vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
zaaknummer / rolnummer: 69873 / HA ZA 09-543
Vonnis van 25 augustus 2010
[eiseres],
wonende te Vogelwaarde,
eiseres,
advocaat mr. drs. J.J. Brugge te Oostburg,
[gedaagde],
wonende te Hengstdijk,
gedaagde,
advocaat mr. R.R.E. Nobus te Terneuzen.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 10 februari 2010;
- de comparitie van partijen op 8 april 2010, waarvan met instemming van partijen geen proces-verbaal is opgemaakt.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Op 27 november 2007 is overleden [erflaatster] (hierna erflaatster). Bij testament van 25 mei 2007 heeft erflaatster tot enige erfgenamen benoemd haar kinderen [kind 1], geboren op [datum] 1988, [kind 2], geboren op [datum] 2001 en [kind 3] ([kind 3]), geboren op [datum] 1994. In het testament heeft erflaatster een executeur benoemd in de zin van artikel 4:142 BW en een bewind ingesteld over de aan haar kinderen nagelaten of vermaakte goederen in zin van artikel 1: 253i lid 4 onder c BW respectievelijk artikel 4:153 ev BW. [eiseres] is benoemd tot executeur testamentair en bewindvoerder.
2.2. In artikel V van het testament is -voor zover hier van belang- opgenomen: (…)”De executeur heeft tot taak de goederen van de nalatenschap te beheren en de schulden van de nalatenschap te voldoen die tijdens zijn beheer uit die goederen behoren te worden voldaan. (…) en “De executeur is bevoegd de door hem beheerde goederen te gelde te maken, voor zover dit nodig is voor de tot zijn taak behorende voldoening van de schulden der nalatenschap.”(…)
2.3. In artikel VIII van het testament is -voor zover hier van belang- opgenomen: (…)”Behoren de goederen die onder het bewind staan of die met een onder het bewind staand beperkt recht belast zijn tot een gemeenschap, dan is de bewindvoerder bevoegd tot het vorderen van verdeling en is hij, met toestemming van de rechthebbende, bevoegd tot het aangaan van een overeenkomst tot uitsluiting van verdeling voor een bepaalde tijd. De bewindvoerder is met toestemming van de rechthebbende bevoegd tot medewerking aan de verdeling.”(…)
2.4. Tot de nalatenschap behoort de onverdeelde helft van de woning aan het [adres] te Hengstdijk (de woning). De andere onverdeelde helft van de woning behoort toe aan [gedaagde], met wie erflaatster gehuwd is geweest. Op 31 januari 2008 hebben partijen een taxatierapport laten uitbrengen, waarbij de vrije verkoopwaarde is bepaald op € 312.000,--
2.5. Sinds maart 2008 woont [gedaagde], samen met zijn nog minderjarige dochter [kind 3], in de woning.
3. Het geschil
3.1. [eiseres] vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
a. de scheiding en deling beveelt van de woning gelegen aan het [adres] te Hengstdijk;
b. bepaalt dat [gedaagde] gedurende drie maanden na het ten deze te wijzen vonnis het recht heeft de onderhavige woning tegen de getaxeerde waarde van € 312.000,-- over te nemen;
c. indien [gedaagde] van het onder b genoemde recht binnen drie maanden geen gebruik maakt, uitspreekt dat de woning onderhands verkocht moet worden en bepaalt dat [gedaagde] alsdan de woning moet ontruimen met de zijnen en het zijne op straffe van een dwangsom van € 100,-- per dag voor iedere dag dat [gedaagde] alsdan en na betekening van het ten deze te wijzen vonnis nog in de woning verblijft.
3.2. [eiseres] voert daartoe het volgende aan. De woning behoort voor de helft tot de nalatenschap van erflaatster. [eiseres] heeft in haar hoedanigheid van executeur en bewindvoerder recht en belang scheiding en deling te vorderen van de woning. Bij beschikking van 8 september 2009 heeft de kantonrechter toestemming verleend voor het aangaan van de procedure –mede- namens de minderjarige [kind 3].
3.3. [gedaagde] voert verweer dat -samengevat- hier op neerkomt. [eiseres] is op grond van het testament als executeur slechts bevoegd goederen te gelde te maken voor zover dit nodig is om de schulden van de nalatenschap te betalen. Gesteld noch gebleken is dat de vordering is ingesteld met dat doel. [gedaagde] is er niet mee bekend dat de nalatenschap schulden heeft. [gedaagde] betaalt de hypotheek, de verzekeringen en de lasten ten behoeve van de woning.
Het bewind is ingesteld in het belang van de minderjarige [kind 3]. Het komt [gedaagde] voor dat het niet in het belang van [kind 3] is, zowel financieel als emotioneel, dat zij gedwongen wordt de woning te verlaten. [kind 3] heeft bovendien geen toestemming gegeven voor het instellen van de vordering. Tenslotte stelt [gedaagde] dat een belang in de zin van artikel 3:303 BW bij het instellen van de vordering ontbreekt, althans dat [eiseres] misbruik maakt van haar bevoegdheid in de zin van artikel 3:13 BW. Het belang van haar kinderen heeft bij erflaatster bij het opmaken van haar testament voorop gestaan. Alleen [kind 3] is nog minderjarig. Zij heeft er belang bij dat zij in de woning kan blijven.
4. De beoordeling
4.1. Voorop moet worden gesteld dat [eiseres] én executeur is van de nalatenschap van erflaatster en het bewind voert over de aan de erfgenamen nagelaten goederen. In beide hoedanigheden is de hoofdtaak van [eiseres] het beheer van de goederen van de nalatenschap (zie 4:144 en 4:166 BW). Het beheer van een nalatenschap als executeur kan de bevoegdheid tot verkoop met zich brengen. Erflaatster heeft die bevoegdheid in haar testament beperkt tot die gevallen waarin het te gelde maken van goederen nodig is voor de voldoening van schulden van de nalatenschap. Aan [gedaagde] kan worden toegegeven dat gesteld noch gebleken is dat verkoop van de woning nodig is ter voldoening van schulden van de nalatenschap. [eiseres] is naast executeur ook bewindvoerder. Op grond van artikel 4:171 BW kunnen de bevoegdheden van de bewindvoerder worden verruimd. Erflaatster heeft aan [eiseres] in haar hoedanigheid van bewindvoerder expliciet de bevoegdheid toegekend tot het vorderen van scheiding en deling van goederen die tot een gemeenschap behoren. Toestemming van de rechthebbenden (de erfgenamen) heeft Op den Bouw voor de vordering tot verdeling niet nodig. Aan [eiseres] komt derhalve de bevoegdheid toe de verdeling van de woning te vorderen.
4.2. De rechtbank verstaat de vordering van [eiseres] aldus dat zij op de voet van artikel 3:185 BW vordert dat de rechter de wijze van verdeling van de woning vaststelt. Als wijze van verdeling komt daarbij ondermeer in aanmerking de verdeling van de netto-opbrengst van de woning nadat deze op een door de rechter te bepalen wijze is verkocht. De rechtbank kan [gedaagde] dan ook niet volgen in zijn stelling dat [eiseres] middels de door haar ingestelde vorderingen haar bevoegdheden overschrijdt.
4.3. [gedaagde]s voert verder aan dat het belang van [kind 3], die bij hem inwoont en van wie hij de verzorging op zich heeft genomen, zich verzet tegen verdeling van de woning. Zowel financieel als emotioneel is het niet in haar belang de woning gedwongen te verlaten, aldus [gedaagde]. [gedaagde] gaat er daarbij aan voorbij dat het bewind niet enkel is ingesteld in het belang van [kind 3], maar ook in dat van haar broers. [gedaagde] laat bovendien in het midden welk financieel belang [kind 3] erbij zou hebben om in de woning te blijven, zodat de rechtbank aan dat argument voorbij gaat. De rechtbank heeft er begrip voor dat, mocht het zover komen, een gedwongen verhuizing voor [kind 3] niet leuk is. Dat gegeven legt echter onvoldoende gewicht in de schaal om de verdeling van de woning tegen te houden. Een verhuizing komt wel vaker voor in het leven van een jong kind, zonder dat tot geestelijke beschadiging leidt. [gedaagde] heeft om dat aan te nemen ook te weinig gesteld. De rechtbank gaat er bovendien vanuit dat [gedaagde] in dat geval vervangende woonruimte zal kunnen vinden en de zorg voor [kind 3] daar kan voortzetten.
4.4. Tenslotte betoogt [gedaagde] dat [eiseres] bij gebreke aan een belang geen vordering tot verdeling toekomt, althans dat zij misbruik maakt van haar bevoegdheid de verdeling van de woning te vorderen. Dat gebrek aan een belang, althans dat misbruik koppelt [gedaagde] aan het belang van [kind 3], waarover de rechtbank zich hiervoor in 4.3. reeds heeft uitgelaten. [gedaagde] gaat er aan voorbij dat het bewind niet alleen is ingesteld in het belang van [kind 3], maar ook in dat van haar broers, die in beginsel niet kunnen worden verplicht in een onverdeelde boedel te blijven. Het belang van [eiseres] ligt besloten in haar verplichting de taak als bewindvoerder zo goed mogelijk uit te voeren, Daarbij dient zij de belangen van alle rechthebbenden voor ogen te houden. Zoals hiervoor reeds overwogen legt het belang van [kind 3] om in de woning te blijven wonen onvoldoende gewicht in de schaal. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [eiseres] dan ook voldoende belang bij de rechtsvordering. Van misbruik van dat recht, ten aanzien waarvan [gedaagde] niets anders dan het belang van [kind 3] heeft aangevoerd, is evenmin sprake.
4.5. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat aan verdeling van de woning niet valt te ontkomen. Blijkens de aantekeningen van de comparitie hebben partijen ter gelegenheid daarvan afgesproken dat zij zouden proberen het geschil in der minne te regelen, waarbij het in de bedoeling lag dat de woning aan [gedaagde] zou worden toebedeeld, tegen betaling van een vergoeding aan zijn kinderen en de vestiging van een hypotheekrecht ten behoeve van zijn kinderen wegens overbedeling. Nu partijen vonnis hebben gevraagd is een regeling kennelijk niet tot stand gekomen. Niettemin zal de rechtbank, dat is immers ook de insteek van de vorderingen van [eiseres], bepalen dat [gedaagde] gedurende een termijn van drie maanden de gelegenheid krijgt de woning op basis van de getaxeerde waarde van € 312.000,-- in onverdeelde eigendom te verwerven tegen een vergoeding ten behoeve van de nalatenschap wegens overbedeling.
4.6. Voorzover [gedaagde] binnen de gestelde termijn van die mogelijkheid geen gebruik maakt, zal het gerecht bepalen dat de netto-opbrengst van de woning, nadat deze onderhands tegen een marktconforme prijs is verkocht, dient te worden verdeeld, een en ander zoals in het dictum bepaald. De vordering tot ontruiming zal de rechtbank afwijzen, nu daarmee, zolang de woning niet is verkocht, immers geen enkel belang is gediend.
4.7. De rechtbank ziet, nu het in deze zaak in de kern gaat om een verdeling tussen de vader en zijn kinderen, aanleiding de proceskosten te compenseren, aldus dat ieder der partijen de eigen kosten draagt.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. Bepaalt dat [gedaagde] gedurende een termijn van drie maanden vanaf de betekening van het vonnis de gelegenheid krijgt de woning op basis van de getaxeerde waarde van € 312.000,-- in onverdeelde eigendom te verwerven, tegen vergoeding van de helft van de (netto) overwaarde wegens overbedeling.
5.2. Bepaalt, indien [gedaagde] van de aan hem in 5.1. van het dictum toegekende mogelijkheid geen gebruik heeft gemaakt, de verdeling bij helfte van de netto-opbrengst van de woning tussen de nalatenschap en [gedaagde], na onderhandse verkoop van de woning tegen een marktconforme prijs.
5.3. Verklaart dit vonnis ten aanzien van hetgeen is beslist in 5.2. van het dictum uitvoerbaar bij voorraad.
5.4. Compenseert de kosten, aldus dat ieder der partijen de eigen kosten draagt.
5.5. Wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A. van Voorthuizen en in het openbaar uitgesproken op 25 augustus 2010.?