RECHTBANK MIDDELBURG
Sector kanton
zaak/rolnr.: 200239 / 10-437
vonnis van de kantonrechter d.d. 17 november 2010
[A],
wonende te [adres],
eisende partij,
verder te noemen: [eiseres],
gemachtigde: aanvankelijk mr. H. Klein Hesselink, thans mr. B.J. van de Wijnckel als bewindvoerder in de schuldsaneringsregeling van [eiseres],
de besloten vennootschap
[B],
gevestigd te [adres],
gedaagde partij,
verder te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: mr. H.I. van den Heuvel-Boonstra.
het verloop van de procedure
De procedure is als volgt verlopen:
- dagvaarding van 1 maart 2010,
- akte van [eiseres],
- conclusies van antwoord en repliek,
- akte van [eiseres],
- conclusie van dupliek.
de beoordeling van de zaak
1. [Eiseres] was in dienst van [gedaagde] van 30 juni 2008 tot 3 november 2009. Zij vordert de veroordeling van [gedaagde] tot betaling van:
- € 1.297,20 aan salaris over de periode van 27 augustus 2009 tot 3 november 2009,
- de vergoeding van niet genoten vakantie-uren,
- de vakantiebijslag over de periode van 1 juni 2009 tot 3 november 2009,
- de wettelijke rente over het gevorderde,
- de wettelijke verhoging wegens vertraagde betaling van het salaris,
- de proceskosten.
2. Tijdens de procedure sprak op 20 mei 2010 de civiele sector van de rechtbank de definitieve toepassing van de schuldsaneringsregeling uit ten aanzien van [eiseres] met benoeming van mr. B.J. van de Wijnckel tot bewindvoerder. De bewindvoerder nam het geding over.
3. [Gedaagde] bestrijdt de vordering en de daarvoor aangevoerde gronden.
4. De kantonrechter acht zich door wat partijen hebben aangevoerd nog niet voldoende ingelicht. Hij zal daarom een comparitie van partijen gelasten tot het verstrekken van inlichtingen. Ook kan dan worden geprobeerd om het geschil op te lossen met een schikking.
5. Op de comparitie dient [eiseres] in persoon te verschijnen en [gedaagde] te worden vertegenwoordigd door iemand die van de zaak op de hoogte is en bevoegd is een schikking aan te gaan met [eiseres]. Als een partij niet op deze wijze verschijnt, kan de kantonrechter daaruit de gevolgtrekking maken die hij geraden acht. Partijen moeten alle stukken die betrekking hebben op de zaak meebrengen.
6. [Eiseres] baseert haar vordering op de stelling dat zij vanaf 27 augustus 2009 arbeidsongeschikt was. Zij vroeg een deskundigenoordeel aan van het UWV over haar re-integratie-inspanningen. Bij brief van 18 februari 2010 schreef het UWV dat het feitelijk gaat om de beantwoording van de vraag of [eiseres] al dan niet arbeidsongeschikt was. Het UWV stelde pas een deskundigenoordeel te kunnen uitvoeren als er een eerste oordeel is. Dit eerste oordeel ontbrak omdat de arbeidsongeschiktheid nooit is vastgesteld door de arbodienst, zodat volgens het UWV daarover geen deskundigenoordeel kon worden gegeven.
7. Naar het de kantonrechter voorkomt, is deze opvatting van het UWV onjuist. Artikel 7: 629a BW komt erop neer dat het deskundigenoordeel moet worden gegeven ook als de arbodienst zich niet heeft uitgelaten over de vraag of de werknemer de bedongen arbeid niet kan verrichten wegens ziekte. De bedoeling van deze bepaling is dat zoveel mogelijk een conflict tussen werkgever en werknemer over de eventuele arbeidsongeschiktheid van de werknemer wordt opgelost zonder inschakeling van de rechter. Het niet verstrekken van een deskundigenoordeel omdat het oordeel van de arbodienst ontbreekt, doet afbreuk aan die strekking. Bovendien kan een deskundigenoordeel voor de rechter een aanknopingspunt zijn in de beantwoording van de vraag of van arbeidsongeschiktheid sprake is.
8. De opvatting dat het UWV alleen een deskundigenoordeel over de arbeidsongeschiktheid wegens ziekte van de werknemer kan geven na een eerste oordeel van de arbodienst strookt ook niet met artikel 32 lid 1 Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen. Volgens deze bepaling stelt het UWV op verzoek van een werkgever of een werknemer een onderzoek in naar en geeft het een oordeel over het bestaan van ongeschiktheid tot werken indien een werknemer een geschil heeft met zijn werkgever over het recht op loon als bedoeld in artikel 7: 629a BW. Een oordeel van de arbodienst is niet vereist. Aan de voorwaarde dat tussen werkgever een geschil bestaat over het recht op loon als bedoeld in artikel 7: 629a BW is ook voldaan indien - zoals in dit geval - de werknemer stelt recht te hebben op dat loon en de werkgever dat loon weigert te voldoen omdat een oordeel van de arbodienst ontbreekt.
9. Bij de beoordeling van de vordering kan van belang zijn of [eiseres] inderdaad arbeidsongeschikt was in de periode van 27 augustus tot 3 november 2009. Indien nu nog kan worden beoordeeld of [eiseres] in deze periode wegens ziekte arbeidsongeschikt was, geeft de kantonrechter haar - of eventueel [gedaagde] - in overweging alsnog een deskundigenoordeel aan te vragen en dat in het geding te brengen. Wellicht draagt het eraan bij dat het UWV alsnog een deskundigenoordeel geeft indien een afschrift van dit vonnis bij de aanvraag wordt gevoegd.
10. Mogelijk willen partijen zich tijdens de comparitie beroepen op nog niet overgelegde stukken. In dat geval dienen zij die stukken aan de kantonrechter en in kopie aan de wederpartij toe te zenden uiterlijk twee weken vóór de comparitie.
gelast partijen voor de kantonrechter te verschijnen om inlichtingen te verstrekken en een schikking te beproeven in het gerechtsgebouw aan het Stadhuisplein 121 te Terneuzen op een nader te bepalen dag en uur;
bepaalt dat daarbij [eiseres] in persoon dient te verschijnen en [gedaagde] rechtsgeldig te worden vertegenwoordigd;
verwijst de zaak naar de rolzitting van woensdag 8 december 2010 te 10.30 uur voor dagbepaling van de comparitie van partijen;
heeft het voornemen om dan geen verder uitstel toe te staan;
bepaalt dat partijen liefst tevoren per brief aan de griffie, maar uiterlijk op genoemde rolzitting, de verhinderdata van alle betrokkenen opgeven in de maanden januari, februari en maart 2011 (daarna krijgen partijen bericht wanneer de comparitie van partijen zal worden gehouden);
beveelt de desbetreffende partij(en) de onder 10 in dit vonnis bedoelde stukken toe te zenden aan de kantonrechter en in kopie aan de wederpartij uiterlijk twee weken vóór de comparitie;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Kool, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 november 2010 in tegenwoordigheid van de griffier.