De verdediging heeft gepleit voor een taakstraf en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf. Er is namelijk gebleken dat de vereiste interne controle bij de gemeente Goes en bij SaBeWa op de werkzaamheden van verdachte heeft gefaald. Op die manier is verdachte in de gelegenheid gesteld om frauduleuze boekingen te (blijven) doen. De gemeente Goes was op de hoogte van de strafrechtelijke veroordeling in 1995 en toch is er voor gekozen om hem te belasten met de inning van gemeentelijke belastingen. Onduidelijk is ook of de gemeente Goes de opvolgend werkgever SaBeWa over het verleden van verdachte heeft geïnformeerd. Verdachte is dan ook op velerlei manieren de gelegenheid geboden om te frauderen. Volgens verdachte was zijn slechte financiële situatie de aanleiding en ook speelde de minder goede verstandverhouding met zijn leidinggevende bij SaBeWa een rol. Hierdoor heeft hij deels uit rancune gehandeld. Het geld is onder andere geschonken aan in het buitenland wonende vrienden en vriendinnen.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. In dat verband overweegt de rechtbank het volgende.
Vertrouwen in het openbaar bestuur is een belangrijke pijler van de rechtstaat. Aan personen die werkzaam zijn bij de overheid worden dan ook terecht hoge eisen gesteld. Een van de eisen is dat ambtenaren integer handelen. Tegen ambtenaren die welbewust en voor eigen gewin dit vertrouwen schaden, moet passend strafrechtelijk worden opgetreden.
In deze zaak heeft verdachte als ambtenaar tijdens het dienstverband bij de gemeente Goes op 26 april 2006 eenmaal valsheid in geschrift gepleegd en de gemeente Goes voor een bedrag van € 593 opgelicht. Hij was toen werkzaam bij het bureau Belastingen van de afdeling Financiën van de gemeente Goes. Verder heeft hij zich tijdens het dienstverband bij SaBeWa gedurende een periode van jaren meermalen schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift en oplichting. SaBeWa verzorgt de heffing en inning van de aanslagen gemeentelijke belastingen van de gemeenten Goes, Kapelle, Borsele en Tholen. Verdachte was werkzaam op de afdeling Invordering/Inning waar de aanslagen financieel worden verwerkt. De werkwijze van verdachte richtte zich op de aan belastingplichtigen uit te keren verminderingen of terugbetalingen. Als bleek dat het bankrekeningnummer van een belastingplichtige niet bekend was, vulde verdachte zijn eigen bankrekeningnummer in. Hij vervalste aldus uitdraaien van computerbestanden en deze uitdraaien waren de basis van de betaallijsten in de computer. Nadat de betaallijsten waren gecontroleerd en de betreffende bedragen door de bank waren uitbetaald, verwijderde verdachte zijn bankrekeningnummer.
Op deze wijze is 268 keer geld overgeboekt naar drie bankrekeningen van verdachte tot een totaalbedrag van € 85.810,25. Verdachte heeft genoemd bedrag besteed, onder andere op de Filippijnen, in Engeland en Hongkong. Ook heeft hij het geld uitgegeven aan het ontvangen van kennissen uit onder andere Mexico en Wit-Rusland.
De aanleiding voor de feiten is onder meer gelegen in een conflict dat verdachte in de beginperiode bij SaBeWa had met zijn leidinggevende. Het betrof een sollicitatie van een kennis van verdachte bij SaBeWa. Uit de verklaringen van verdachte blijkt dat verdachte toen weloverwogen heeft besloten te gaan frauderen.
Door dit handelen heeft verdachte het vertrouwen dat in hem als ambtenaar mocht worden gesteld – mede ten behoeve van zijn eigen positie – ernstig beschaamd en het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer in de overheid moet kunnen worden gesteld schade toegebracht. Daarnaast heeft hij aanzienlijke financiële schade toegebracht aan SaBeWa. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij na een periode van jarenlange detentie in verband met soortgelijke feiten, opnieuw en weloverwogen tot het plegen van de strafbare feiten is overgegaan. Daar komt bij dat hij dit heeft gedaan bij werkgevers die hem in het kader van een resocialisatietraject een kans hebben geboden om als ex-gedetineerde een nieuwe start in de maatschappij te maken. Dat werkgevers hiertoe besluiten, is lovenswaardig en het is dan ook zeer kwalijk dat verdachte op deze manier met de hem geboden kans is omgegaan. In dit verband is overigens wel opmerkelijk dat verdachte, gelet op zijn strafrechtelijk verleden, zowel bij de gemeente Goes als bij SaBeWa in een functie werkzaam is geweest waarin hij tot deze feiten heeft kunnen komen. Ook is opvallend dat de interne controle op het handelen van medewerkers van de betreffende financiële afdelingen van de werkgevers kennelijk ernstig te kort is geschoten. Bij de gemeente Goes ging het weliswaar om een eenmalige betaling maar bij SaBeWa is sprake geweest van het plegen van strafbare feiten gedurende een jarenlange periode, zonder dat dit bij interne controles aan het licht is gekomen. Het is slechts dankzij de oplettendheid van de directe collega van verdachte dat er een verdenking tegen hem is ontstaan.
In het nadeel van verdachte weegt zijn strafblad waaruit blijkt dat hij op 9 oktober 1995 tot een gevangenisstraf van zes jaar is veroordeeld wegens valsheid in geschrift en verduistering in de periode van 1986 tot en met 1994 tot een bedrag van ruim elf miljoen gulden bij zijn toenmalige werkgever. Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op een over verdachte uitgebracht advies van Reclassering Nederland waarin onder meer is vermeld dat verdachte erg calculerend over komt en een straf als een risico van het vak lijkt te zien.
Valsheid in geschrift, oplichting en witwassen zijn ernstige delicten. De positie van ambtenaren is een onderwerp dat bij herhaling in het publieke debat aan de orde wordt gesteld en altijd is de conclusie dat ambtenaren integer moeten zijn en dat de samenleving er op moet kunnen vertrouwen dat een ambtenaar zijn positie niet misbruikt ten behoeve van zijn privébelang. De aard en ernst van de bewezen verklaarde feiten, alsmede de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van substantiële duur. Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.