ECLI:NL:RBMID:2010:BP5100

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
2 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
67710 / HA ZA 09-246
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onvoldoende zorgplicht van hypotheekbemiddelaar bij financieringsbeding in koopovereenkomst

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Middelburg, stond de vraag centraal of de hypotheekbemiddelaar, ZHH, toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar zorgplicht jegens de koper, [eiser]. De koper had op 24 juni 2008 een woning gekocht met een financieringsvoorbehoud dat afliep op 30 september 2008. De hypotheekaanvraag bij BLG Hypotheekbank N.V. werd echter afgewezen, en de koper kon de woning niet afnemen. De rechtbank oordeelde dat ZHH onvoldoende zorg heeft betracht door de koper niet te wijzen op het feit dat het ondertekenen van de hypotheekofferte niet betekende dat de financiering rond was. Dit tekortschieten leidde ertoe dat de koper niet tijdig gebruik kon maken van de ontbindende voorwaarde in de koopovereenkomst.

De rechtbank concludeerde dat ZHH aansprakelijk was voor de schade die de koper had geleden, die bestond uit een bedrag van EUR 32.000,00 dat de koper aan de verkopers moest betalen. Daarnaast vorderde de koper ook een bedrag van EUR 1.500,00 dat hij had betaald voor de bemiddeling, maar de rechtbank oordeelde dat deze betaling onverschuldigd was, omdat er geen hypotheek tot stand was gekomen. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten werd afgewezen, omdat de koper niet had aangetoond dat er kosten waren gemaakt die verder gingen dan gebruikelijke aanmaningen.

De rechtbank veroordeelde ZHH tot betaling van EUR 33.500,00 aan de koper, vermeerderd met wettelijke rente, en ook tot betaling van de proceskosten, die op EUR 2.004,00 werden begroot. Dit vonnis werd uitgesproken op 2 juni 2010 door mr. H.A. Witsiers.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
" \* MERGEFORMAT
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 67710 / HA ZA 09-246
Vonnis van 2 juni 2010
in de zaak van
1. [eiser sub 1],
2. [eiser sub 2],
beiden wonende te Brouwershaven, gemeente Schouwen-Duiveland,
eisers,
advocaat mr. J.A.M. van de Sande te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
'T ZEEUWSE HYPOTHEEK HUYS B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Yerseke, gemeente Reimerswaal,
gedaagde,
advocaat mr. C.J. IJdema te Middelburg.
Partijen zullen hierna [eiser] en ZHH genoemd worden.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 26 augustus 2009;
- het proces-verbaal van comparitie van 11 november 2009.
Ten slotte is vonnis bepaald.
De feiten
Op 24 juni 2008 heeft [eiser] een woning gelegen aan de [adres] in Serooskerke, gemeente Walcheren (hierna: “de woning”) gekocht. De koopprijs bedroeg [bedrag].
In de koopovereenkomst is een financieringvoorbehoud opgenomen dat afliep op 30 september 2008.
[eiser] en de verkopers hebben op 2 september 2008 een aanvullende overeenkomst gesloten. In deze overeenkomst staat onder meer vermeld dat bij het transport van de leveringsakte [eiser] EUR 20.000,00, vermeerderd met rente, aan verkopers is verschuldigd tot het moment dat [eiser] zijn eigen panden gelegen aan de [adres 2] te Brouwershaven heeft verkocht en geleverd.
Voor de financiering van de woning heeft [eiser] aan ZHH de opdracht verstrekt om te bemiddelen voor een passende hypotheek. De heer [tussenpersoon] heeft ten behoeve van [eiser] de feitelijke werkzaamheden verricht.
[eiser] heeft op 23 september 2008 de door BLG Hypotheekbank N.V. (hierna: “BLG”) verstrekte offerte ondertekend. BLG heeft, blijkens de brief van 17 november 2008, de hypotheekaanvraag van [eiser] afgewezen.
[eiser] heeft een factuur van ZHH d.d. 23 september 2008 voor de bemiddeling bij de financiering ten bedrage van EUR 1.500,00 op 30 september 2008 betaald.
Nadat BLG de hypotheekaanvraag heeft afgewezen, heeft [tussenpersoon] een hypotheekaanvraag ingediend bij Aegon Levensverzekering N.V. (hierna: “Aegon”). Deze aanvraag is door [eiser] geannuleerd.
[eiser] heeft de woning niet kunnen afnemen vanwege het niet verkrijgen van de benodigde financiering. Op grond van art. 13 van de koopovereenkomst was [eiser] EUR 32.000,00 verschuldigd aan verkopers.
N.V. Nationale Borg-Maatschappij heeft op 10 maart 2009 het garantiebedrag van EUR 32.000,00, ten laste van [eiser], betaald aan de verkopers. [eiser] dient dit bedrag aan N.V. Nationale Borg-Maatschappij terug te betalen.
Het geschil
[eiser] vordert -samengevat- veroordeling van ZHH tot betaling van EUR 34.658,00, vermeerderd met rente vanaf de dag der dagvaarding en de proceskosten.
[eiser] stelt daartoe dat ZHH toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de op haar rustende zorgplicht, dan wel onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld.
[tussenpersoon] heeft volgens hem nagelaten de termijn van het financieringsvoorbehoud te bewaken, alsmede niet tijdig medegedeeld dat de hypotheekaanvraag door BLG niet werd geaccepteerd. Volgens [eiser] heeft [tussenpersoon] juist de indruk gewekt dat de finaciering in orde was. Daardoor heeft hij niet de mogelijkheid gehad om zich tijdig te beroepen op de ontbindende voorwaarde.
[eiser] stelt voorts dat [tussenpersoon] hem evenmin heeft gewezen op de consequenties van het sluiten van de aanvullende overeenkomst.
Volgens [eiser] bedraagt de schade daardoor EUR 32.000,00, nu hij door N.V. Nationale Borg-Maatschappij is aangesproken dit bedrag terug te betalen.
Voorts stelt [eiser] dat ZHH het bedrag van EUR 1.500,00 aan hem moet terugbetalen. [eiser] stelt daartoe dat dit bedrag onverschuldigd is betaald, dan wel als gevolg van de ongedaanmakingsverbintenis aan hem moet worden terugbetaald. Er is immers geen hypotheek tot stand gekomen.
Ten slotte vordert [eiser] een bedrag van EUR 1.158,00 aan buitengerechtelijke incassokosten.
ZHH betwist dat zij tekortgeschoten is in de nakoming van op haar rustende zorgplicht. Uit de bemiddelingsovereenkomst noch uit de zorgplicht van een hypotheekbemiddelaar volgt dat ZHH de datum van het financieringsvoorbehoud dient te bewaken. [tussenpersoon] heeft volgens ZHH geen toegezeggingen gedaan of garanties gegeven dat de hypotheek verstrekt zou worden.
ZHH stelt voorts dat [eiser] gehouden was het bedrag van EUR 1.500,00 te betalen, omdat [tussenpersoon] zich voldoende heeft ingespannen ten behoeve van [eiser]. De betaling betreft een afzonderlijke overeenkomst. Nu [eiser] dit bedrag zonder protest heeft betaald, heeft hij zijn recht om dit bedrag terug te vorderen prijsgegeven.
ZHH betwist de verschuldigdheid van de buitengerechtelijke incassokosten, althans stelt dat deze dienen te worden gespecificeerd.
De beoordeling
Ten aanzien van de vordering tot schadevergoeding van het bedrag van EUR 32.000,00 oordeelt de rechtbank als volgt.
Een tussenpersoon dient tegenover zijn opdrachtgever de zorg te betrachten die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend beroepsgenoot mag worden verwacht. De rechtbank zal het handelen van ZHH aan die maatstaf toetsen, rekening houdend met de omstandigheden van het geval en de persoon van de opdrachtgever en opdrachtnemer.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft ZHH bij zijn werkzaamheden voor [eiser] niet de zorg van een goed opdrachtnemer in acht genomen. Van ZHH had namelijk mogen worden verwacht dat zij – gelet op de termijn van het financieringsvoorbehoud – expliciet aan [eiser] had medegedeeld dat met het ondertekenen van de hypotheekofferte op 23 september 2008 de financiering nog niet rond was. Gesteld noch gebleken is dat ZHH dit heeft gedaan. Daarentegen heeft ZHH wel aan [eiser] de rekening voor haar werkzaamheden overhandigd. ZHH diende er rekening mee te houden dat [eiser] – als leek op het gebied van het afsluiten van hypotheken – er van uit zou gaan dat het ondertekenen van de offerte en het ontvangen van de factuur van ZHH betekende dat de financiering geregeld was. ZHH had als redelijk bekwaam en redelijk handelend tussenpersoon [eiser] er op moeten wijzen dat dit niet het geval was. [eiser] had dan nog tijdig een beroep kunnen doen op de ontbindende voorwaarde of de termijn daarvan kunnen verlengen. Doordat ZHH toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verbintenis jegens [eiser], is [eiser] een bedrag van EUR 32.000,00 verschuldigd geworden. ZHH dient deze schade derhalve aan hem te vergoeden. Het terzake gevorderde bedrag zal dan ook worden toegewezen.
Ten aanzien van de vordering tot terugbetaling van het bedrag van EUR 1.500,00 oordeelt de rechtbank als volgt.
Op de factuur die door [eiser] in het geding is gebracht staat vermeld dat de betaling een courtage betreft van EUR 1.500,00.
Een tussenpersoon heeft recht op loon zodra door zijn bemiddeling de overeenkomst tussen de opdrachtgever en de derde tot stand is gekomen. Het ligt dus in de risicosfeer van de tussenpersoon dat deze werkzaamheden verricht zonder dat daardoor een hypotheek tot stand komt. Hij krijgt dan ook geen betaling. Uiteraard kan tussen partijen zijn afgesproken dat [eiser] een bedrag aan ZHH dient te betalen voor haar werkzaamheden, ook indien geen hypotheek wordt afgesloten. Gesteld noch gebleken is dat die afspraak is gemaakt.
Het enkele feit dat [eiser] de factuur van ZHH heeft betaald is echter niet voldoende om te kunnen concluderen dat tussen partijen een dergelijke afspraak is gemaakt.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat de courtage zonder rechtsgrond is betaald aan ZHH. ZHH dient het bedrag van EUR 1.500,00 als onverschuldigd betaald aan [eiser] terug te betalen.
De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten zal worden afgewezen. [eiser] heeft immers niet gesteld dat kosten zijn gemaakt die betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een (niet aanvaard) schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De kosten waarvan [eiser] vergoeding vordert, moeten dan ook worden aangemerkt als betrekking hebbend op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling wordt geacht een vergoeding in te sluiten.
ZHH zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding EUR 85,98
- vast recht 760,00
- salarisadvocaat 1.158,00 (2,0 punt × tarief EUR 579,00)
Totaal EUR 2.004,00
De beslissing
De rechtbank
veroordeelt gedaagde om aan eisers te betalen een bedrag van EUR 33.500,00 (drieëndertig duizendvijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag der dagvaarding tot de dag van volledige betaling,
veroordeelt gedaagde in de proceskosten, aan de zijde van eisers tot op heden begroot op EUR 2.004,00 (tweeduizend en vier euro), te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag der dagvaarding tot de dag van volledige betaling,
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Witsiers en in het openbaar uitgesproken op 2 juni 2010.