ECLI:NL:RBMID:2010:BP6682
Rechtbank Middelburg
- Eerste aanleg - meervoudig
- J.C.K.W. Bartel
- A.W. Ente
- I. Dijkman
- Rechtspraak.nl
Planschadevergoeding voor de plaatsing van windturbines in de Hoofdplaatpolder
In deze zaak heeft eiseres, wonende te [woonplaats], beroep ingesteld tegen het besluit van het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Sluis, waarbij haar verzoek om planschadevergoeding in verband met de plaatsing van vijf windturbines in de Hoofdplaatpolder ongegrond is verklaard. Eiseres heeft op 8 december 2009 beroep ingesteld bij de rechtbank, na de ongegrondverklaring van haar bezwaren op 30 oktober 2009. De zitting vond plaats op 11 november 2010, waar eiseres werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. A.P. Cornelissen en juridisch adviseur A. Streefkerk-Wegman. Verweerder werd vertegenwoordigd door M.A.C. Laros en M. Provoost van Taxatie- en Advieskantoor Rijk.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeente Oostburg op 10 september 2002 vergunning heeft verleend voor de bouw van een windenergiepark met vijf windturbines. Eiseres stelt dat zij schade heeft geleden door de plaatsing van deze turbines, onder andere door geluidshinder en verminderd uitzicht. De rechtbank heeft geoordeeld dat het college ten onrechte voorbij is gegaan aan de eerdere vergunning die als schadeveroorzakend besluit moet worden aangemerkt. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, waarbij de vergoeding voor planschade is vastgesteld op een bedrag dat door de rechtbank is bepaald, te verhogen met wettelijke rente.
De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de waarde van de woning van eiseres voor en na het schadeveroorzakend besluit door verschillende deskundigen is getaxeerd, en dat deze taxaties niet goed onderbouwd zijn. De rechtbank heeft de schadevergoeding vastgesteld op basis van de waarde van de woning en de geconstateerde schade door de windturbines. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer en is openbaar uitgesproken op 23 december 2010. Eiseres kan binnen zes weken na verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Raad van State.