ECLI:NL:RBMID:2010:BQ5825

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
26 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
74923 / KG ZA 10-157
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot hervatting gaslevering na stopzetting wegens wanbetaling

In deze zaak vorderde eiser, wonende te Zierikzee, de hervatting van de gaslevering door Delta N.V. na een stopzetting wegens wanbetaling. Eiser had een overeenkomst voor de levering van gas en elektriciteit met Delta, maar had sinds april 2007 geen termijnbedragen meer voldaan, met uitzondering van enkele betalingen in 2008. In juli 2010 heeft Delta de gaslevering stopgezet vanwege een openstaande schuld van € 5.449,28. Eiser heeft geprobeerd om een betalingsregeling te treffen, maar Delta heeft deze voorstellen afgewezen, omdat zij onvoldoende onderbouwd waren en er geen zekerheid werd geboden voor de betaling van de openstaande bedragen.

De voorzieningenrechter oordeelde dat Delta gerechtigd was om de gaslevering op te schorten, gezien de aanzienlijke betalingsachterstand en het gebrek aan zekerheid van eiser. Eiser had geen overtuigende feiten of omstandigheden aangedragen die rechtvaardigden dat Delta de gaslevering diende te hervatten. De voorzieningenrechter wees ook het beroep van eiser op de Regeling afsluiten elektriciteit en gas van kleinverbruikers af, omdat de afsluiting buiten de winterperiode had plaatsgevonden en Delta had gehandeld in overeenstemming met de regeling.

Uiteindelijk werd de vordering van eiser afgewezen en werd hij veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van Delta tot € 715,00 werden begroot. Dit vonnis is uitgesproken op 26 oktober 2010 door mr. H.A. Witsiers.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
" \* MERGEFORMAT
Sector civiel recht, voorzieningenrechter
zaaknummer / rolnummer: 74923 / KG ZA 10-157
Vonnis van 26 oktober 2010
in de zaak van
[eiser],
wonende te Zierikzee, gemeente Schouwen-Duiveland,
eiser,
advocaat: mr. P.W. Bakkum te Zierikzee,
tegen
de naamloze vennootschap
DELTA N.V.,
gevestigd te Middelburg,
gedaagde,
advocaat: mr. N.A. Koole.
Partijen worden hierna [eiser] en Delta genoemd.
De procedure.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding d.d. 15 september 2010 met producties 1 t/m 8;
- de bij brief d.d. 14 oktober 2010 van de zijde van Delta gevoegde producties 1 t/m 3;
- de mondelinge behandeling op 19 oktober 2010;
- de pleitnota van mr. Koole voornoemd.
De feiten.
[eiser] is woonachtig aan de [adres] te Zierikzee. [eiser] heeft met betrekking tot deze woning een overeenkomst gesloten met Delta voor de levering van gas en electriciteit.
Er is achterstand ontstaan in de betaling van de aan [eiser] geleverde energie. Vanaf april 2007 zijn de in rekening gebrachte termijnbedragen niet meer voldaan, met dien verstande dat er in 2008 nog drie betalingen hebben plaatsgevonden van in totaal
€ 1.100,00.
In juli 2010 heeft Delta de levering van gas aan het adres van [eiser] wegens wanbetaling stopgezet.
Via zijn advocaat heeft [eiser] Delta tevergeefs verzocht de toevoer van gas naar zijn woning te herstellen.
Het totaalbedrag van alle onbetaalde facturen, waarvan de vervaldatum is verstreken, bedraagt thans € 5.449,28.
Het geschil.
[eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, samengevat:
I. Delta te veroordelen om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis de levering van aardgas aan zijn woning te hervatten en vervolgens in stand te laten, zulks onder verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag dat Delta hiermee in gebreke blijft;
II. akte te verlenen van het bewijsaanbod;
III. Delta te veroordelen in de kosten van dit geding.
Ter onderbouwing van zijn vordering voert [eiser] het navolgende aan. Zijn echtgenote heeft buiten zijn weten de energienota’s niet voldaan en zodoende een betalingsachterstand laten ontstaan. Het bestaan van de achterstand is hem eerst duidelijk geworden in juli van dit jaar toen de gastoevoer werd stopgezet. [eiser] heeft geprobeerd om met Delta een betalingsregeling te treffen. Via zijn advocaat heeft hij aangeboden de termijnbedragen (van € 131,00 per maand) te betalen en daarnaast de opgelopen achterstand in te lopen met € 150,00 per maand. Delta heeft zijn voorstel echter als onvoldoende onderbouwd afgewezen. [eiser] stelt dat hij met zijn voorstel Delta voldoende zekerheid geboden heeft dat de aan haar verschuldigde bedragen worden voldaan en dat Delta op grond daarvan de nakoming van haar verbintenis niet langer rechtsgeldig kan opschorten. Bovendien is het opgeschort houden van de gastoevoer in de periode 1 oktober – 1 april in strijd met de Regeling afsluiten elektriciteit en gas van kleinverbruikers (hierna: de regeling). Ook heeft Delta zich niet ingespannen om in persoonlijk contact te treden met [eiser], zoals artikel 6 van de regeling voorschrijft. Ter zitting heeft [eiser] nog aangeboden een bedrag van € 1.000,00 ineens aan Delta te voldoen en de resterende schuld met € 150,00 per maand in te lopen.
Delta heeft gemotiveerd verweer gevoerd strekkende tot afwijzing van de vordering van [eiser], zulks met veroordeling van [eiser] in de proceskosten. Anders dan [eiser] ziet Delta geen reden waarom zij de gaslevering zou moeten hervatten. De door [eiser] gedane betalingsvoorstellen blijven steken in weinig onderbouwde toezeggingen zonder dat er enige zekerheid wordt geboden dat de aan Delta verschuldigde bedragen zullen worden voldaan. Ook de omstandigheid dat er op het loon van [eiser] al loonbeslag ligt, geeft weinig vertrouwen dat een betalingsregeling zal worden nagekomen. Het door [eiser] ter zitting gedane betalingsvoorstel dient om dezelfde redenen te worden afgewezen. De ministeriele regeling waar [eiser] zich op beroept, is in dit geval niet van toepassing nu vast staat dat het gas is afgesloten buiten de winterperiode en deze regeling bovendien uitsluitend ziet op beëindiging van de energielevering en niet op het voortduren daarvan. Los daarvan stelt Delta in overeenstemming met de regeling te hebben gehandeld.
De beoordeling.
Delta heeft te kennen gegeven dat zij geen beroep doet op niet-ontvankelijkheid, hoewel [eiser] strikt genomen niet de juiste vennootschap gedagvaard heeft.
Niet bestreden is dat Delta een openstaande vordering heeft op [eiser], waartegen de levering van gas is opgeschort. In dit kort geding gaat het om de vraag of Delta de levering van gas aan het adres van [eiser] opgeschort mag houden. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft [eiser] onvoldoende feiten of omstandigheden gesteld op grond waarvan geoordeeld moet worden dat Delta de gaslevering aan het adres van [eiser] dient te hervatten. Weliswaar heeft [eiser] voorstellen gedaan om de ontstane achterstand in te lopen, maar daarbij is Delta geen enkele zekerheid geboden dat de aan haar verschuldigde bedragen zullen worden voldaan. Gelet op de omvang van de wanbetaling, de reeds op het loon van [eiser] gelegde loonbeslagen en de schuldenlast waarmee [eiser] zegt geconfronteerd te zijn na het vertrek van zijn echtgenote, kan van Delta in redelijkheid niet verwacht worden dat zij de opschorting ongedaan maakt zolang zij geen zekerheid heeft dat de verschuldigde bedragen worden voldaan en de schuld niet verder oploopt. Ook ten aanzien van het ter zitting door [eiser] gedane betalingsvoorstel constateert de voorzieningenrechter dat het blijft bij een niet onderbouwde mondelinge toezegging. In dit verband is tevens van belang dat [eiser] vanaf het moment dat hij stelt te weten dat er sprake is van een betalingsachterstand, derhalve juli 2010, nog geen enkel begin heeft gemaakt met de inlossing van zijn niet betwiste schuld aan Delta.
Het beroep van [eiser] op de ministeriele regeling kan er naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter evenmin toe leiden dat Delta de gaslevering dient te hervatten. Uit de regeling volgt dat bij de beslissing om over te gaan tot het beëindigen van de levering van energie- en gastoevoer aan een kleinverbruiker in de wintermaanden (1 oktober tot 1 april) terughoudendheid geboden is. Strikt genomen is de regeling niet van toepassing, nu de afsluiting in de zomer heeft plaatsgevonden. Maar zelfs bij analoge toepassing van de regeling, zoals [eiser] nog heeft betoogd, is niet aannemelijk dat Delta in strijd met het daaruit voortvloeiende beleid heeft gehandeld. Uit de door Delta overgelegde correspondentie volgt, zoals de regeling voorschrijft, dat [eiser] meer dan eens is gewezen op de mogelijkheden om betalingsachterstanden te voorkomen en te beëindigen, en dat hierover, zo is ter terechtzitting gebleken, ook telefonisch contact is geweest tussen Delta en [eiser]. Het beroep op de regeling slaagt dus niet.
Gelet op het vorenstaande zal de vordering strekkende tot het hervatten van de gaslevering aan het adres van [eiser] worden afgewezen. Het sub II gevorderde leent zich niet voor toewijzing in kort geding, zodat deze vordering eveneens zal worden afgewezen.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Delta worden begroot op:
- vast recht € 263,00
- salaris advocaat 452,00 (1,0 punt × tarief EUR 452,00)
Totaal € 715,00
De beslissing.
De voorzieningenrechter:
wijst de vordering af,
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Delta tot op heden begroot op € 715,00,
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Witsiers en in het openbaar uitgesproken op 26 oktober 2010.