RECHTBANK MIDDELBURG
Sector kanton
zaak/rolnr.: 200288 / 10-1140
vonnis van de kantonrechter d.d. 20 september 2010
[A],
wonende te [adres],
eisende partij,
verder te noemen: [eiser],
gemachtigde: mr. M. Degelink,
de besloten vennootschap
LIMAGRAIN NEDERLAND B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats A],
gedaagde partij,
verder te noemen: Limagrain,
gemachtigde: mr. N.H. van Everdingen.
het verloop van de procedure
De procedure is als volgt verlopen:
- dagvaarding van 1 maart 2010,
- conclusies van antwoord, repliek en dupliek.
de beoordeling van de zaak
1. [Eiser] is geboren [in] 1958. Hij trad in dienst van de rechtsvoorganger van Limagrain op 9 april 1985. Limagrain houdt zich bezig met de groothandel in granen, maïs en grassen en met het veredelen van granen, maïs, vlas en peulvruchten. Zij is gevestigd in [vestigingsplaats A]. Daarnaast had zij een vestiging in [vestigingsplaats B]. [Eiser] verrichtte zijn arbeid in die vestiging. Zijn laatstgenoten salaris bedraagt € 2.650,-- bruto per maand exclusief 8% vakantiebijslag en 6% eindejaarsuitkering. Limagrain besloot na een positief advies van de Ondernemingsraad de vestiging in [vestigingsplaats B] begin 2010 te sluiten en de activiteiten daar te staken. In verband met die sluiting kwam zij in oktober 2008 een sociaal plan overeen met FNV Bondgenoten. [Eiser] is lid van deze vakorganisatie.
2. Het sociaal plan onderscheidt drie categorieën van werknemers, te weten key-werknemers, werknemers die op 1 januari 2010 60 jaar of ouder zijn en non-key-werknemers. Key-werknemers zijn de medewerkers die op basis van hun inhoudelijke vakkennis en ervaring van groot belang zijn voor de onderneming en voor wie geldt dat het noodzakelijk is dat zij mee overkomen naar [vestigingsplaats A] (artikel 3). Uitgangspunt voor deze werknemers is dat zij aanspraak kunnen maken op de regeling zoals bedoeld in artikel 4 van het sociaal plan. Deze regeling komt erop neer dat key-werknemers in aanmerking kunnen komen voor bepaalde voorzieningen en tegemoetkomingen. Als zij op 1 januari 2010 jonger zijn dan 55 jaar, zijn zij verplicht te verhuizen naar [vestigingsplaats A]. Voor key-werknemers die verplicht zijn tot verhuizing maar daartoe niet bereid zijn, zal Limagrain een ontslagvergunning aanvragen (artikel 4). Zij hebben recht op een schadeloosstelling die wordt berekend volgens de tot 1 januari 2009 geldende kantonrechtersformule met de correctiefactor 0,3 (artikel 7 in verband met artikel 6). In bijlage 1 bij het sociaal plan staan de namen vermeld van de medewerkers die zijn aangewezen als key-medewerkers. [Eiser] is een van hen.
3. Non-key-werknemers zijn ondersteunende medewerkers die weliswaar een zeer gewaardeerde functie uitoefenen binnen de onderneming, maar van wie niet vaststaat dat deze absoluut noodzakelijk zijn uit oogpunt van behoud van vakinhoudelijke kennis en ervaring (artikel 3). Ook voor hen zal Limagrain een ontslagvergunning aanvragen. Zij hebben recht op een schadeloosstelling die wordt berekend volgens de tot 1 januari 2009 geldende kantonrechtersformule met de correctiefactor 1 (artikel 6).
4. Limagrain informeerde [eiser] op 6 oktober 2008 over de inhoud van het sociaal plan en over zijn indeling in de categorie key-werknemers. Zij verzocht hem mee te delen of hij bereid was de werkzaamheden in 2010 in [vestigingsplaats A] voort te zetten. Bij het ontbreken daarvan zou de arbeidsovereenkomst worden beëindigd per 1 januari 2010 en zou [eiser] een aanspraak hebben op een beperkte schadeloosstelling. [Eiser] antwoordde op 29 oktober 2008 het niet eens te zijn met beëindiging van het dienstverband omdat hij zijn activiteiten niet kan verplaatsen naar [vestigingsplaats A]. Hij stelde recht te hebben op een schadeloosstelling voor non-key-werknemers.
5. Artikel 10 van het sociaal plan bepaalt dat indien zich omstandigheden voordoen waarbij toepassing van het sociaal plan leidt tot een individueel onbillijke situatie of tot ongewenste gevolgen Limagrain van de bepalingen kan afwijken in een voor de werknemer gunstige zin. Volgens artikel 11 van het sociaal plan bestaat een adviescommissie die desgevraagd in individuele gevallen advies uitbrengt aan de betreffende werknemer of aan de directie met betrekking tot de uitvoering van het plan. Uitsluitend een uitgebracht unaniem advies van de adviescommissie is bindend voor Limagrain. [Eiser] wendde zich tot de adviescommissie met een beroep op de hardheidsclausule. Hij was van mening dat hij bij het einde van het dienstverband de vergoeding diende te ontvangen die geldt voor non-key-werknemers. Bij brief van 16 december 2008 deelde de adviescommissie mee unaniem van mening te zijn dat zich voor [eiser] geen omstandigheden voordoen die van een hardheid zijn als omschreven in artikel 10 van het sociaal plan zodat er geen grond is Limagrain te adviseren af te wijken van de bepalingen van het sociaal plan.
6. Op 11 juni 2009 verleende UWV Werkbedrijf aan Limagrain toestemming tot opzegging van de arbeidsovereenkomst met [eiser] om bedrijfseconomische redenen. Limagrain zegde de arbeidsovereenkomst op waardoor die eindigde op 31 december 2009. Zij betaalde een ontslagvergoeding van € 28.033,49 bruto. Deze vergoeding is berekend volgens de formule die toepasselijk is op non-key-werknemers. Ondanks verzoeken van [eiser] weigerde Limagrain hem een hogere vergoeding uit te keren.
7. [Eiser] stelt dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst kennelijk onredelijk is omdat de gevolgen voor hem te ernstig zijn in vergelijking met het belang van Limagrain bij de opzegging. Hij acht de voor hem getroffen voorziening in het sociaal plan te mager gelet op de lengte van het dienstverband, zijn leeftijd, perspectieven op de arbeidsmarkt en persoonlijke omstandigheden. Hij vordert de veroordeling van Limagrain tot betaling van:
a. primair € 68.338,70 bruto en subsidiair € 42.660,-- bruto,
b. € 1.190,-- als vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten,
c. de proceskosten.
8. [Eiser] voert als grond voor zijn in overweging 7 onder a primair weergegeven vordering het volgende aan. Limagrain paste het sociaal plan onjuist toe door hem als key-medewerker aan te merken. Hij is een non-key-medewerker omdat niet vaststaat dat hij absoluut noodzakelijk is in [vestigingsplaats A]. Sinds oktober 2006 werkte hij als landbouwkundig assistent B onder leiding van een afdelingshoofd mee aan de uitvoering van veredelingsprogramma's in de tarwe. In de winter van 2008 bleek er onvoldoende van dit werk te zijn voor [eiser] en zijn collega. Daarom ging hij ander werk doen, zoals schoonmaken, opruimen en uitzoeken. In 2009 ging de tarweafdeling over van [vestigingsplaats B] naar een vestiging in Duitsland. In dat jaar besteedde [eiser] nog maar een klein deel van de werktijd aan werkzaamheden als landbouwkundig assistent B. In de vestiging te [vestigingsplaats A] zijn geen tarwegewassen. Omdat hij werkte in de tarweveredeling, is voor hem in [vestigingsplaats A] geen key-functie beschikbaar. Als hij naar de vestiging in [vestigingsplaats A] was verhuisd, zou al spoedig besloten zijn zijn functie te laten vervallen. De definitie van een non-key-medewerker is van toepassing. Van hem staat niet vast dat hij absoluut noodzakelijk is uit het oogpunt van behoud van vakinhoudelijke kennis en ervaring. [Eiser] is het niet eens met het onderscheid tussen key- en non-key-medewerkers. In de praktijk zijn de parttimers non-key-medewerkers en de fulltimers key-medewerkers.
9. Volgens Limagrain erkende [eiser] zijn status als key-medewerker. Dit blijkt uit zijn brief van 30 oktober 2008 waarin hij zich beriep op de hardheidsclausule uit het sociaal plan, uit de overwegingen van de adviescommissie en uit de brief van 4 november 2008 van zijn gemachtigde. Door die erkenning verwerkte hij zijn recht om te betwisten dat de hij key-medewerker is, althans moet die betwisting worden afgewezen.
10. De kantonrechter volgt Limagrain hierin niet. In de brief van 30 oktober 2008 schreef [eiser] recht te hebben op de schadeloosstelling die in het sociaal plan is geregeld voor non-key-medewerkers. Ook in de brief van 4 november 2008 werd namens hem aanspraak gemaakt op die schadeloosstelling. Een erkenning dat [eiser] een key-medewerker is, komt niet voor in beide brieven. Bij de adviescommissie was de vraag of hij een key-medewerker was niet aan de orde. [Eiser] wenste te bereiken dat hij in aanmerking kwam voor een schadeloosstelling voor non-key-medewerkers. Als hij een dergelijke medewerker was, volgde zijn recht op die schadeloosstelling al uit het sociaal plan en was daarvoor een beroep op de hardheidsclausule niet nodig. Volgens het advies van de adviescommissie wilde [eiser] de discussie over het al dan niet zijn van key-medewerker eigenlijk niet voeren omdat hij beseft een key-medewerker te zijn. Het een en ander is onvoldoende om aan te nemen dat bij Limagrain het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat [eiser] geen aanspraak meer zal maken op de status van key-werknemer en evenmin dat zij in haar positie onredelijk zou worden benadeeld als [eiser] alsnog daarop aanspraak maakt. Ook volgt daaruit niet zonder meer dat zijn betwisting van de status van key-medewerker moet worden afgewezen.
11. Ook stelt Limagrain dat de discussie over de vraag of [eiser] key-medewerker dan wel non-key-medewerker is niet van belang is. Beide categorieën medewerkers hadden het recht om naar [vestigingsplaats A] over te komen. [Eiser] weigerde de overkomst op grond van zijn sociale omstandigheden. De adviescommissie achtte deze omstandigheden ondergeschikt aan de gegeven baangarantie. Het unanieme advies is op grond van het sociaal plan bindend voor Limagrain.
12. De kantonrechter deelt dit standpunt niet. [Eiser] weerspreekt niet dat, zoals Limagrain stelt, het sociaal plan het karakter draagt van een CAO en is aangemeld overeenkomstig artikel 4 Wet op de loonvorming. Dit betekent dat tussen [eiser] - als lid van FNV Bondgenoten - en Limagrain de bepalingen van het sociaal plan rechtstreeks gelden op grond van de Wet CAO. Het geval waarin de werknemer niet door het sociaal plan als CAO rechtstreeks wordt gebonden, doet zich dan ook niet voor. In dat niet bestaande geval zou het feit dat de voor de werknemer getroffen voorziening in overeenstemming is met het sociaal plan niet meer dan een aanwijzing zijn dat die voorziening toereikend is, zij het dat de rechter de redelijkheid daarvan heeft te beoordelen als die wordt betwist (vergelijk HR 14 juni 2002, LJN: AE1533). De wettelijke maatstaf van de kennelijk onredelijke opzegging houdt naar de kern in dat het ontslag is gegeven in strijd met algemeen aanvaarde normen van goed werkgeverschap. Een werkgever handelt in strijd met die normen als hij de verplichtingen uit een sociaal plan - dat als CAO hem en de werknemer rechtstreeks bindt - schendt door een lagere ontslagvergoeding uit te keren dan voorzien in het sociaal plan. Het opzeggen van de arbeidsovereenkomst zonder toekenning van de ontslagvergoeding volgens het sociaal plan dat als CAO werkgever en werknemer rechtstreeks bindt, is dan ook kennelijk onredelijk. Bij een kennelijk onredelijk ontslag moet de kantonrechter met toepassing van artikel 6: 97 BW de schade begroten die de werknemer als gevolg van dat ontslag heeft geleden. Omdat die schadevergoeding verschuldigd is wegens een tekortkoming in de nakoming van een verbintenis uit overeenkomst - het sociaal plan dat geldt als CAO - moet de omvang van de schade worden vastgesteld door met elkaar in vergelijking te brengen enerzijds de hypothetische situatie waarin de werknemer zou hebben verkeerd bij onberispelijke nakoming en anderzijds de feitelijke situatie waarin hij verkeert na de tekortkoming in die nakoming (vergelijk HR 10 juli 2009, LJN: BI3402, en 26 maart 2010, LJN: BL0539). Indien Limagrain ten onrechte [eiser] niet aanmerkte als non-key-werknemer heeft hij recht op de schadeloosstelling waarop volgens het sociaal plan een dergelijke werknemer recht heeft verminderd met de hem betaalde vergoeding. Het advies van de adviescommissie maakt dit niet anders. De commissie had niet te beoordelen of [eiser] moest worden beschouwd als een key-medewerker maar slechts of hij, indien hij een dergelijke medewerker is, in verband met de hardheidsclausule in aanmerking kwam voor een hogere schadeloosstelling dan in het sociaal plan is voorzien.
13. De twee meest verstrekkende verweren worden dan ook verworpen. Ter beantwoording van de vraag of Limagrain ten onrechte [eiser] aanmerkt als een key-medewerker overweegt de kantonrechter het volgende.
14. Sinds oktober 2006 was de bedongen arbeid van [eiser] die van landbouwkundig assistent B. De werkomschrijving luidt volgens de omschrijving van deze functie: “Werkt onder leiding van een afdelingshoofd of hoger geplaatst landbouwkundig assistent mee aan de uitvoering van veredelingsprogramma's. De werkzaamheden omvatten onder meer: het klaarmaken van zaaizaad (c.q. pootgoed) voor proefvelden, het zaaien van proefvelden, het uitvoeren van kruisings- en selectiewerk, het oogsten van proefvelden en het nabewerken van proefmateriaal, het meewerken aan proeven de bepaling van resistentie- of kwaliteitseigenschappen.” De vereiste kennis is: “Is op de hoogte van de teelt en de werking van het oogstproduct van het desbetreffende gewas. Kent de bij het desbetreffende gewas gebruikelijke proefveld- en laboratoriumtechnieken. Heeft technische kennis van de daarbij gebruikte machines en laboratorium-outillage.”
15. Limagrain motiveert haar stelling dat [eiser] terecht als key-medewerker is aangemerkt met het volgende. Tot 1991 vervulde hij de functie van proefveldmedewerker. Een proefveldmedewerker had tot taak het beheer van het zaaien van het oogsten van de diverse proefvelden. De functie was niet gebonden aan een specifiek gewas: grassen, tarwe/vlas, gerst en peulvruchten. Proefveldmedewerkers deden in de loop van de jaren het beheer van proefvelden met diverse gewassen. De specifieke kennis die daarbij werd opgedaan was niet afhankelijk van een gewas. [Eiser] was landbouwkundig assistent D van 1991 tot 2004, landbouwkundig assistent C van 2004 tot 2006 en landbouwkundig assistent B vanaf 2006. De functie van landbouwkundig assistent was een voortzetting van de functie van proefveldmedewerker met de oplopende categorieën D, C en B, afhankelijk van ervaring, kennis en bevoegdheden. Uit de functieomschrijving blijkt niet dat de werkzaamheden zijn beperkt tot een gewas. Van de landbouwkundig assistent wordt specifieke kennis verwacht. De oogstmachines zijn specifiek voor een gewas ingericht. Het vergt enige jaren voor een medewerker om zich de technische details eigen te maken. [Eiser] kent de diverse machines goed. Met zijn goede beheersing van de diverse taken en werkzaamheden vormt het wisselen van gewas geen probleem. De laatste tijd werkte hij voor 90% in de tarwe en voor 10% in gerst en vlas. De selectie die hij maakte op basis van afwijkingen in de tarwe is niet specifiek gebaseerd op kennis van tarwe maar meer van gewassen in het algemeen. Deze kennis is ook toe te passen op andere gewassen. De tarweafdeling is vanaf het najaar van 2006 geleidelijk overgebracht naar Duitsland. Dit was bekend bij de onderhandelingen over het sociaal plan. Omdat de kennis van een landbouwkundig assistent B niet specifiek is gericht op een gewas maar op de diverse gewassen die zouden worden overgebracht naar [vestigingsplaats A], is [eiser] aangeduid als key-medewerker. Door de geleidelijke overgang van de tarweafdeling naar Duitsland was minder werk in de tarwe beschikbaar. Na de mededeling van [eiser] in het najaar van 2008 dat hij beslist niet zou meegaan naar [vestigingsplaats A], kon Limagrain niet meer in hem investeren maar investeerde zij in zijn vervanging. Hij bleef ook in het begin van 2009 bij deze keus. In 2009 nam Limagrain nieuwe landbouwassistenten aan om deze te kunnen opleiden en inwerken en zo de continuïteit van het beheer van proefvelden in [vestigingsplaats A] te waarborgen.
16. In reactie op dit standpunt stelt [eiser] dat zijn werkgebied voor 90% was gericht op de tarwe. Hierin had hij in het bijzonder kennis van schimmelsporen en was hij nauw betrokken bij het laboratorium. Hij had specifieke kennis. Voor de overige 10% gaat het om algemene kennis die anderen ook hadden. De tarweafdeling is naar Duitsland gegaan. Daardoor kon in [vestigingsplaats A] de specifieke kennis van [eiser] niet worden benut en moest hij zeer eenvoudig werk verrichten. Daardoor kan hij niet als key-medewerker worden aangemerkt. Dat zijn werk zou vervallen werd ook beaamd door de directeur van Limagrain in het gesprek bij de adviescommissie op 9 december 2008. Volgens de directeur zou er geen werk in de toenmalige vorm voor [eiser] zijn omdat de tarwe niet in [vestigingsplaats A] zou komen. In andere gewassen dan de tarwe ontstonden vijf vacatures doordat werknemers hun baan opzegden. Door de overheveling van de tarwe naar Duitsland zouden al vijf fte verdwijnen. Daardoor vond Limagrain het belangrijk dat mensen bleven. Wellicht kreeg [eiser] daarom de status van key-medewerker maar dat staat los van de daarvoor geldende criteria. Uit het standpunt van Limagrain dat de kennis van een landbouwkundig assistent zonder meer op andere gewassen kan worden past, blijkt dat die kennis algemeen is. Daardoor is geen sprake van specifieke kennis die iemand tot key-medewerker maakt. Voor de inzet op andere gewassen dan tarwe zal [eiser] moeten worden ingewerkt. Indien het werk in die andere gewassen eenvoudig zou zijn uit te voeren, is daarvoor geen inhoudelijke vakkennis en ervaring nodig.
17. Het is aan [eiser] om te stellen dat het ontslag kennelijk onredelijk is en bij betwisting die kennelijke onredelijkheid zo nodig te bewijzen. De kantonrechter acht hem hierin niet geslaagd.
18. Volgens het sociaal plan heeft Limagrain de medewerkers ingedeeld in de drie categorieën key-medewerkers, medewerkers van 60 jaar of ouder en non-key-medewerkers. De indeling is als bijlage gevoegd bij het sociaal plan. Blijkens die bijlage zijn alle landbouwkundig assistenten onder de leeftijd van 60 jaar aangemerkt als key-medewerkers. Van bezwaren van FNV Bondgenoten tegen deze indeling is niet gebleken.
19. Dat Limagrain in 2009 nieuwe medewerkers aannam om deze in te werken en op te leiden, is begrijpelijk omdat [eiser] te kennen had gegeven niet te willen verhuizen naar [vestigingsplaats A] en daarbij bleef. Daarin is de bevestiging te vinden dat de nodige tijd gemoeid is met het inwerken en opleiden van nieuwe medewerkers om hen te kunnen inzetten als landbouwkundig assistent. Het kan ook verklaren waarom [eiser] de laatste tijd in [vestigingsplaats B] werd ingezet voor werkzaamheden die niet kenmerkend zijn voor de functie van landbouwkundig assistent B. Kennelijk waren nieuwe medewerkers nodig ondanks het vertrek van de tarweafdeling naar Duitsland. Uit de aanvraag van een ontslagvergunning en de daarbij overgelegde stukken valt af te leiden dat drie landbouwkundig assistenten 60 jaar of ouder waren. Dit brengt met zich mee dat Limagrain rekening moest houden met het verlies van hun vakkennis en ervaring.
20. [Eiser] weerspreekt niet dat hij als proefveldmedewerker en landbouwkundig assistent ook werkzaamheden verrichtte voor andere gewassen dan tarwe. Hij stelt niet voldoende concreet welke kennis bij hem ontbrak, hoewel hij landbouwkundig assistent B was, die nodig zou zijn voor zijn inzet op andere gewassen dan tarwe. Het feit dat volgens Limagrain landbouwkundig assistenten voldoende kennis hebben om te worden ingezet in diverse gewassen, brengt niet met zich mee dat hun kennis algemeen is en zij - en in het bijzonder [eiser] - niet kunnen worden aangemerkt als key-medewerker. Vakkennis en ervaring die onder landbouwkundig assistenten algemeen zijn, kunnen van groot belang zijn voor Limagrain als die vakkennis en ervaring niet of slechts veel minder aanwezig zijn bij anderen. In het standpunt van Limagrain ligt besloten dat dit het geval is. [Eiser] weerspreekt dit onvoldoende. Dat de directeur van Limagrain zou hebben erkend dat het werk van [eiser] in de tarwe niet beschikbaar zou zijn in [vestigingsplaats A], maakt dit niet anders. Het sluit niet uit dat voor [eiser] ander werk in [vestigingsplaats B] beschikbaar is waarvoor zijn inhoudelijke vakkennis en ervaring van groot belang zijn zodat het noodzakelijk is dat hij overkomt naar [vestigingsplaats A].
21. Aan zijn stelling dat hij het niet eens is met het onderscheid tussen key- en non-key-medewerkers verbindt [eiser] geen rechtens relevant gevolg.
22. Op grond van een en ander komt de kantonrechter tot de slotsom dat hij niet kan aannemen dat Limagrain [eiser] ten onrechte aanmerkte als key-medewerker. De vordering tot betaling van een vergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag op de primaire grondslag is niet toewijsbaar.
23. [Eiser] motiveert zijn in overweging 7 onder a weergegeven subsidiaire vordering als volgt. Het ontslag is kennelijk onredelijk doordat Limagrain hem geen hogere schadeloosstelling toekent dan in het sociaal plan is voorzien voor key-medewerkers. Zij houdt ten onrechte geen rekening met zijn persoonlijke omstandigheden waardoor hij niet naar [vestigingsplaats A] kan verhuizen. Zijn echtgenote lijdt aan een chronische oogaandoening waardoor het gezichtsvermogen afneemt. Vanwege deze ziekte is het van groot belang dat zij haar huidige baan als was- en linnenverzorgster in verzorgingshuizen te [adres] kan behouden. Bij verhuizing naar [vestigingsplaats A] zou zij die baan moeten opgeven en is de kans op een vergelijkbare baan voor haar zeer klein. Ook is [eiser] sociaal verbonden met zijn woonplaats [adres]. Zijn moeder en zijn schoonouders wonen in de buurt. Twee zonen wonen nog thuis. Het kan niet van hem worden verlangd te gaan werken in [vestigingsplaats A], op 200 kilometer van zijn woonplaats. Toepassing van het sociaal plan door toekenning van een schadeloosstelling voor key-medewerkers leidt tot een evident onbillijke uitkomst. Zijn kansen op ander passend werk zijn zeer klein als gevolg van de economische crisis en zijn eenzijdige werkervaring.
24. Limagrain betwist ook de subsidiaire vordering en de daarvoor aangevoerde gronden.
25. Zoals overwogen, zijn partijen rechtstreeks gebonden aan de bepalingen van het sociaal plan op grond van de Wet CAO. Dit betekent dat [eiser] gelet op artikel 9 van die wet en artikel 6: 248 lid 2 BW alleen dan aanspraak kan maken op een hogere ontslagvergoeding dan voorzien in het sociaal plan indien een vergoeding volgens het sociaal plan in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. De kantonrechter laat in het midden of [eiser] voldoende stelt om te kunnen concluderen dat de voor hem in het sociaal plan voorziene vergoeding naar die maatstaven onaanvaardbaar is en eveneens - als hij voldoet aan zijn stelplicht - of hij dan het gelijk aan zijn zijde heeft. Bij een bevestigend antwoord van die vragen komt aan de orde of [eiser] recht heeft op een schadevergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag.
26. [Eiser] maakt subsidiair aanspraak op een vergoeding volgens de sinds 1 januari 2009 geldende kantonrechtersformule, verminderd met de hem betaalde vergoeding. Daarmee miskent hij dat de schadevergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag een ander karakter heeft dan de vergoeding die kan worden toegekend bij ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens veranderingen in de omstandigheden. De uitkomst van de kantonrechtersformule kan niet dienen als een algemeen uitgangspunt voor de bepaling van een vergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag. In het geval van een dergelijk ontslag moet de rechter de vergoeding begroten als schade die de werknemer heeft geleden als gevolg van dat ontslag. De hoogte van deze vergoeding houdt nauw verband met de omstandigheden die tot het oordeel over de kennelijke onredelijkheid van het ontslag hebben geleid en is mede afhankelijk van omstandigheden zoals de duur van het dienstverband, de leeftijd van de werknemer en diens kans op het vinden van ander werk. De rechter moet de vergoeding relateren aan de aard en de ernst van het tekortschieten van de werkgever in zijn verplichting als goed werkgever te handelen en de daaruit voor de werknemer voortvloeiende schade. Hij heeft een grote mate van vrijheid op grond van alle omstandigheden de vergoeding te bepalen. Als de omvang van de schade niet nauwkeurig kan worden vastgesteld, kan de rechter deze schatten of zonodig zelfs naar billijkheid begroten.
27. Bij repliek stelt [eiser] dat bij verhuizing naar [vestigingsplaats A] zijn vrouw haar baan zou moeten opzeggen zodat sprake is van een inkomstenderving van € 9.630,45 bruto per jaar. Deze inkomstenderving kan de kantonrechter niet aan merken als schade als gevolg van kennelijk onredelijk ontslag omdat [eiser] niet is verhuisd naar [vestigingsplaats A] en het ontslag achterwege had kunnen blijven als hij wel bereid was te verhuizen. Ook beroept [eiser] zich erop dat hij met ingang van 1 januari 2010 een WW-uitkering ontvangt die hij zal krijgen tot en met 31 oktober 2010. Daarna zal hij in aanmerking komen voor een uitkering ingevolge de Wet werk en bijstand. Daardoor lijdt hij inkomstenderving. Verder is er sprake van een pensioenschade van € 6.562,60 bruto per jaar vanaf het bereiken van de leeftijd van 65 jaar. De kantonrechter is van oordeel dat deze inkomstenderving en pensioenschade de subsidiaire vordering tot schadevergoeding niet kunnen dragen. [Eiser] heeft een nieuwe baan voor een jaar vanaf 1 juni 2010. Dit bevestigt de verwachting die bestond bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Toen mocht worden aangenomen dat hij wellicht op termijn weer aan de slag kon in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Of die arbeidsovereenkomst te zijner tijd zal worden verlengd, is onzeker en was dat ook toen het dienstverband tussen partijen eindigde. [Eiser] stelt onvoldoende om te kunnen aannemen dat bij voortzetting van die arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd hij vanaf 1 juni 2010 inkomstenderving en verdere pensioenschade lijdt. Wel is aannemelijk dat [eiser] inkomsten derfde en enige toekomstige pensioenschade lijdt als gevolg van zijn werkloosheid in de maanden januari tot en met mei 2010. Het staat niet vast en was ook niet bij het einde van het dienstverband met Limagrain waarschijnlijk dat zijn schade als gevolg van een eventueel kennelijk onredelijk ontslag het bedrag van de hem betaalde vergoeding van € 28.333,49 bruto overtreft. Daarom is ook de subsidiaire vordering niet toewijsbaar.
28. Voor toekenning van de vergoeding voor buitengerechtelijke kosten bestaat geen grond omdat de vordering wegens kennelijk onredelijk ontslag niet voor toewijzing vatbaar is.
29. [Eiser] dient als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten te worden veroordeeld.
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding welke aan de zijde van Limagrain tot op heden worden begroot op € 1.200,-- wegens salaris van de gemachtigde van Limagrain.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Kool, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 september 2010 in tegenwoordigheid van de griffier.