ECLI:NL:RBMID:2010:BQ6285

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
12 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
74490 / KG ZA 10-132 (voorlopige voorziening) en 74492 / FA RK 10-1105 (beroep)
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huisverbod opgelegd door burgemeester; opheffing van het huisverbod na wijziging van omstandigheden

In deze zaak heeft de burgemeester van de gemeente Terneuzen op 6 augustus 2010 een huisverbod opgelegd aan de man, verzoeker in deze procedure, op grond van artikel 2, eerste lid, van de Wet tijdelijk huisverbod (Wth). Dit huisverbod was van kracht van 9 augustus 2010 tot 19 augustus 2010. De man heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de mondelinge behandeling op 12 augustus 2010 heeft de voorzieningenrechter de zaak behandeld, waarbij de man, zijn gemachtigde en de zoon als belanghebbende aanwezig waren. De voorzieningenrechter heeft direct na de zitting uitspraak gedaan.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het huisverbod destijds op goede gronden was opgelegd, gezien de crisissituatie op 5 augustus 2010, waarbij de aanwezigheid van de man in de woning een ernstig en onmiddellijk gevaar voor de veiligheid van zijn huisgenoten opleverde. Echter, tijdens de zitting is gebleken dat de omstandigheden inmiddels zijn gewijzigd. De vrouw heeft vrijwillig haar intrek genomen in een appartement in Antwerpen, en de man verblijft met hun zoon bij vrienden in Terneuzen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het huisverbod zijn doel voorbijschiet, nu de woning waarop het besluit betrekking heeft leegstaat en de zoon de zorg van zijn vader nodig heeft.

Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen en het huisverbod met onmiddellijke ingang opgeheven. De voorzieningenrechter heeft geen proceskosten toegewezen, aangezien partijen over en weer in het ongelijk zijn gesteld.

Uitspraak

Uitspraak
RECHTBANK MIDDELBURG
Sector civiel recht
Zaak-/rekestnummers: 74490 / KG ZA 10-132 (voorlopige voorziening) en 74492 / FA RK 10-1105 (beroep)
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 12 augustus 2010 op het verzoek om voorlopige voorziening, tevens uitspraak in de hoofdzaak
inzake
[verzoeker],
wonende te Terneuzen,
verzoeker, hierna ook te noemen de man,
gemachtigde: mr.drs. J. Wouters, advocaat te Middelburg,
tegen:
de burgemeester van de gemeente Terneuzen,
zetelende te Terneuzen,
verweerder,
gemachtigde: A.J.C.P. van Leest,
in welke zaak als belanghebbenden zijn aangemerkt:
- de echtgenote van verzoeker mevrouw [de vrouw] (hierna: de vrouw) en
- hun beider meerderjarige zoon [de zoon] (hierna: de zoon).
1. Procesverloop
1.1 Bij besluit van 6 augustus 2010 heeft verweerder aan de man een huisverbod opgelegd op grond van artikel 2, eerste lid, van de Wet tijdelijk huisverbod (Wth), voor de periode van 9 augustus 2010 14.00 uur tot 19 augustus 2010 14.00 uur.
1.2 Tegen dit besluit heeft de man bij brief van 11 augustus 2010 beroep ingesteld. Tevens heeft de man de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
1.3 Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken ingediend.
1.4 Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 augustus 2010. Verschenen zijn de man, bijgestaan door zijn gemachtigde, en de zoon (belanghebbende), alsmede de gemachtigde van verweerder.
1.5 Na de sluiting van het onderzoek ter zitting heeft de voorzieningenrechter direct mondeling uitspraak gedaan.
2. Beslissing
De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe.
3. Overwegingen
3.1 Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
3.2 In artikel 8:86, eerste lid, van de Awb is voorts bepaald dat, indien het verzoek om een voorlopige voorziening wordt gedaan indien beroep bij de rechtbank is ingesteld en de voorzieningenrechter van oordeel is dat na de zitting nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, deze onmiddellijk uitspraak kan doen in de hoofdzaak. Deze situatie doet zich hier voor.
3.3 Verweerder heeft aan het bestreden besluit, kort weergegeven, ten grondslag gelegd dat een gevaar of ernstig vermoeden van gevaar bestaat als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wth en dat de omstandigheden van het geval het opleggen van een huisverbod noodzakelijk maken. Verweerder heeft naar aanleiding van het schriftelijke verzoek van de gemachtigde van de man van 10 augustus jl. meegedeeld het huisverbod niet te zullen intrekken. Reden hiervoor is volgens verweerder dat de man nog geen aanbod tot hulpverlening heeft aanvaard en uit adviezen van het Algemeen Maatschappelijk Werk blijkt dat de acute dreiging voor de vrouw niet verdwenen is.
3.4 De man heeft ter zitting, samengevat, het volgende aangevoerd. De man betwist niet dat hij tijdens het incident van 5 augustus 2010, dat tot oplegging van het huisverbod heeft geleid, de vrouw bang heeft willen maken en daarbij met benzine heeft gestrooid. Volgens hem is het goed mogelijk dat het gebruik van alcohol in combinatie met medicijnen daar een rol bij heeft gespeeld en verder zullen ook zijn persoonlijke omstandigheden zoals depressieve klachten en zorgen rondom de zoon aan het gebeuren hebben bijgedragen.
Volgens de man is er op dit moment echter geen reden om het opgelegde huisverbod langer te laten voortduren. De feiten en omstandigheden zoals die ten tijde van het opleggen van het huisverbod aanwezig waren, zijn immers gewijzigd. De vrouw heeft vrijwillig haar intrek genomen in het appartement van de man en de vrouw in Antwerpen. De man verblijft thans met hun beider zoon bij vrienden in Terneuzen. De woning waarop het besluit betrekking heeft staat nu leeg. De man stelt dat het belang van de zoon ermee is gediend dat zij samen in de woning verblijven. De zoon is psychiatrisch patiënt en is voor zijn verzorging aangewezen op de man. De vrouw en de zoon kunnen niet met elkaar overweg. De vrouw heeft overigens tegenover de gemachtigde van de man verklaard dat zij ermee instemt dat de man en de zoon in de woning te Terneuzen verblijven. De vrouw hoeft er niet bang voor te zijn dat de man contact met haar zoekt. Daar heeft hij op dit moment geen enkele behoefte aan. De man stelt voorts al enige tijd onder behandeling te zijn bij een psychiater in verband met klachten van depressieve aard.
3.5 Op grond van artikel 2, eerste lid, Wth kan de burgemeester een huisverbod opleggen aan een persoon indien uit feiten en omstandigheden blijkt dat diens aanwezigheid in de woning ernstig en onmiddellijk gevaar oplevert voor de veiligheid van één of meer personen die met hem in de woning wonen of daarin anders dan incidenteel verblijven of indien op grond van feiten of omstandigheden een ernstig vermoeden van dit gevaar bestaat.
3.6 Op grond van de stukken, waaronder het proces-verbaal van bevindingen van de hulpofficier van justitie van 6 augustus 2010, en hetgeen de man ter zitting daaromtrent heeft verklaard, is het de voorzieningenrechter duidelijk geworden dat er op 5 augustus 2010 sprake is geweest van een crisissituatie, waarin de aanwezigheid van de man in de woning een ernstig en onmiddellijk gevaar voor de veiligheid van zijn huisgenoten, in dit geval de vrouw en de zoon, opleverde. Gelet hierop moet worden geoordeeld dat verweerder ten tijde van het opleggen van het huisverbod in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen. Dit betekent dat het beroep ongegrond is.
3.7 De vraag die vervolgens ter beoordeling van de voorzieningenrechter voorligt is of de omstandigheden inmiddels zodanig zijn gewijzigd dat geen sprake meer is van een ernstig en onmiddellijk gevaar.
3.8 Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het ernstige gevaar op grond waarvan het huisverbod is opgelegd niet langer aanwezig nu de vrouw, zo is ter zitting gebleken, vrijwillig haar intrek heeft genomen in het appartement te Antwerpen. Zij is daartoe overgegaan, zo blijkt uit de verklaring van de gemachtigde van de man en de inhoud van de overgelegde schriftelijke verklaring van de vrouw, omdat zij inziet dat de zoon dringend de zorg van de man behoeft en dat de woning te Terneuzen zich daar het beste voor leent. Verder is ter zitting duidelijk geworden dat de man en zijn zoon thans bij vrienden in Terneuzen verblijven. Dit betekent dat de woning waarop het besluit betrekking heeft op dit moment leeg staat. In die zin schiet het huisverbod zijn doel voorbij. Verder is het ook de voorzieningenrechter duidelijk geworden dat de zoon dringend de zorg van zijn vader nodig heeft en dat het belang van de zoon er het meest mee gediend is als hij samen met zijn vader verblijft in de woning te Terneuzen. Ook neemt de voorzieningenrechter mee dat de man reeds onder behandeling is van een psychiater en er in die zin al wordt voorzien in hulpverlening aan de man. Voor zover het huisverbod ertoe strekt contact tussen de man en de vrouw te voorkomen, zal het opheffen van het huisverbod daar niet aan in de weg staan, nu de man ter zitting uitdrukkelijk heeft verklaard voorlopig geen contact met zijn vrouw te zullen opnemen. Op grond van het vorenstaande is de voorzieningenrechter dan ook van oordeel dat het huisverbod met onmiddellijke ingang kan worden opgeheven en het verzoek om een voorlopige voorziening dient te worden toegewezen.
3.9 Gelet op de omstandigheid dat partijen over en weer in het ongelijk zijn gesteld, is er geen aanleiding om een partij te veroordelen in de proceskosten.
Waarvan proces-verbaal,
de griffier de rechter
mr. M.E. Knops-Pijper mr. H.A. Witsiers