zaaknummer / rolnummer: 69857 / HA RK 09-71
Beschikking van 1 september 2010
advocaat: mr. J.G.G. Wilgers te Goes,
advocaat: mr. P.H. Pijpelink te Terneuzen,
wonende te Groede, gemeente Sluis,
advocaat: mr. E. Bregonje te Terneuzen.
Partijen zullen hierna afzonderlijk als verzoekers, belanghebbende en getuige worden aangeduid, en verzoekers en belanghebbende tezamen als procespartijen.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van 6 april 2010;
- de brief van de zijde van verzoekers van 26 april 2010;
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 27 april 2010;
- de akte uitlaten van de zijde van verzoekers van 29 april 2010;
- de antwoordakte van de zijde van belanghebbende van 26 mei 2010;
- de antwoordakte uitlaten verschoningsrecht van de zijde van de getuige van 26 mei 2010.
Bij brief van 26 april 2010 heeft mr. Wilgers de volgende, tijdens het getuigenverhoor aan de getuige te stellen, vragen geformuleerd:
1. Op welke punten was er overeenstemming:
a. koopsom, wat was de koopprijs volgens de verkopers en wat was de koopprijs volgens de kopers?
b. leveringsdatum, was er een datum afgesproken waarop de akte zou worden getekend?
c. huurprijs, welke huurprijs was de verkoper voornemens te voldoen?
d. wijze van voldoening, wat is er afgesproken over de wijze van voldoening?
e. Heeft u een door de verkoper getekend exemplaar van de koopovereenkomst ontvangen?
f. Indien het antwoord ja is, bent u dan bereid om een kopie daarvan aan partijen ter beschikking te stellen?
g. Indien het antwoord ja is, staat in die akte dat de leveringsakte zo spoedig mogelijk zou worden verleden, doch uiterlijk op 1 september 2008?
2. Bij e-mail d.d. 11 september 2008 schrijft u:
Geachte heer [verzoeker sub 2],
Van de heer [belanghebbende] mocht ik een schrijven ontvangen waarin hij aangeeft. Naar ik begrijp zijn er zaken welke geregeld dan wel anderszins overeenkomen of vastgesteld moeten worden alvorens hij kan overgaan tot het tekenen van de koopakte.
Vriendelijk verzoek ik u hieromtrent met de heer [belanghebbende] over in contact te treden.
Wat geeft de heer [belanghebbende] aan in zijn brief? Komt hij daarin terug op de gemaakte afspraken? Welke zaken dienden nog te worden geregeld danwel anderszins te worden overeengekomen? Kwam de heer [belanghebbende] terug op zijn toezeggingen?
3. Waren partijen het over de essentialia eens?
4. Wat hield partijen nog of alsnog verdeeld?
De getuige heeft op 27 april 2010 de volgende verklaring afgelegd:
Ik was destijds werkzaam bij Notariskantoor Verhaegen als notarisklerk. Het klopt dat ik een koopovereenkomst heb opgemaakt met betrekking tot het pand aan de [adres] te Terneuzen. De heer [belanghebbende] heeft mij deze opdracht gegeven. U houdt mij voor dat er een concept-leveringsakte is opgesteld, waarin staat vermeld dat de koopprijs € 205.000,- is en dat in de concept-koopovereenkomst d.d. 17 juli 2008 staat vermeld dat de koopprijs € 190.000,- is. Dit is de essentie van het verhaal, er is hier onder meer geen overeenstemming tussen procespartijen over geweest. Ik zie in de stukken dat ook de huurprijs is aangepast. Ik heb per email contact gehad met de heer [verzoeker sub 2]. Het lijkt me aannemelijk dat ik mondeling contact heb gehad met de heer [verzoeker sub 2] en/of de heer [verzoeker sub 1], maar daar staat me niets van bij. Ik ben niet betrokken geweest bij de onderhandelingen tussen procespartijen. Ten aanzien van de schriftelijke vragen van mr. Wilgers beroep ik mij op mijn verschoningsrecht. Voor wat betreft vraag 2: Ik kan mij niet meer herinneren wat er in de fax van de heer [belanghebbende] is opgenomen. Ik kan me niet herinneren dat de heer [verzoeker sub 2] en/of de heer [verzoeker sub 1] € 15.000,- contant aan de heer [belanghebbende] zouden betalen.
Verzoekers betogen, onder verwijzing naar jurisprudentie, dat het beroep van de getuige op zijn verschoningsrecht dient te worden afgewezen. Procespartijen hebben onderhandeld en een bepaalde mate van overeenstemming bereikt. De notaris is door beide procespartijen gevraagd om hetgeen tussen hen was overeengekomen vast te leggen in een transportakte. Deze transportakte is opgemaakt en door verzoekers ondertekend naar de notaris gezonden. Daarnaast is een tweede variant, door belanghebbende ondertekend, aan de notaris gezonden. Over de inhoud van wat belanghebbende beoogde, zal de getuige een verklaring moeten afleggen, evenals over de inhoud van een faxbericht dat belanghebbende na 1 september 2008 aan de notaris heeft gezonden. Verder dient de getuige een afschrift van de door belanghebbende getekende akte aan verzoekers af te geven.
Belanghebbende refereert zich ten aanzien van het beroep op het verschoningsrecht aan het oordeel van de rechter-commissaris. Hij betwijfelt of de vordering tot overlegging van de akte in juridische en praktische zin toewijsbaar is, aangezien de getuige niet meer werkzaam is bij het notariskantoor.
De getuige stelt zich, evenals verzoekers onder verwijzing naar jurisprudentie, op het standpunt dat hem een beroep op zijn verschoningsrecht toekomt. De notaris is alleen door belanghebbende en niet door beide procespartijen gezamenlijk gevraagd een conceptkoopovereenkomst op te stellen. Ook de informatie op basis waarvan de getuige de concepten heeft opgesteld, was alleen van belanghebbende afkomstig. Het concept is niet door beide procespartijen ondertekend. De getuige is niet gehouden een afschrift over te leggen van de (beweerdelijk) door belanghebbende ondertekende conceptkoopakte. Er bestaat redelijke twijfel dat verstrekking van de gevraagde gegevens niet zal kunnen geschieden zonder dat wordt geopenbaard wat nu juist door de getuige geheim gehouden dient te worden.
Daarnaast verzoekt de getuige om vergoeding van de kosten in verband met de door hem ingeroepen juridische bijstand.
Uitgangspunt is dat iedere getuige verplicht is een getuigenis af te leggen. Een verschoningsrecht komt onder meer toe aan personen die uit hoofde van hun ambt, beroep of betrekking tot geheimhouding verplicht zijn omtrent hetgeen hun in die hoedanigheid is toevertrouwd. Dat geldt ingevolge artikel 22 van de Wet op het Notarisambt voor de notaris en voor personen die onder zijn verantwoordelijkheid werkzaam zijn, ook na beëindiging van hun betrekking. Derhalve heeft de getuige, die als notarisklerk werkzaam is geweest, in beginsel verschoningsrecht met betrekking tot datgene waarvan hem de wetenschap als notarisklerk is toevertrouwd. Het maatschappelijke belang dat een ieder zich vrijelijk om bijstand en advies tot een notaris moet kunnen wenden zonder vrees voor openbaarmaking van het besprokene, weegt in dat geval zwaarder dan de waarheidsvinding.
In geschil is de vraag of de getuige ten aanzien van de door mr. Wilgers gestelde vragen een beroep op zijn verschoningsrecht toekomt. Als uitgangspunt bij de beoordeling geldt dat alleen de getuige precies kan beoordelen of bepaalde gegevens onder zijn verschoningsrecht vallen, zodat dit oordeel in beginsel aan hem moet worden overgelaten. De rechter-commissaris dient het beroep van de getuige op diens verschoningsrecht te aanvaarden, zolang aan redelijke twijfel onderhevig is of verstrekking van de gegevens zou kunnen geschieden zonder dat geopenbaard wordt wat verborgen dient te blijven.
De getuige heeft onder ede verklaard dat tussen procespartijen onder meer geen overeenstemming over de koopprijs bestond en dat belanghebbende hem een opdracht heeft gegeven om een koopovereenkomst op te maken. Daarmee bevestigt de getuige niet het standpunt van verzoekers dat procespartijen een bepaalde mate van overeenstemming hadden bereikt en dat hem door beide procespartijen was gevraagd om hetgeen tussen partijen was overeengekomen vast te leggen in een transportakte. Gelet hierop en op het onder 4.2 geformuleerde uitgangspunt is in het kader van het onderhavige geschil niet komen vast te staan dat procespartijen overeenstemming hadden bereikt of dat zij, al dan niet vanuit een bepaalde mate van overeenstemming, gezamenlijke mededelingen hebben gedaan ter vastlegging onder leiding van de notaris(klerk) in een akte in welke gevallen het hem vrij zou staan daarover te verklaren. Derhalve hebben de aan de getuige gedane mededelingen als aan hem toevertrouwd te gelden en kan hij zich dienaangaande beroepen op zijn verschoningsrecht.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing per vraag.
Vragen 1a, 1b, 1c, 1d, 1e, 3 en 4
Deze vragen betreffen de inhoud van de onderhandelingen tussen procespartijen, met name de bijdrage van belanghebbende. Voor zover de getuige hierover al kan verklaren – hij heeft immers ontkend bij de onderhandelingen tussen procespartijen betrokken te zijn geweest – komt hem een beroep op het verschoningsrecht toe. Het verschoningsrecht is gericht op de bescherming van de vertrouwelijkheid van het verkeer tussen een notaris en zijn cliënt. Naar het oordeel van de rechter-commissaris is aan redelijke twijfel onderhevig of de beantwoording van deze vragen naar waarheid zou kunnen geschieden zonder dat geopenbaard wordt wat verborgen dient te blijven.
De vragen 1f en 1g zijn afhankelijk gesteld van een positieve beantwoording van vraag 1e. Van de beantwoording van laatstgenoemde vraag kan de getuige zich echter verschonen. De rechter-commissaris komt daarom aan een oordeel over de vragen 1f en 1g niet toe.
De rechter-commissaris stelt vast dat de getuige ten aanzien van vraag 2 reeds heeft verklaard dat hij zich niet kan herinneren wat in de fax van belanghebbende was opgenomen. Voor zover deze vraag daarmee onvoldoende beantwoord is, kan de getuige zich verschonen van een verdere beantwoording daarvan. De rechter-commissaris verwijst hiervoor naar de overwegingen ten aanzien van de vragen 1a t/m 1e, 3 en 4.
De getuige heeft aanspraak gemaakt op vergoeding van de kosten in verband met de door hem ingeroepen juridische bijstand. De rechter-commissaris constateert dat de getuige deze kosten niet, ook niet gedeeltelijk, als schade heeft gevorderd tijdens het getuigenverhoor. Nu beide procespartijen zich over deze kosten nog niet hebben kunnen uitlaten, zal de rechter-commissaris hen daartoe in de gelegenheid stellen. In afwachting hiervan houdt de rechter-commissaris iedere verdere beslissing aan
- stelt verzoekers en belanghebbende in de gelegenheid uiterlijk op 23 september 2010 schriftelijk te reageren met betrekking tot hetgeen de rechter-commissaris onder 4.5 heeft overwogen;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.A. Witsiers en in het openbaar uitgesproken op 1 september 2010.