ECLI:NL:RBMID:2010:BQ5802

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
22 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
210613
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van bedrijfsgegevensplaatsing en bewijsvoering van overeenkomst

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Middelburg op 22 december 2010, vorderde VKM Advertising B.V. (hierna: eiseres) betaling van € 391,89 van de gedaagde, die onder de naam van zijn bedrijf handelde. De eiseres stelde dat de gedaagde telefonisch had ingestemd met de plaatsing van zijn bedrijfsgegevens op haar internetsite voor een periode van zes maanden. De gedaagde ontkende echter ooit een overeenkomst te hebben gesloten en voerde aan dat hij nooit toestemming had gegeven voor de plaatsing van een advertentie. De procedure begon met een dagvaarding op 5 oktober 2010, gevolgd door een conclusie van antwoord en een tussenvonnis waarin een comparitie van partijen werd gelast.

Tijdens de comparitie, die op 24 november 2010 plaatsvond, verklaarde de gedaagde dat het transcript van het tweede telefoongesprek, waarin de eiseres beweerde dat een overeenkomst was gesloten, niet de essentiële elementen van een contract bevatte. De kantonrechter oordeelde dat de vordering van de eiseres afhing van de vraag of de gedaagde daadwerkelijk een opdracht had gegeven voor de plaatsing van zijn gegevens. De rechter concludeerde dat de verklaringen van de gedaagde in het tweede telefoongesprek te beperkt waren om als bewijs voor een overeenkomst te dienen.

De kantonrechter benadrukte dat de eiseres niet voldoende bewijs had geleverd om de gestelde overeenkomst te onderbouwen. Bovendien was het eerste telefoongesprek, waarin het aanbod zou zijn gedaan, niet opgenomen, wat leidde tot onzekerheid over de inhoud van dat gesprek. De rechter oordeelde dat de eiseres in haar bewijsvoering tekort was geschoten en wees de vordering af. De eiseres werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, die werden begroot op € 25,70 voor reiskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector kanton
Locatie Terneuzen
zaak/rolnr.: 210613 / 10-2205
vonnis van de kantonrechter d.d. 22 december 2010
in de zaak van
de besloten vennootschap
VKM ADVERTISING B.V.,
gevestigd te [adres],
eisende partij,
verder te noemen: [eiseres],
gemachtigde: AGIN Timmermans,
t e g e n :
[gedaagde],
wonende te [adres],
handelende onder de naam
[bedrijfsnaam gedaagde],
gedaagde partij,
verder te noemen: [gedaagde],
in persoon.
het verloop van de procedure
De procedure is als volgt verlopen:
- dagvaarding van 5 oktober 2010,
- conclusie van antwoord,
- tussenvonnis van 13 oktober 2010,
- comparitie van partijen.
de beoordeling van de zaak
1. In het tussenvonnis werd een comparitie van partijen gelast die werd gehouden op 24 november 2010. Verschenen zijn mr. Heeren als gemachtigde van [eiseres] en [gedaagde] in persoon. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
2. [Eiseres] vordert de veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 391,89 met rente en proceskosten. Dit bedrag is de som van het bedrag van € 296,31 dat zij bij factuur van 29 maart 2010 in rekening bracht aan [gedaagde], € 7,08 aan wettelijke (handels)rente daarover tot 5 oktober 2010, € 13,50 aan leges/informatiekosten en € 75,-- aan incassokosten. Naar zij stelt, plaatste zij overeenkomstig telefonische opdracht van [gedaagde] diens bedrijfsgegevens op een door haar geëxploiteerde internetsite gedurende zes maanden. [Gedaagdes] bedrijf stond al een jaar kosteloos op die site. Na verloop daarvan benaderde [eiseres] hem om na te gaan of hij geïnteresseerd was in voortzetting van die vermelding tegen betaling. Toen [gedaagde] blijk gaf van zijn belangstelling liet de medewerkster van [eiseres] weten dat een geluidsopname werd gemaakt. De geluidsopname en het transcript daarvan zijn overgelegd bij dagvaarding. Daaruit blijkt dat [gedaagde] alle vragen, ook die over de periode en de prijs, zonder voorbehoud bevestigend beantwoordde. Dit laatste ligt niet in de rede indien geen aanbod aan dit gesprek voorafging en [gedaagde] niet de wens had te contracteren met [eiseres]. Betaling van de factuur diende te volgen binnen 14 dagen na de factuurdatum. [Eiseres] maakte buitengerechtelijke incassokosten die voor rekening van [gedaagde] behoren te komen.
3. [Gedaagde] voert verweer. Het verweer komt op het volgende neer. [Eiseres] nam telefonisch contact met hem op toen naar zij zei het eerste jaar van zijn contract kort daarna zou aflopen. Hij had echter nooit een contract met [eiseres] afgesloten of toestemming gegeven tot het plaatsen van een advertentie op internet. Binnen acht dagen na ontvangst van de factuur protesteerde hij daartegen en bevestigde dat hij geen contract met [eiseres] had. Hij verwijst naar zijn correspondentie met [eiseres]. Hij legt stukken over van het Steunpunt Acquisitiefraude waaruit blijkt van de kwalijke wijze van werken van [eiseres]. Die handelwijze houdt onder meer in dat de acquisiteur van [eiseres] ten onrechte de mededeling doet dat in het verleden al een advertentieopdracht is verstrekt voor de website zodat de indruk ontstaat dat sprake is van een bestaande overeenkomst waarop wordt voortgebouwd. De acquisiteur kondigt een tweede telefoongesprek aan waarin de bedrijfsgegevens worden gecontroleerd voor de reeds overeengekomen advertentieopdracht. Dat tweede telefoongesprek wordt opgenomen en blijkt achteraf te gelden als opdrachtbevestiging en als bewijs van de opdracht te worden gebruikt.
4. De kantonrechter overweegt dat de vordering staat of valt met het antwoord op de vraag of [gedaagde] op 15 maart 2010 aan [eiseres] opdracht gaf zijn bedrijfsgegevens op haar internetsite te plaatsen voor een periode van zes maanden. Bij de comparitie van partijen verklaarde [gedaagde] dat het bij dagvaarding overgelegde transcript de inhoud van het telefoongesprek tussen hem en een medewerkster van [eiseres] juist en volledig weergeeft. Naar [gedaagde] bij de comparitie verklaarde, is aan dat telefoongesprek op dezelfde dag een telefoongesprek tussen hem en dezelfde medewerkster van [eiseres] voorafgegaan. De gemachtigde van [eiseres] bevestigde dat dit de gebruikelijke werkwijze van [eiseres] is. Van dat eerdere telefoongesprek is echter geen transcript voorhanden omdat [eiseres] dat eerste telefoongesprek niet heeft opgenomen.
5. Bij de uitleg van verklaringen komt het aan op de zin die partijen over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. De verklaringen van [gedaagde] in het tweede telefoongesprek - het gesprek dus waarvan een transcript voorhanden is - beperken zich tot de woorden "Ja", "Nee", "Ja, zodra ik het ook maar via de post krijg", "Is goed", "Oké" en "Dag". De uitingen van [gedaagde] zijn dan ook zeer beperkt en bevatten geen van de essentiële bestanddelen van de door [eiseres] gestelde overeenkomst, zoals de prijs, de verplichtingen van [eiseres] en de duur ervan. Bovendien is om te kunnen vaststellen welke zin partijen over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen mochten toekennen en hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten ook de inhoud van het eerste telefoongesprek van belang. [Eiseres] verwijst ook zelf naar het eerste telefoongesprek waarin het aanbod zou zijn gedaan. De inhoud van dat gesprek is niet komen vast te staan als gevolg van de door [eiseres] gekozen praktijk dat eerste telefoongesprek niet en het tweede wel op te nemen. Dat in zoverre de interpretatie van dat tweede gesprek onzeker blijft, is toe te rekenen aan [eiseres] en moet in haar nadeel komen. Het blijft dan ook onvoldoende duidelijk welk aanbod, gedaan in het eerste telefoongesprek, door [gedaagde] in het tweede telefoongesprek zou zijn aanvaard.
6. Tot slot heeft te gelden dat het transcript van het tweede telefoongesprek enige steun geeft aan de stelling van [gedaagde] zoals blijkt uit zijn correspondentie met [eiseres] dat hij niet eerder akkoord zou gaan met de opdracht dan nadat hij alle gegevens had ontvangen. Volgens het transcript verklaarde de medewerkster van [eiseres]: "En uhm nou vergeet ik 1 zin te zeggen uh ik heb de vermelding al uh en afspraken juist weergegeven is alles u ook duidelijk?" [Gedaagde] reageerde daarop mededeling: "Ja, zodra ik het ook maar via de post krijg", waarop de medewerkster van [eiseres] verklaarde: "Ja, u krijgt alles met de post gestuurd hoor". Daardoor kan bij [gedaagde] de gedachte hebben postgevat dat hij niet een onvoorwaardelijke overeenkomst sloot, maar de overeenkomst afhankelijk was van de ontvangst van gegevens per post. Uit de stukken blijkt dat [gedaagde] na de ontvangst van de factuur met overige gegevens van 29 maart 2010 bij brief van 2 april 2010 reageerde geen advertentie te wensen.
7. De kantonrechter komt dan ook tot de slotsom dat de gestelde overeenkomst niet is bewezen. Omdat [eiseres] geen bruikbaar bewijsaanbod deed, is haar vordering niet toewijsbaar. [Eiseres] dient te worden veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde]. Deze kosten worden begroot op de reiskosten voor twee bezoeken aan het gerechtsgebouw te Terneuzen.
de beslissing
De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding welke aan de zijde van [gedaagde] tot op heden worden begroot op € 25,70 wegens reiskosten.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Kool, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 december 2010 in tegenwoordigheid van de griffier.