijk heeft bereid, en/of bewerkt, en/of verwerkt, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad (een) hoeveelhe(i)d(en) van (een) stof(fen) bevattende metamfetamine en/of amfetamine, en/of
3,4-methyleendioxyethylamfetamine (MDEA (XTC)) en/of
3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA (XTC)) en/of tenamfetamine (MDA (XTC)),
althans en in elk geval (telkens) (een) middel(en) vermeld op de bij de
Opiumwet behorende lijst I;
art 2 lid 1 ahf/onder D Opiumwet
art 2 ahf/ond B Opiumwet
art 10 lid 1 ahf/ond a alinea Opiumwet
3.
hij op of omstreeks 03 juni 2010 te Kerkwerve, in de gemeente Schouwen-Duiveland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 19.340 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende metamfetamine, zijnde metamfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 3 Opiumwet
4.
hij op één of meer tijdstip(pen),in of omstreeks de periode van 01 juli 2009 tot en met 03 juni 2010, te Kerkwerve, in de gemeente Schouwen-Duiveland, althans in Nederland,tezamen en in vereniging met een ander of anderen,althans alleen (telkens) (een) voorwerp(en), te weten één of meer geldbedrag(en) heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans daarvan gebruik heeft gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en) dat bovenomschreven voorwerp(en) (telkens) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf, van welk vorenomschreven misdrijf verdachte en/of zijn mededader(s) een gewoonte hebben/heeft gemaakt;
art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht
3 De voorvragen
3.1 De geldigheid van de dagvaarding
De dagvaarding is geldig.
3.2 De bevoegdheid van de rechtbank
De rechtbank is bevoegd.
3.3 De ontvankelijkheid van de officier van justitie en de schorsing der vervolging
3.3.1 Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de vervolging dient te worden geschorst nu het Openbaar Ministerie na herhaaldelijk verzoek van de raadsman heeft verzuimd het volledige dossier ter beschikking te stellen. Zonder het volledige dossier kan volgens hem niet beoordeeld worden of de opsporingsbevoegdheden zijn uitgevoerd naar de regels der kunst. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat, indien het Openbaar Ministerie weigert het dossier aan te vullen met de betreffende stukken, zij dan niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in de vervolging tegen verdachte.
3.3.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat reeds jaren de regel geldt dat kan worden volstaan met het bieden van de gelegenheid de stukken waaraan de raadsman refereert, in te komen zien op het parket. Zij heeft daarbij verwezen naar de jurisprudentie van de Hoge Raad van 18 februari 1994, NJ 1994, 295. Uit de correspondentie kan worden afgeleid dat deze gelegenheid aan de verdediging is geboden. Hiervan is echter geen gebruik gemaakt door de raadsman.
3.3.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het verweer strekkende tot schorsing der vervolging dient te worden verworpen. Schorsing der vervolging ex. artikel 14-16 van het Wetboek van Strafvordering kan enkel in de aldaar genoemde situaties worden toegepast. Hetgeen door de raadsman is aangevoerd is geen reden om tot schorsing van de vervolging over te gaan.
Het verweer strekkende tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie dient naar het oordeel van de rechtbank eveneens te worden verworpen. Niet-ontvankelijk verklaring van het openbaar ministerie vindt enkel plaats bij een zeer ernstige schending van de procesorde. Daarvan is hier geen sprake. Het openbaar ministerie heeft immers de bevoegdheid om de stukken in het dossier te voegen die zij relevant acht. Bovendien is uit het dossier en uit het verhandelde ter zitting gebleken dat de raadsman in de gelegenheid is gesteld de betreffende stukken in te zien. Het openbaar ministerie is dan ook ontvankelijk in zijn vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde zoals nader in haar op schrift gestelde requisitoir onderbouwd. Kort samengevat heeft zij voor wat betreft feit 1 aangevoerd dat verdachte zodanige gedragingen heeft verricht die te kwalificeren zijn als gedragingen die strekken en rechtstreeks verband houden van de verwezenlijking van het oogmerk, de opzet van een metamfetamine-laboratorium en de productie daarvan. Nu deze gedragingen tevens rechtstreeks betrekking hadden op de vervaardiging van metamfetamine kan volgens de officier van justitie tevens het ten laste gelegde onder 2 wettig en overtuigend bewezen worden. Ook is uit de vastlegging van het NFI gebleken dat er sprake was een laboratorium waar daadwerkelijk metamfetamine werd geproduceerd. Met betrekking tot feit 3 heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte de beschikkingsmacht over de sleutel van de container had en daarmee ook over de aangetroffen 19,340 kg metamfetamine. Voor wat betreft feit 4 heeft de officier van justitie aangevoerd dat gebleken is dat verdachte meerdere grote bedragen uitgeeft aan onder andere huur van containers en auto’s dan dat hij aan inkomsten ontvangt. Uit de opgesomde bewijsmiddelen volgt dat het niet anders kan zijn dan dat deze geldbedragen een criminele herkomst hebben.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden en dat verdachte daarvan integraal vrijgesproken dient te worden. Hij heeft daartoe aangevoerd dat niet is aangetoond dat de spullen die verdachte bij de containers heeft gebracht gebruikt zijn voor de vervaardiging van metamfetamine. Met het tot zijn beschikking hebben van de sleutel van de containers is de betrokkenheid van verdachte niet aangetoond nu dit logischerwijs voortvloeit uit het feit dat hij degene is die de containers huurde. Een bewuste en nauwe samenwerking met verdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] is op geen enkele wijze vast komen te staan. Ook is niet gebleken van feitelijke handelingen van de zijde van verdachte in het vervaardigen van metamfetamine. Nu ook medeverdachte [medeverdachte 2] is vrijgesproken volgt daaruit dat ook verdachte vrijgesproken dient te worden. Er is geen enkel direct verband tussen de productie van metamfetamine en de aanwezigheid van verdachte bij het laboratorium. Ten aanzien van feit 4 heeft de raadsman opgemerkt dat de stelling dat verdachte meer uitgeeft dan dat hij aan inkomsten heeft, elke feitelijke onderbouwing mist.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
4.3.1 Vaststaande feiten
De volgende feiten zijn namens verdachte ter zitting niet weersproken en/of namens verdachte bevestigd:
- Op donderdag 4 juni 2010 omstreeks 00.30 werd in twee geschakelde zeecontainers achter een loods op het terrein [adres terrein] een installatie aangetroffen voor het produceren van metamfetamine volgens de verhoogde druk methode met behulp van BMK. De linkercontainer was ingericht als laboratorium en de rechter container was ingericht ten behoeve van de kristallisatie .
- In de hal tussen de geschakelde containers bevond zich 19.340 gram wit poeder indicatief metamfetamine . Analyse van monsters wees uit dat het metamfetamine betrof .
- Onderzoek op diverse sporendragers uit de containers wees uit dat deze resten droegen van metamfetamine uit BMK .
- Verdachte heeft de containers gehuurd van [medeverdachte 2] ingaande juli 2009 voor
€ 357,- incl. BTW .
- Verdachte heeft de containers bezocht, rijdende in een VW Caddy met het kenteken [kenteken 1] op 24 en 28 april 2010 en in een VW Caddy met het kenteken [kenteken 2] op 22 en 23 mei 2010 .
- De VW Caddy [kenteken 1] werd gehuurd door [ex-vriendin], zijnde de ex vriendin van verdachte, en de VW Caddy [kenteken 2] werd gehuurd door verdachte. [verdachte] betaalde de huur voor beide auto’s. Beide auto’s waren eigendom van [autoverhuurbedrijf] te Rotterdam.
4.3.2 Overwegingen feit 1
- In voornoemde containers werd een metamfetamine laboratorium geëxploiteerd . Daarbij waren – in ieder geval – betrokken verdachte en zijn medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3]. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] werden ’s nachts bij de inval op 4 juni 2010 op heterdaad aangehouden.
- De betrokkenheid van verdachte bij voornoemd laboratorium blijkt uit het volgende:
• Verdachte heeft de containers gehuurd en tezamen met zijn medeverdachten in gebruik genomen vanaf juli 2009 .
• Inzake de huur van de container sprak de verhuurder [medeverdachte 2] exclusief met verdachte .
• Verdachte verrichtte als enige alle betalingen aan [medeverdachte 2] en deed dat contant .
• Verdachte heeft stroom in de containers aangelegd of laten aanleggen en heeft dit exclusief met [medeverdachte 2] besproken .
• Verdachte heeft [medeverdachte 2] voor de stroom betaald .
• Verdachte heeft [medeverdachte 2] betaald voor het gat in het beton ten behoeve van de aanleg van elektriciteitskabels .
• Verdachte heeft ervoor gezorgd dat de toegangsdeur van de container werd voorzien van een nieuw slot en sprak daarover met [medeverdachte 2] .
• Verdachte was met enige regelmaat bij de containers .
• Verdachte bracht en haalde spullen naar de containers .
• Verdachte kwam ook met zijn medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] naar de containers .
• De Peugeot werd mede gehuurd door verdachte .
Uit hetgeen hierboven en onder 4.3.1 is opgenomen concludeert de rechtbank dat verdachte tezamen met zijn medeverdachten gestructureerd en duurzaam heeft samengewerkt bij de exploitatie van een laboratorium voor de vervaardiging van metamfetamine. Verdachte heeft daarmee deelgenomen aan een criminele organisatie.
- De rol van de verdachte in de criminele organisatie was als volgt:
• Verdachte en zijn medeverdachten werkten tezamen aan de exploitatie van het laboratorium. De rechtbank wijst naar hetgeen hierboven daarover is opgenomen.
• Verdachte regelde de infrastructuur voor het laboratorium: huur, stroomvoorziening, beveiliging door middel van sloten.
• Verdachte ging over de financiën: hij betaalde [medeverdachte 2] de huur en kosten van de stroomvoorziening. Voor vragen over facturen werd [medeverdachte 2] verwezen naar [verdachte] .
• [medeverdachte 3] kwam nimmer zelfstandig naar de containers .
Uit het voorgaande concludeert de rechtbank dat verdachte een leidinggevende rol in de criminele organisatie vervulde. Hij bepaalde de infrastructurele en financiële zaken en uit het dossier blijkt niet dat de medeverdachten zich daarmee bezig hielden.
Samenvattend acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 01 juli 2009 tot en met 03 juni 2010 heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die het oogmerk had het opzettelijk vervaardigen van synthetische harddrugs waaronder metamfetamine. In deze criminele organisatie vervulde verdachte een leidende rol. Zij acht verdachte derhalve schuldig aan het onder 1 tenlastegelegde.
4.3.3 Overwegingen feit 2
Uit het gestelde onder 4.3.1 en 4.3.2 concludeert de rechtbank dat verdachte tezamen en in vereniging met zijn medeverdachten in de periode van 1 juli 2009 tot en met 03 juni 2010 opzettelijk metamfetamine heeft vervaardigd. Zij acht verdachte derhalve schuldig aan het onder 2 tenlastegelegde.
4.3.4 Overwegingen feit 3
Als medepleger van de onder 4.3.2 en 4.3.3 bewezen verklaarde feiten is verdachte ook verantwoordelijk voor de aanwezigheid van in de containers aangetroffen amfetamine, zoals nader omschreven onder 4.3.1. Daarmee verwerpt de rechtbank het verweer van de raadsman dat niet is aangetoond dat verdachte behalve in de tussenruimte ook in de twee containers is geweest. Overigens is de hoeveelheid van 19.340 gram metamfetamine niet aangetroffen in de containers maar juist in die tussenruimte.
De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van 19.340 gram metamfetamine.
4.3.5 Overwegingen feit 4
Door verdachte zijn er de tenlastegelegde periode meerdere grote bedragen uitgegeven voor onder andere de huur van de containers en de auto’s. Verdachte ontvangt echter een WWB-uitkering van de Gemeente Rotterdam ten bedrage van € 579,20 . De uitgaven van verdachte bedroegen in de tenlastegelegde periode dan ook meer dan de inkomsten. Nu een afdoende verklaring van verdachte ontbreekt moet het er dan ook voor worden gehouden dat het geld van verdachte van misdrijf, in het bijzonder van de metamfetamineproductie, afkomstig was. Het witwassen, in het economisch verkeer brengen van geld dat van misdaad afkomstig, heeft een zodanig structureel karakter nu dit gedurende een langere periode plaatsvond, dat van gewoonte sprake is. e rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich in de periode van 01 juli 2009 tot en met 03 juni 2010 schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
in de periode van 01 juli 2009 tot en met 03 juni 2010, te Kerkwerve, in de gemeente Schouwen-Duiveland en te Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen, heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband tussen verdachte en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het opzettelijk vervaardigen, van middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I (synthetische harddrugs, w.o. metamfetamine);
2.
op tijdstippen, in de periode van 1 juli 2009 tot en met 03 juni 2010, te Kerkwerve, in de gemeente Schouwen-Duiveland, tezamen en in vereniging met anderen telkens opzettelijk heeft vervaardigd, hoeveelheden van (een) stof(fen) bevattende metamfetamine en/of
amfetamine, telkens (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
op 03 juni 2010 te Kerkwerve, in de gemeente Schouwen-Duiveland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 19.340 gram, van een materiaal bevattende metamfetamine, zijnde metamfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
op tijdstippen,in de periode van 01 juli 2009 tot en met 03 juni 2010, te Kerkwerve, in de gemeente Schouwen-Duiveland, tezamen en in vereniging met anderen, telkens voorwerpen, te weten geldbedragen heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen
en/of omgezet, terwijl hij en/of zijn mededaders wisten dat bovenomschreven voorwerpen telkens - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf, van welk vorenomschreven misdrijf verdachte en zijn mededaders een gewoonte hebben gemaakt;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal-en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen acht, gevorderd aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van tien jaar. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de productie van metamfetamine zeer ernstige gevolgen voor de volksgezondheid met zich meebrengt nu deze drugs bekend staat als de meest verslavende. De vervaardiging van deze drugs brengt tevens veiligheidsrisico’s met zich mee nu door de chemicaliën de kans groot is op ontploffingen. Verder wordt er ook schade aan het milieu toegebracht door dumpingen van chemicaliën. De hoogte van de straf is mede ingegeven door het feit dat er hier sprake is van een professioneel laboratorium. Daarnaast is verdachte eerder veroordeeld voor in- en uitvoer van drugs hetgeen hem er niet van weerhouden heeft opnieuw dergelijke strafbare feiten te plegen.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gelet op de door hem bepleite integrale vrijspraak geen strafmaatverweer gevoerd.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Het vervaardigen van metamfetamine is een ernstig strafbaar feit omdat deze stof een desastreuze werking heeft op gebruikers. Metamfetamine is immers een stof die sterk verslavend is en uiterst schadelijk is voor de gezondheid. Voorts levert een laboratorium als het onderhavige, waarbij chemische reacties tussen stoffen plaats vinden, (brand)gevaar op voor de omgeving en gerede kans op schade op voor het milieu. Verdachte heeft zich om al deze gevolgen niet bekommerd en slechts gehandeld uit eigenbelang en winstbejag.
De rechtbank betrekt in haar oordeel over de strafmaat dat de productie van metamfetamine op deze locatie ongeveer drie maanden heeft geduurd en dat het laboratorium een professioneel karakter had. Zij houdt voorts rekening met de meerdaadse samenloop van de criminele organisatie, het medeplegen van vervaardigen en aanwezig hebben van metamfetamine en het gewoontewitwassen.
Verdachte heeft in het geheel een leidende rol gehad. Zo heeft hij het laboratorium gefinancierd. Ook ging hij over de huur van de containers en de aanleg van het laboratorium. Zonder zijn bijdrage had het laboratorium niet kunnen bestaan.
Ook houdt de rechtbank er in het nadeel van verdachte rekening mee dat hij in het verleden eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Daarnaast heeft zij gelet op de straffen die aan de mededader en ook doorgaans voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Gelet op de hoogte van de gevangenisstraf is er geen ruimte voor het opleggen van een voorwaardelijk deel.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van tien jaar passend is. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 47, 140 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
8 De beslissing
De rechtbank:
Voorvragen
- verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging van verdachte;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: Deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
feit 2: Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder D, van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 3: Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 4: Witwassen;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van tien jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. Hopmans, voorzitter, mr. Geelhoed en mr. Jaspers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. De Jonge, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 31 januari 2011.