ECLI:NL:RBMID:2010:BP2183

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
22 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
190737
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.J.R.P. Verhoeven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Consumentenkoop en verjaringstermijnen bij levering van gas, elektriciteit en water

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Middelburg op 22 november 2010, gaat het om een geschil tussen verschillende besloten vennootschappen, gezamenlijk aangeduid als [A], en een natuurlijke persoon, aangeduid als [B]. De eisende partijen vorderen betaling van een bedrag van € 376,98, dat betrekking heeft op de levering van water, huur van een geiser en een kabelpakket. De kantonrechter heeft in eerdere tussenvonnissen geoordeeld dat een deel van de vordering met betrekking tot de levering van gas en elektriciteit is verjaard, maar dat de vordering met betrekking tot water niet is verjaard. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verjaringstermijn voor de huur van de geiser en het kabelpakket vijf jaar bedraagt, en dat deze termijn nog niet is verstreken. De kantonrechter heeft de partijen in de gelegenheid gesteld om hun standpunten over deze onderdelen van de vordering verder toe te lichten.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de huur van de geiser en het abonnement voor het kabelpakket niet kunnen worden beschouwd als koop van een roerende zaak in de zin van artikel 7:5 van het Burgerlijk Wetboek. Dit betekent dat de verjaringstermijn van vijf jaar van toepassing is. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eerste factuurdatum van de huur en het abonnement in november 2004 ligt, en dat de dagvaarding medio augustus 2009 is uitgebracht, waardoor de verjaringstermijn niet is verstreken. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de gevorderde incassokosten niet toewijsbaar zijn, omdat niet is aangetoond dat er werkzaamheden zijn verricht die deze kosten rechtvaardigen.

In zijn beslissing heeft de kantonrechter [B] veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft hij bepaald dat ieder van de partijen de eigen proceskosten moet dragen. Dit vonnis is uitgesproken ter openbare terechtzitting, waarbij de kantonrechter de inhoud van de eerdere tussenvonnissen heeft gehandhaafd en de proceskosten heeft gecompenseerd.

Uitspraak

Uitspraak
RECHTBANK MIDDELBURG
Sector kanton
Locatie Middelburg
zaak/rolnr.: 190737 / 09-4891
vonnis van de kantonrechter d.d. 22 november 2010
in de zaak van
1. de besloten vennootschap
DELTA COMFORT B.V.,
2. de besloten vennootschap
DELTA KABELCOMFORT B.V.,
3. de besloten vennootschap
DELTA NETWERKBEDRIJF B.V.,
4. de besloten vennootschap
DELTA INFRA B.V.,
5. de besloten vennootschap
DELTA COMFORT SERVICE B.V.,
alle gevestigd te [adres], en
6. de naamloze vennootschap
EVIDES N.V.,
gevestigd te [adres],
eisende partij,
verder in enkelvoud te noemen: [A],
gemachtigde: GGN Zeeland,
tegen
[partij B],
wonende te [adres],
gedaagde partij,
verder te noemen: [B],
in persoon.
het verdere verloop van de procedure
Na het tussenvonnis van 21 juni 2010 is de procedure als volgt verlopen:
- akte [A],
- antwoordakte [B].
de verdere beoordeling van de zaak
1. De kantonrechter handhaaft hetgeen is overwogen en beslist bij de tussenvonnissen. De inhoud van deze vonnissen moet als hier ingelast worden beschouwd.
2.1 In het tussenvonnis van 21 juni 2010 is de kantonrechter tot de slotsom gekomen dat de vordering van [A] voor zover deze betrekking heeft op de levering van gas en elektriciteit is verjaard. Dit deel van de vordering dient te worden afgewezen.
2.2 Voor het deel van de vordering, dat betrekking heeft op geleverd water, heeft de kantonrechter geoordeeld dat dit deel van de vordering niet is verjaard. Nu [B] ook in de nadere akte niet heeft aangetoond dat zij in de betreffende periode niet op het [adres] verbleef gaat de kantonrechter ervan uit dat [B] de in de eindafrekening vermelde hoeveelheid water heeft afgenomen. Dit deel van de vordering is toewijsbaar.
2.3 Ten aanzien van de huur van de geiser en van het kabelpakket heeft de kantonrechter in het tussenvonnis van 21 juni 2010 bepaald dat naar zijn voorlopig oordeel de verjaringstermijn van 5 jaar als bedoeld in artikel 308 van boek 3 van het Burgerlijk Wetboek geldt, waarbij de kantonrechter onder de aandacht van partijen heeft gebracht dat deze verjaringstermijn loopt voor iedere maand (of eventuele andere termijn) dat de huur of abonnementsvergoeding moet worden betaald. Aangezien partijen aan deze onderdelen van de vorderingen nog geen aandacht hebben kunnen besteden heeft de kantonrechter partijen in de gelegenheid gesteld zich hierover uit te laten.
2.4 [A] heeft in haar conclusie na tussenvonnis aangegeven dat terzake van de huur van de geiser, het abonnement van de kabel en de levering van water de verjaringstermijn van 5 jaar van toepassing is. Omdat de eerste voorschotnota op 24 november 2004 en de eerste afrekening op 26 augustus 2005 is gedateerd gaat vanaf 26 augustus 2005 de verjaringstermijn van vijf jaar lopen. Omdat de dagvaarding medio augustus 2009 is uitgebracht is volgens [A] de vordering met de dagvaarding gestuit. Bovendien stelt [A] dat de verjaring met de door haar op 23 maart en 14 mei 2009 verzonden aanmaningen is gestuit. [A] heeft een uitgesplitst overzicht vanaf november 2004 t/m 26 augustus 2005 overgelegd waaruit blijkt dat [B] in totaal voor de huur van de geiser, het abonnement voor het kabelpakket en de levering van water een bedrag van € 376,98 verschuldigd is.
2.5 [B] is in haar antwoordakte bij haar in de procedure ingenomen standpunten gebleven. [B] heeft de ontvangst van de door [A] verzonden aanmaningen van 23 maart en 14 mei 2009 betwist.
3. De kantonrechter is van oordeel dat zowel de huur van de geiser als ook het abonnement van de kabel niet beschouwd kunnen worden als koop van een roerende zaak in de zin van artikel 7:5 Burgerlijk Wetboek. Voor beide delen van de vordering geldt aldus een verjaringstermijn van vijf jaar vanaf de factuurdata. Nu de eerste maandnota dateert van 1 november 2004 en de inleidende dagvaarding dateert van 6 augustus 2009 is naar het oordeel van de kantonrechter de verjaringstermijn van vijf jaar voor beide delen van de vordering niet verstreken. Of [B] al dan niet de op 23 maart en 24 mei 2009 door [A] verzonden aanmaningen heeft ontvangen is verder niet van belang. De rente zal worden toegewezen vanaf de vervaldata van de facturen.
4. De gevorderde incassokosten zijn niet toewijsbaar. Niet is aangetoond dat er werkzaamheden zijn verricht die toekenning van dit deel van de vordering rechtvaardigen. Zelfs aan [B] verzonden aanmaningen zijn niet in de procedure overgelegd.
5. Nu slechts een klein deel van de vordering wordt toegewezen ziet de kantonrechter aanleiding de proceskosten tussen partijen te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten moet dragen.
de beslissing
De kantonrechter:
veroordeelt [B] om tegen bewijs van kwijting aan [A] te betalen een bedrag van € 376,98 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vervaldata van de facturen tot de dag der voldoening;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat ieder van partijen de eigen proceskosten moet dragen;
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R.P.Verhoeven, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 november 2010 in tegenwoordigheid van de griffier.