ECLI:NL:RBMID:2010:BO9542

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
27 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
71603 / HA ZA 10-52 en 72774 / HA ZA 10-164
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid en voeging in civiele procedure tussen Nederlandse en Belgische vennootschappen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Middelburg is behandeld, gaat het om een geschil tussen de Nederlandse vennootschap CIMECO B.V. en de Belgische vennootschap JORIS IDE N.V. De rechtbank moest zich buigen over de vraag of zij bevoegd was om kennis te nemen van de vorderingen die door beide partijen waren ingediend, waarbij de vorderingen zowel op wanprestatie als op onrechtmatige daad waren gebaseerd. Cimeco vorderde een verklaring voor recht dat Joris Ide haar contractspartij was voor de levering van sandwichpanelen, terwijl Joris Ide een vordering instelde voor betaling van een bedrag van € 127.012,64, eveneens gerelateerd aan de levering van deze panelen.

De rechtbank heeft in het incident geoordeeld dat de vordering van Joris Ide op basis van wanprestatie en onrechtmatige daad beide onder de bevoegdheid van de Nederlandse rechter vallen. De rechtbank oordeelde dat de vordering tot voeging van de hoofdzaak met een andere aanhangige zaak terecht was, omdat beide zaken betrekking hadden op dezelfde overeenkomst en het doel van voeging was om tegenstrijdige uitspraken te voorkomen. De rechtbank heeft de vordering tot voeging toegewezen en Cimeco veroordeeld in de proceskosten van het incident.

De rechtbank heeft verder geoordeeld dat het forumkeuzebeding in de algemene voorwaarden van Joris Ide niet geldig was, omdat niet uitdrukkelijk met dat beding was ingestemd door de wederpartij. Dit leidde tot de conclusie dat de rechtbank bevoegd was om van de vordering kennis te nemen, en de exceptie van onbevoegdheid van de gedaagde werd afgewezen. De zaak werd vervolgens aangehouden voor verdere behandeling.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
" \* MERGEFORMAT
Sector civiel recht
zaaknummers / rolnummers: 71603 / HA ZA 10-52 en 72774 / HA ZA 10-164
Vonnis in incident van 27 oktober 2010
in de zaak (met rolnummer 10-52) van
de besloten vennootschap
CIMECO B.V.,
gevestigd te Hoofddorp,
eiseres in conventie in de hoofdzaak,
verweerster in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. R.S.A. Essed te Rotterdam,
tegen
de naamloze vennootschap naar Belgisch recht
JORIS IDE N.V.,
gevestigd te Zwevezele (België),
gedaagde in conventie in de hoofdzaak,
eiseres in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. J. Boogaard te Middelburg
Partijen zullen hierna Cimeco en Joris Ide genoemd worden.
en
in de zaak (met rolnummer 10-164) van
de naamloze vennootschap naar Belgisch recht
JORIS IDE N.V.,
gevestigd te Zwevezele (België),
eiseres in conventie in de hoofdzaak,
eiseres in het incident tot voeging,
verweerder in het bevoegdheidsincident,
advocaat mr. J. Boogaard te Middelburg,
tegen
[gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in het bevoegdheidsincident],
wonende te [adres] (Oostenrijk),
gedaagde in conventie in de hoofdzaak,
eiser in het bevoegdheidsincident,
advocaat mr. R.S.A. Essed te Rotterdam.
Partijen zullen hierna Joris Ide en [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in het bevoegdheidsincident] genoemd worden.
De procedure
rolnummer 10-52
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de akte overlegging producties tevens akte verbetering exploot van dagvaarding
- de conclusie van antwoord in conventie tevens eis in voorwaardelijke reconventie tevens incidentele conclusie tot voeging
- de conclusie van antwoord in het incident tot voeging.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
rolnummer 10-164
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de akte overlegging producties tevens akte aanvulling dagvaarding tevens incidentele conclusie tot voeging
- de conclusie houdende exceptie van internationale onbevoegdheid
- de conclusie van antwoord in het incident van onbevoegdheid
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
De feiten in het incident
Cimeco is een bedrijf dat metalen dak-, wand- en vloersystemen ontwerpt en monteert. De heer [voorletters] [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in het bevoegdheidsincident], hierna: [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in het bevoegdheidsincident], is bestuurder van Cimeco.
Joris Ide is producent van stalen bouwmaterialen, waaronder dak- en wandprofielen.
In de zaak met rolnummer 10-52 vordert Cimeco, samengevat, een verklaring voor recht dat Joris Ide haar contractspartij is ter zake de koop, verkoop en levering van 3.600 m2 aan sandwichpanelen, zoals o.a. verwoord in haar order d.d. 14 maart 2009 en een verklaring voor recht primair inhoudende dat er tussen partijen op 23 januari 2009 een minnelijke regeling tot stand is gekomen als verwoord onder punt 16 van de dagvaarding en subsidiair dat Joris Ide toerekenbaar tekort is geschoten in haar verplichting tot conforme levering van de bestelde panelen, welke tekortkoming ziet op de gebreken zoals omschreven in punt 37 van de dagvaarding.
Joris Ide vordert in de zaak met rolnummer 10-164 veroordeling van [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in het bevoegdheidsincident] om aan haar te betalen een bedrag van € 127.012,64 vermeerderd met rente en kosten en stelt dat deze vordering betrekking heeft op de koop door [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in het bevoegdheidsincident] van Joris Ide van 4.350 m2 sandwichpanelen. Zij baseert deze vordering op wanprestatie alsmede op onrechtmatige daad.
Het geschil in het incident
rolnummer 10-52
Joris Ide vordert dat de hoofdzaak wordt gevoegd met de bij deze rechtbank aanhangige zaak met het rolnummer 10-164. Zij stelt daartoe dat beide procedures hetzelfde onderwerp van geschil betreffen.
Cimeco voert verweer. Zij stelt dat nu Joris Ide in de andere procedure eveneens voeging heeft gevraagd er sprake is van een dubbele vordering die procedureel niet is toegestaan. Voorts voert Cimeco aan dat Joris Ide niet heeft voldaan aan haar stelplicht nu zij haar stelling dat het in beide procedures gaat om hetzelfde onderwerp in het geheel niet toelicht. Tenslotte stelt Cimeco dat voeging niet mogelijk is nu in casu geen sprake is van dezelfde partijen in beide procedures en er in de procedure betreffende onrechtmatige daad c.q. bestuurdersaansprakelijkheid wezenlijk andere feitelijke en juridische geschilpunten aan de orde komen die in de hoofdzaak van de onderhavige procedure niet worden behandeld.
rolnummer 10-164
[gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in het bevoegdheidsincident] vordert dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart. De bevoegdheid dient volgens hem te worden gebaseerd op artikel 2 EEX-Vo, zodat niet de Nederlandse rechter maar de rechter van de woonplaats van [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in het bevoegdheidsincident] internationale bevoegdheid toekomt. Nu de vordering van Joris Ide mede is gebaseerd op onrechtmatige daad en onduidelijk is wat het schadebrengende feit zou zijn en dat het zich in Nederland heeft voorgedaan, is artikel 5 sub 3 EEX-Vo volgens [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in het bevoegdheidsincident] niet van toepassing is. Voorts stelt [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in het bevoegdheidsincident] dat een rechter aan wie op grond van artikel 5 sub 3 EEX-Vo internationale bevoegdheid toekomt ten aanzien van een vordering op grond van onrechtmatige daad, niet bevoegd is zich uit te spreken over andere onderdelen van die vordering die niet op onrechtmatige daad zijn gebaseerd. Tenslotte wijst hij op het forumkeuzebeding in de algemene voorwaarden van Joris Ide, waarvan hij de toepasselijkheid overigens betwist.
Joris Ide voert verweer. Zij stelt dat de bevoegdheid van de rechtbank ten aanzien van de vordering uit hoofde van wanprestatie is gebaseerd op artikel 5 lid 1 sub b EEX-Vo en dat de rechtbank krachtens artikel 5 lid 3 EEX-Vo ook bevoegd is kennis te nemen van de vordering voor zover zij is gebaseerd op de grondslag onrechtmatige daad. Joris Ide betwist de toepasselijkheid van het forumkeuzebeding in haar algemene voorwaarden.
De beoordeling in het incident
rolnummer 10-52
Ingevolge artikel 222 Rv kan voeging worden gevorderd in geval voor dezelfde rechter tussen dezelfde partijen en over hetzelfde onderwerp tegelijk zaken aanhangig zijn, of voor dezelfde rechter verknochte zaken aanhangig zijn. Verknochtheid kan worden aangenomen zodra de doelmatigheid is gediend met gezamenlijke behandeling en berechting van de zaken. Voor verknochtheid wordt niet de eis gesteld dat de gedingen tussen dezelfde partijen aanhangig zijn. Verknochte zaken zijn zaken die feitelijke of juridische geschilpunten bevatten die identiek zijn of zodanig verwant zijn dat consistentie in uitspraken wenselijk is. Het doel van voeging is enerzijds het voorkomen van tegenstrijdige en niet met elkaar overeenstemmende beslissingen en anderzijds de proceseconomie.
De rechtbank is van oordeel dat de stelling van Cimeco betreffende de dubbele vordering die niet is toegestaan, niet op gaat, gelet op de aard van de onderhavige vordering. Indien in beide procedures de vordering wordt toegewezen, heeft dit tot gevolg dat de zaken gevoegd worden behandeld, waarmee geen sprake is van een benadeling van een van de partijen.
In het onderhavige geval is uit de inhoud van de conclusie van Joris Ide, waaronder de daarbij overgelegde dagvaarding in de zaak waarmee zij voeging verzoekt, voldoende duidelijk op grond waarvan zij van mening is dat beide procedures hetzelfde onderwerp van geschil betreffen. De stelling van Cimeco dat Joris Ide niet heeft voldaan aan haar stelplicht gaat dan ook niet op.
In casu wordt voeging wegens verknochtheid verzocht. Zoals hiervoor reeds is overwogen is daarbij niet noodzakelijk dat de gedingen tussen dezelfde partijen aanhangig zijn, zodat het verweer van Cimeco op dat punt eveneens geen doel treft. De rechtbank is van oordeel dat er in casu sprake is van verknochte zaken. Immers, beide procedures zijn gebaseerd op dezelfde overeenkomst, door Cimeco overgelegd als productie 1 en door Joris Ide als producties 2 en 3, en het verweer van Joris Ide in de onderhavige hoofdzaak vloeit voort uit de onderbouwing van haar vordering in (voorwaardelijke) reconventie en haar vordering in de zaak waarmee zij voeging verzoekt. Het hierboven genoemde doel van voeging zal dan ook zijn gediend bij toewijzing van de vordering tot voeging.
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank de vordering tot voeging toewijzen.
Cimeco zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld.
rolnummer 10-164
(on)bevoegdheid
De vordering van Joris Ide is gebaseerd op twee grondslagen, namelijk wanprestatie en onrechtmatige daad. Uit hun stellingen volgt dat tussen partijen niet in geschil is dat de bevoegdheid van deze rechtbank kennis te nemen van de vordering gebaseerd op wanprestatie voortvloeit uit het bepaalde in artikel 5 lid 1 sub b EEX-Vo.
Ten aanzien van de vordering gebaseerd op onrechtmatige daad geeft artikel 5 lid 3 EEX-Vo de grondslag voor de bevoegdheid. Bevoegd is het gerecht van de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan of kan voordoen. Joris Ide stelt dat [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in het bevoegdheidsincident] onrechtmatig jegens haar gehandeld heeft doordat zij bij het aangaan van de overeenkomst wist dat Cimeco de koopovereenkomst niet zou kunnen nakomen en geen verhaal zou bieden voor de als gevolg daarvan opgetreden schade. Het verstrekken van de opdracht voor levering van de panelen kan dan worden aangemerkt als het schadebrengende feit. Uit de als producties 1 en 2 door Joris Ide overgelegde orders van [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in het bevoegdheidsincident] blijkt dat de betreffende opdracht vanuit Rotterdam is verstrekt. Daaruit kan worden afgeleid dat de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan in ieder geval in Nederland is gelegen. De Nederlandse rechter is derhalve ook bevoegd om van de vordering voor zover deze is gebaseerd op de grondslag onrechtmatige daad kennis te nemen.
Anders dan [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in het bevoegdheidsincident] lijkt te stellen, is niet uitgesloten dat de rechtbank voor de vordering voor zover gebaseerd op de grondslag onrechtmatige daad haar bevoegdheid ontleent aan artikel 5 lid 3 EEX-Vo en voor zover de vordering is gebaseerd op wanprestatie haar bevoegdheid ontleent aan artikel 5 lid 1 sub b EEX-Vo. Op die manier kan de rechtbank kennis nemen van de vordering gebaseerd op wanprestatie, maar kan ook op de daarnaast aangevoerde grondslag onrechtmatige daad worden beslist.
Uit hun stellingen volgt, in ieder geval voor wat betreft de bevoegdheid, dat beide partijen geen beroep willen doen op de inhoud van de algemene voorwaarden van Joris Ide en het daarin opgenomen forumkeuzebeding. De rechtbank overweegt desondanks ten aanzien van de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden voor wat betreft het forumkeuzebeding het volgende. Zelfs indien vastgesteld zou kunnen worden dat de algemene voorwaarden van Joris Ide tussen partijen gelden, volgt daaruit nog niet dat ook het daarin opgenomen forumkeuzebeding geldt. Artikel 23 lid 1 onder a EEX-Vo bepaalt namelijk dat een forumkeuzebeding uitdrukkelijk tussen partijen moet zijn overeengekomen, hetgeen inhoudt dat ook uitdrukkelijk met dit beding moet zijn ingestemd door de wederpartij. Hiervan is in casu niets gesteld of gebleken. Voorts is gesteld noch gebleken dat het onderhavige forumkeuzebeding is gesloten in een vorm die wordt toegelaten door de handelswijzen die tussen partijen gebruikelijk zijn geworden dan wel in een vorm die overeenstemt met een gewoonte waarvan partijen op de hoogte zijn of hadden behoren te zijn en die in de internationale handel algemeen bekend is en door partijen bij dergelijke overeenkomsten in de betrokken handelsbranche doorgaans in acht worden genomen, zulks ingevolge artikel 233 lid 1 onder b en c EEX-Vo. Geconcludeerd wordt dan ook dat de onderhavige forumkeuze niet onder het bereik van artikel 23 EEX-Vo valt en derhalve niet geldig is.
Uit het vorenstaande volgt dat de rechtbank bevoegd is kennis te nemen van de vordering van Joris Ide. De exceptie van onbevoegdheid is derhalve ten onrechte voorgesteld en de incidentele vordering zal worden afgewezen.
[gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in het bevoegdheidsincident] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten van het incident worden veroordeeld.
voeging
Nu [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in het bevoegdheidsincident] nog niet in de gelegenheid is gesteld te reageren op de incidentele vordering van Joris Ide tot voeging van de zaak met de zaak met rolnummer 10-52, zal zij daar op na te noemen rolzitting alsnog de gelegenheid voor krijgen.
De beslissing
De rechtbank
rolnummer 10-52
voegt de hoofdzaak met de bij deze rechtbank aanhangige zaak met zaaknummer / rolnummer 72774 / HA ZA 10-164,
veroordeelt Cimeco in de kosten van het incident, aan de zijde van Joris Ide tot op heden begroot op € 452,--,
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 8 december 2010 voor conclusie van repliek in conventie, antwoord in (voorwaardelijke) reconventie,
houdt iedere verdere beslissing aan.
rolnummer 10-164
in het bevoegdheidsincident
wijst de vordering af;
veroordeelt [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in het bevoegdheidsincident] in de kosten van het incident, aan de zijde van Joris Ide tot op heden begroot op € 452,--,
in het incident tot voeging
verwijst de zaak naar de rol van 8 december 2010 voor antwoord aan de zijde van [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in het bevoegdheidsincident];
houdt iedere verdere beslissing aan;
in de hoofdzaak
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 8 december 2010 voor conclusie van antwoord,
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.K. van der Lende-Mulder Smit en in het openbaar uitgesproken op 27 oktober 2010.