ECLI:NL:RBMID:2010:BR3943

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
14 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
74042 / KG ZA 10-115
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil tussen verzekeringsmaatschappij en verzekerde over uitkering na arbeidsongeschiktheid

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Middelburg, betreft het een geschil tussen de naamloze vennootschap Cardif Schadeverzekeringen N.V. en een verzekerde, aangeduid als [gedaagde]. De verzekerde had in 2004 een Hypotheek Opvang verzekeringsovereenkomst gesloten met Cardif, waarbij hij bij de aanvraag onjuiste informatie had verstrekt over zijn gezondheidstoestand. Na arbeidsongeschiktheid wegens chronische rugklachten verzocht de verzekerde om uitkering, maar Cardif weigerde dit, verwijzend naar de onjuiste gezondheidsverklaring. De rechtbank oordeelde op 14 juli 2010 dat Cardif gehouden was de verzekeringsovereenkomst na te komen en de achterstallige uitkeringen te voldoen. Cardif ging in hoger beroep en verzocht om een verbod op de executie van het vonnis, stellende dat de overeenkomst was ontbonden door de weigering van de verzekerde om gevraagde informatie te verstrekken. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen sprake was van misbruik van executiebevoegdheid door de verzekerde, aangezien hij afhankelijk was van de uitkering voor zijn inkomen. De vorderingen van Cardif werden afgewezen, en Cardif werd veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de belangenafweging tussen de verzekeringsmaatschappij en de verzekerde, waarbij het belang van de verzekerde prevaleert in het geval van financiële afhankelijkheid van de uitkering.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
Sector civiel recht, voorzieningenrechter
zaaknummer / rolnummer: 74042 / KG ZA 10-115
Vonnis van 14 september 2010
in de zaak van
de naamloze vennootschap
CARDIF SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Oosterhout (NB),
eiseres,
advocaat mr. V. Kortenbach te ‘s Gravenhage,
tegen
[gedaagde],
wonende te Middelburg,
gedaagde,
advocaat mr. P.H. Pijpelink te Terneuzen.
Partijen zullen hierna Cardif en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties
- de conclusie van antwoord met producties
- de faxbrief van mr. Kortenbach van 2 augustus 2010
- de pleitnota van de zijde van mr. Pijpelink
- de pleitnota van de zijde van mr. Kortenbach
- de brief van mr. Kortenbach van 12 augustus 2010 met akte uitlaten, tevens indienen productie en akte wijziging van eis
- de faxbrief van mr. Pijpelink van 13 augustus 2010
- de faxbrief van mr. Kortenbach van 16 augustus 2010
- de faxbrief van mr. Pijpelink van 18 augustus 2010.
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 3 augustus 2010, waarvan proces-verbaal is opgemaakt. De zaak is vervolgens aangehouden tot 1 september 2010, in afwachting van de verstrekking door [gedaagde] aan Cardif van de door Cardif verzochte gegevens en het naar aanleiding daarvan door Cardif in onderhavige procedure in te nemen standpunt.
2. De feiten
2.1. [gedaagde] is in 2001 geopereerd aan een acute rughernia.
2.2. In 2004 heeft [gedaagde] (samen met zijn echtgenote) met Cardif een zgn. Hypotheek Opvang verzekeringsovereenkomst gesloten. Bij de aanvraag van die verzekering heeft [gedaagde] een verklaring ingevuld. De vragen:
Heeft u een ziekte, kwaal of gebrek?,
Heeft u (…) in de laatste 5 jaar een arts/specialist geraadpleegd voor (…) (chronische) spier- en/of gewrichtsaandoeningen (…)? en
Staat u onder controle van een arts/specialist en/of gebruikt u medicijnen?
heeft hij met “nee” beantwoord.
2.3. Sinds 26 oktober 2006 is [gedaagde] arbeidsongeschikt wegens chronische rugklachten. Hij heeft toen Cardif verzocht tot uitkering over te gaan. Cardif heeft dat uiteindelijk geweigerd. Bij brief van 8 oktober 2007 aan [gedaagde] heeft zij dat als volgt gemotiveerd:
“Tijdens het aangaan van uw verzekering ondertekende u een gezondheidsverklaring. U heeft onder andere verklaard op dat moment geen ziekte kwaal of gebrek te hebben en in de laatste 5 jaar voor de ingangsdatum van de verzekering geen arts/specialist geraadpleegd te hebben voor (chronische) spier- en/of gewrichtsaandoeningen.
Uit (…) medische informatie blijkt nu echter dat u ten tijde van ondertekening van uw verzekeringsaanvraag bekend was met uw gewrichtsklachten en in de laatste 5 jaar hiervoor een arts heeft geraadpleegd.
Omdat de medische vragen gericht aan u zijn gesteld, bent u bij het aangaan van de verzekering onvolledig geweest in de informatievoorziening naar ons toe. Wij zijn de verzekering niet op de juiste gronden met u aangegaan. Wij zullen daarom een clausule in uw polis aanbrengen om de verzekering alsnog op de juiste gronden met u aan te gaan. In deze clausule staat vermeld dat arbeidsongeschiktheid als gevolg van alle rugpathologie alsmede (toekomstige) complicaties, gevolgen en/of behandelingen hiervan gedurende de hele looptijd van de verzekering zijn uitgesloten van dekking.
Uw huidige klachten vallen binnen de clausule. Om deze reden kunnen wij uw claim helaas niet accepteren.”
2.4. Bij vonnis van 14 juli 2010 heeft deze rechtbank voor recht verklaard dat Cardif gehouden is de tussen partijen gesloten verzekeringsovereenkomst na te komen en Cardif veroordeeld om die overeenkomst na te komen door (1) de ten tijde van dit vonnis achterstallige maandelijkse uitkeringen te voldoen, steeds vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 september 2009 tot aan de dag der algehele voldoening, en (2) de ten tijde van dit vonnis nog toekomstige maandelijkse uitkeringen steeds stipt op tijd te voldoen.
Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, voor zover Cardif daarbij is veroordeeld tot betaling van geldbedragen.
2.5. Bij brief van 21 juli 2010 heeft Cardif [gedaagde] gesommeerd zijn verplichting uit artikel 5 van de toepasselijke algemene polisvoorwaarden na te komen door fysiotherapeut [naam fysiotherapeut] te machtigen de gevraagde informatie onverwijld te verschaffen en dit schriftelijk aan Cardif te (laten) bevestigen, bij gebreke waarvan binnen twee dagen na dagtekening van deze brief, de betreffende verzekeringsovereenkomst als ontbonden dient te worden beschouwd.
2.6. Cardif heeft [gedaagde] inmiddels gedagvaard in hoger beroep tegen de zitting van 7 september 2010.
3. Het geschil
3.1. Cardif vordert - na wijziging van eis - een verbod van de executie van het vonnis van 14 juli 2010 voor wat betreft de aanspraak van [gedaagde] op maandelijkse uitkeringen vanaf 23 juli 2010, totdat op het daartegen door Cardif ingestelde hoger beroep zal zijn beslist of die hoger beroepprocedure op een andere wijze zal zijn geëindigd, op straffe van een dwangsom en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
Cardif stelt, onder verwijzing naar de door haar overgelegde brief van 21 juli 2010, dat de verzekeringsovereenkomst tussen partijen per 23 juli 2010 is ontbonden, nu [gedaagde] herhaaldelijk de verstrekking van de opgevraagde informatie door fysiotherapeut [naam fysiotherapeut] heeft verhinderd door hem dit, ondanks een afspraak van 6 november 2009 hieromtrent tussen partijen, telefonisch steeds te verbieden.
Cardif stelt dat [gedaagde] geen rechtens te respecteren belang heeft bij tenuitvoerlegging van het vonnis, doordat zijn recht op uitkering door de ontbinding van de overeenkomst per 23 juli 2010 is vervallen, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard en sprake is van misbruik van bevoegdheid c.q. onrechtmatig handelen.
Nu [gedaagde] executiemaatregelen heeft aangekondigd, heeft Cardif recht en spoedeisend belang bij haar vordering.
3.2. [gedaagde] betwist het spoedeisend belang. Hij stelt voorts dat niet is voldaan aan de criteria op grond waarvan de executie moet worden verboden, althans dat Cardif haar vordering baseert op een onjuist uitgangspunt.
[gedaagde] voert verder aan dat, ook indien een juist uitgangspunt zou zijn gehanteerd, Cardif te weinig heeft gesteld voor toewijzing van haar vordering.
Het nieuwe en inhoudelijke verweer dat Cardif thans voert, namelijk dat de overeenkomst is ontbonden als gevolg van een tekortkoming door [gedaagde], wordt door [gedaagde] betwist
- volgens [gedaagde] is er juist sprake van een tekortkoming van de zijde van Cardif - en dient aan de orde te komen in de bodemprocedure in hoger beroep. Dit verweer leidt niet tot een verbod tot executie. [gedaagde] betwist overigens dat de ontbinding in de bodemprocedure stand zal houden. [gedaagde] stelt wel degelijk belang te hebben bij executie van het vonnis.
Tenslotte betwist [gedaagde] de (hoogte van de) gevorderde dwangsom alsmede de gevorderde proceskostenveroordeling.
4. De beoordeling
4.1. Blijkens het vonnis van deze rechtbank van 14 juli 2010 dient Cardif aan [gedaagde] de ten tijde van het vonnis achterstallige maandelijkse uitkeringen te voldoen en de toekomstige maandelijkse uitkeringen steeds tijdig. Voor wat betreft de achterstallige uitkeringen met betrekking tot de periode vanaf 26 oktober 2007 tot 23 juli 2010 (inclusief rente) heeft Cardif de verschuldigdheid inmiddels erkend. Cardif stelt zich echter op het standpunt niet verplicht te zijn de uitkeringen vanaf 23 juli 2010 te voldoen. Nu Cardif dit weigert is [gedaagde] bevoegd om tot executie over te gaan. Hierop dient een uitzondering te worden gemaakt indien [gedaagde] door het treffen van executiemaatregelen misbruik maakt van zijn executiebevoegdheid, omdat hij, mede gelet op de belangen aan de zijde van Cardif die door de executie zouden worden geschaad, geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn executiebevoegdheid. Dat zal ondermeer het geval kunnen zijn indien de tenuitvoerlegging van het te executeren vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of nadien feiten of omstandigheden zijn voorgevallen of aan het licht zijn gekomen die met zich meebrengen dat een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard.
4.2. Dat sprake is van een klaarblijkelijke juridische dan wel feitelijke misslag in het vonnis van 14 juli 2010 is gesteld noch gebleken.
Ten aanzien van de stelling van Cardif dat door de - herhaaldelijke - weigering van [gedaagde] om de door Cardif gevraagde informatie te verstrekken, met als gevolg dat de overeenkomst is ontbonden en het recht op uitkering is komen te vervallen, sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden in voornoemde zin, overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
Gelet op de gemotiveerde betwisting door [gedaagde] van voornoemde stelling van Cardif, staat voorshands onvoldoende vast dat er sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden op grond waarvan een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard. De standpunten van partijen te dien aanzien dienen in de bodemprocedure in hoger beroep aan de orde te komen. In kort geding kan thans niet worden vooruitgelopen op de beslissing van het hof op dit punt. Daarnaast heeft [gedaagde] voldoende aannemelijk gemaakt dat hij belang heeft bij de executie van het vonnis van 14 juli 2010, nu hij voor zijn inkomen afhankelijk is van de verzekeringsuitkering. Dit belang dient te prevaleren boven het belang van Cardif dat door de executie wordt geschaad.
Uit het voorgaande volgt dat de vorderingen van Cardif dienen te worden afgewezen.
4.3. Cardif zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. wijst de vorderingen van Cardif af,
5.2. veroordeelt Cardif in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op EUR 263,-- aan griffierecht en EUR 1.054,-- wegens salaris advocaat.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Witsiers en in het openbaar uitgesproken op 14 september 2010.?