ECLI:NL:RBMID:2010:BO9538

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
26 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
73775 / KG ZA 10-102
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot afgifte van minderjarige kinderen uit Egypte

In deze zaak vordert de vrouw de afgifte van haar drie minderjarige kinderen die momenteel in Egypte verblijven. De vrouw heeft eenhoofdig gezag over twee van de drie kinderen en is na twee jaar naar Nederland teruggekeerd, terwijl de kinderen achterbleven bij de man. De man is niet verschenen in de procedure, waardoor verstek is verleend. De vrouw heeft de vordering gebaseerd op het Haags kinderontvoeringsverdrag, maar de voorzieningenrechter oordeelt dat dit verdrag niet van toepassing is, omdat Egypte geen partij is. De voorzieningenrechter onderzoekt vervolgens of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft op basis van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Artikel 5 Rv stelt dat de Nederlandse rechter geen rechtsmacht heeft als het kind zijn gewone verblijfplaats buiten Nederland heeft, maar kan hiervan afwijken als er voldoende aanknopingspunten zijn met de rechtssfeer van Nederland. De voorzieningenrechter concludeert dat het belang van de kinderen, gezien het eenhoofdig gezag van de vrouw, voldoende aanknopingspunten biedt om de rechtsmacht te aanvaarden. De vrouw vordert onder andere dat de man binnen acht uur na betekening van het vonnis de kinderen aan haar overhandigt, en dat bij overtreding een dwangsom wordt opgelegd. De voorzieningenrechter wijst de vordering toe en bepaalt dat de man binnen vijf dagen de kinderen aan de vrouw moet overdragen, met de mogelijkheid voor de vrouw om dit vonnis met behulp van de sterke arm ten uitvoer te leggen. De man wordt veroordeeld in de proceskosten van de vrouw, die tot op heden zijn begroot op € 877,93.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
" \* MERGEFORMAT
Sector civiel recht, voorzieningenrechter
zaaknummer / rolnummer: 73775 / KG ZA 10-102
Vonnis van 26 oktober 2010
in de zaak van
[eiseres],
wonende op een geheim adres, doch woonplaats kiezende te Middelburg ten kantore van haar advocaat,
eiseres,
advocaat: mr. E. Sijnesael,
tegen
[gedaagde],
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats in en buiten Nederland,
gedaagde,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.
De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 7;
- de mondelinge behandeling van 19 oktober 2010 ter gelegenheid waarvan zijn verschenen de vrouw, bijgestaan door mr. R.T.K. Davidse, kantoorgenote van mr. Sijnesael voornoemd, en de heer P.J.G. Belde namens de Raad voor de Kinderbescherming.
1.2. De man is, hoewel behoorlijk opgeroepen, verschenen noch vertegenwoordigd. Tegen hem is verstek verleend.
2. De feiten
2.1. Partijen hebben een affectieve relatie gehad. Uit deze relatie zijn de navolgende
thans nog minderjarige kinderen geboren:
- [kind 1] (hierna: [kind 1]), geboren te [adres] op [datum] 2000,
- [kind 2] (hierna: [kind 2]), geboren te [adres] op [datum] 2002,
- [kind 3] (hierna: [kind 3]), geboren te [adres] op [datum] 2007.
2.2. De man heeft de minderjarigen erkend. Partijen zijn gezamenlijk belast met het gezag over [kind 1]. De vrouw is belast met het eenhoofdig gezag over [kind 2] en [kind 3].
2.3. Partijen zijn in 2008 met de minderjarigen naar Egypte vertrokken voor een vakantie. De vrouw is op 7 januari 2010 uit Egypte gevlucht, met achterlating van de minderjarigen.
2.4. De minderjarigen verblijven tot op heden in Egypte.
3. De vordering en de beoordeling daarvan
3.1. De vrouw vordert bij vonnis:
a. te bepalen dat de man binnen 8 uur na betekening van dit vonnis aan hem tot afgifte van de minderjarigen aan de vrouw dient over te gaan;
b. te bepalen dat bij overtreding door de man van het hiervoor onder A. verzochte de vrouw met behulp van de sterke arm de minderjarigen bij haar terug kan brengen;
c. te bepalen dat de man bij iedere overtreding van het hiervoor onder A. verzochte telkens
primair: voor de duur van drie keer 24 uur in gijzeling kan worden genomen;
subsidiair: een dwangsom van € 500,00 verbeurt;
d. de man in de proceskosten te veroordelen;
e. dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2. Allereerst zal de voorzieningenrechter beoordelen of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft met betrekking tot de vordering van de vrouw tot afgifte van de minderjarigen die zich thans in Egypte bevinden.
De vrouw baseert haar vordering op het Verdrag inzake de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen, ’s-Gravenhage 25 oktober 1980 (hierna: Haags kinderontvoeringsverdrag 1980), doch de voorzieningenrechter is van oordeel dat dit verdrag niet van toepassing is, nu dit ziet op samenwerking tussen de verdragsluitende staten en Egypte daartoe niet behoort. Om die reden is er ook van een analoge toepassing geen sprake. De bevoegdheid van de Nederlands rechter kan derhalve niet uit dit verdrag worden afgeleid.
3.3. Nu de rechtsmacht van de Nederlandse rechter niet ontleend kan worden aan het Haags kinderontvoeringsverdrag 1980, zal de voorzieningenrechter thans beoordelen of bevoegdheid aangenomen kan worden op grond van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv). Artikel 5 Rv bevat een regeling met betrekking tot de rechtsmacht in zaken betreffende ouderlijke verantwoordelijkheid en maatregelen ter bescherming van kinderen. De hoofdregel van artikel 5 bepaalt dat de Nederlandse rechter geen rechtsmacht toekomt indien het kind zijn gewone verblijfplaats buiten Nederland heeft. De Nederlandse rechter kan van deze hoofdregel afwijken en zich toch bevoegd verklaren. Daarvoor is vereist dat de zaak zodanige aanknopingspunten met de rechtssfeer van Nederland heeft dat het belang van het kind, dat zijn gewone verblijfplaats buiten Nederland heeft, ertoe noopt dat de Nederlandse rechter zich bevoegd verklaart.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het feit dat de vrouw, naar Nederlands recht, is belast met het eenhoofdig gezag over de minderjarigen [kind 2] en [kind 3] een zodanig aanknopingspunt is met de rechtssfeer van Nederland dat het belang van deze kinderen ertoe noopt dat de Nederlandse rechter zich bevoegd verklaart. Het is in het belang van de minderjarigen dat de uitoefening van het gezag over de kinderen en de verzorging van de kinderen wederom worden samengevoegd.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de Nederlandse rechter in deze zaak rechtsmacht toekomt. De voorzieningenrechter is derhalve bevoegd kennis te nemen van de vordering.
3.4. De voorzieningenrechter komt thans toe aan een inhoudelijke beoordeling van de vordering van de vrouw tot afgifte van de minderjarigen.
Vast staat dat de vrouw belast is met het eenhoofdig gezag over de minderjarigen [kind 2] en [kind 3]. Dit betekent - onder meer - dat het aan de vrouw is te bepalen waar deze kinderen hun hoofdverblijf hebben. De vrouw heeft onweersproken verklaard dat de man de kinderen tegen haar wil in Egypte houdt. Reeds hierom is de man gehouden deze minderjarigen aan de vrouw af te geven.
Ten aanzien van de minderjarige [kind 1] hebben partijen gezamenlijk gezag. Desalniettemin is de voorzieningenrechter van oordeel dat ook ten aanzien van dit kind heeft te gelden dat de man gehouden is haar terug te laten keren naar de vrouw in Nederland. [kind 1] maakt immers deel uit van hetzelfde gezin als waartoe haar zusje [kind 2] en broertje [kind 3] behoren en heeft bovendien vanaf haar geboorte en tot aan het vertrek naar Egypte in 2008 in Nederland gewoond. Niet valt in te zien dat het in het belang van [kind 1] is dat zij zonder haar broertje en zusje in Egypte achterblijft.
Gelet op het voorgaande en het tegen de man verleende verstek, zal de vordering van de vrouw strekkende tot afgifte van de minderjarigen worden toegewezen, met dien verstande dat de termijn, mede vanwege de afstand tussen Egypte en Nederland, zal worden bepaald op vijf dagen.
3.5. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de belangen van de vrouw voldoende worden gewaarborgd door de machtiging om dit vonnis met behulp van de sterk arm van politie en justitie ten uitvoer te leggen, zodat de vordering tot toepassing van lijfsdwang zal worden afgewezen.
3.6. De man zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten van de vrouw worden tot op heden begroot op:
- dagvaardingskosten EUR 87,93
- vast recht 263,00
- salaris advocaat 527,00
Totaal EUR 877,93
4. De beslissing bij verstek
De voorzieningenrechter:
4.1. bepaalt dat de man binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis aan hem tot afgifte van de minderjarigen [kind 1], geboren te [adres] op [datum] 2000, [kind 2], geboren te [adres] op [datum] 2002 en [kind 3], geboren te [adres] op [datum] 2007, aan de vrouw dient over te gaan;
4.2. machtigt de vrouw om met behulp van de sterke arm van justitie en politie de tenuitvoerlegging van dit vonnis te bewerkstelligen, indien de man in gebreke blijft aan het onder 4.1 van dit vonnis bepaalde te voldoen;
4.3. bepaalt, nu de vrouw met een toevoeging procedeert, dat die kostenbetaling dient te geschieden door voldoening
A. aan de griffier van deze rechtbank:
- wegens het in debet gestelde deel griffierecht € 197,25
- wegens salaris advocaat € 527,00
- wegens dagvaardingskosten € 87,93
B. aan eiseres:
- het voor rekening van die partij gekomen deel van het griffierecht ad € 65,75;
4.4. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.5. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Witsiers en in het openbaar uitgesproken op 26 oktober 2010.