zaaknummer / rolnummer: 74166 / HA ZA 10-334
Vonnis in incident van 24 november 2010
[eiser in de hoofdzaak, verweerder in het incident],
verweerder in het incident,
advocaat mr. J.J. Brits te Oudenbosch
[gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident],
wonende te Burgh-Haamstede,
gedaagde in de hoofdzaak,
advocaat mr. M.E.H. Dumont te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [eiser in de hoofdzaak, verweerder in het incident] en [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] genoemd worden.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de incidentele conclusie tot onbevoegdheid en tot het treffen van een voorlopige voorziening
- de conclusie van antwoord in het incident.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
De feiten in het incident
Partijen zijn broer en zus. Zij zijn de enige kinderen uit het huwelijk van hun ouders die beiden in 1995 zijn overleden. De nalatenschap is nog niet verdeeld.
In de hoofdzaak vordert [eiser in de hoofdzaak, verweerder in het incident], samengevat, [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] te veroordelen tot het afleggen van rekening en verantwoording over het door haar gevoerde beheer over de nalatenschap van hun vader, en voorts primair [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] te veroordelen over te gaan tot verdeling van de ontbonden nalatenschap van hun vader, subsidiair partijen te veroordelen met elkaar over te gaan tot verdeling van de nalatenschap op een wijze die de rechtbank redelijk acht met benoeming van een notaris.
Het geschil en de beoordeling in het incident
[gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] vordert dat de rechter een voorlopige voorziening zal treffen voor de duur van het geding, namelijk benoeming van een notaris die de boedelbeschrijving zal vaststellen. Zij stelt daartoe dat een beslissing over eventuele toescheidingen uit de nalatenschap pas kan plaatsvinden nadat een boedelbeschrijving door een notaris is vastgesteld ex artikel 671 Rv.
[eiser in de hoofdzaak, verweerder in het incident] voert verweer. Hij stelt dat er geen sprake van is dat de rechtbank niet zou kunnen voortgaan met de aanhangige bodemprocedure voordat een notariële boedelbeschrijving heeft plaatsgevonden. Bovendien stelt een notaris volgens [eiser in de hoofdzaak, verweerder in het incident] geen boedelbeschrijving vast en noodzaakt artikel 671 Rv evenmin tot het direct opmaken van een boedelbeschrijving.
De rechtbank overweegt het volgende. Toewijzing van een vordering tot een voorlopige voorziening voor de duur van het geding is alleen mogelijk wanneer [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] daarbij voldoende belang heeft, in die zin dat van haar niet gevergd kan worden dat zij de afloop van de bodemzaak afwacht. Voorts dient de gevraagde voorziening een voorlopig karakter te hebben, namelijk voor de duur van de bodemprocedure. De rechtbank is van oordeel dat deze omstandigheden zich niet voordoen. De door [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] gevraagde voorziening, benoeming van een notaris die een boedelbeschrijving zal vaststellen, kan niet worden aangemerkt als een voorziening met een voorlopig karakter. Dit neemt niet weg dat in het kader van de beoordeling van de zaak in bodemprocedure kan blijken dat noodzakelijk is dat een boedelbeschrijving wordt vastgesteld. Nu bovendien gesteld noch gebleken is welk spoedeisend belang [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] thans heeft bij het vaststellen van een boedelbeschrijving zal de rechtbank deze provisionele vordering ex artikel 223 RV afwijzen.
De rechtbank gaat ervan uit dat [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] per abuis haar incidentele conclusie mede als titel “conclusie tot onbevoegdheid” heeft meegegeven, nu ten aanzien van onbevoegdheid een inhoudelijke onderbouwing en vordering in het petitum van de incidentele conclusie ontbreekt.
[gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van [eiser in de hoofdzaak, verweerder in het incident] worden tot op heden begroot op
€ 452,00 aan salaris advocaat.
veroordeelt [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] in de kosten van het incident, aan de zijde van [eiser in de hoofdzaak, verweerder in het incident] tot op heden begroot op € 452,--,
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 5 januari 2011 voor het nemen van een conclusie van antwoord door [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident],
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.K. van der Lende-Mulder Smit en in het openbaar uitgesproken op 24 november 2010.