ECLI:NL:RBMID:2010:BO9485

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
29 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
70082 / HA ZA 09-568
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en mandeligheid bij afbraak van een muur tussen twee woningen

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Middelburg, vorderde eiseres, eigenaar van een woning in Hoek, herstel van de situatie na de afbraak van de achtergevel van haar woning door gedaagden, die buren zijn. Eiseres stelde dat de afbraak van de muur onrechtmatig was en dat haar muur mandelig was geworden, wat leidde tot een inbreuk op haar eigendomsrecht. Gedaagden, die de muur hadden afgebroken en vervangen door een nieuwe wand, voerden verweer en stelden dat er geen sprake was van mandeligheid en dat de vordering van eiseres niet-ontvankelijk verklaard diende te worden.

De rechtbank beoordeelde eerst de verweren van gedaagden, waaronder het ontbreken van de grondslag van de vordering en het verzaken van de stel- en substantiëringsplicht door eiseres. De rechtbank verwierp deze verweren en oordeelde dat eiseres voldoende had onderbouwd op welke gronden zij haar vordering baseerde. Vervolgens ging de rechtbank in op de vraag of de muur mandelig was geworden. Eiseres kon niet aantonen dat er sprake was van mandeligheid, omdat de muur niet voldeed aan de wettelijke vereisten.

Daarnaast oordeelde de rechtbank dat het afbreken van de muur op zich niet onrechtmatig was, en dat de door eiseres ervaren hinder niet voldoende onderbouwd was om te spreken van onrechtmatige hinder. De rechtbank concludeerde dat de vordering van eiseres niet toewijsbaar was en wees deze af. Eiseres werd veroordeeld in de proceskosten van gedaagden, die op € 1.166,00 werden begroot.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
" \* MERGEFORMAT
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 70082 / HA ZA 09-568
Vonnis van 29 september 2010
in de zaak van
[eiseres],
wonende te Hoek, gemeente Terneuzen,
eiseres,
advocaat mr. L.E. van Hevele te Terneuzen,
tegen
1. [gedaagde sub 1],
wonende te Hoek, gemeente Terneuzen,
2. [gedaagde sub 2],
wonende te Hoek, gemeente Terneuzen,
gedaagden,
advocaat mr. P.H. Pijpelink te Terneuzen.
Eiseres zal hierna [eiseres] worden genoemd. Gedaagden zullen [gedaagden] worden genoemd.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 16 december 2009;
- het proces-verbaal van comparitie van 11 mei 2010.
De feiten
[eiseres] is eigenaar van de woning staande en gelegen te Hoek aan het [adres]. De naastgelegen woning op nummer [adres] is eigendom van [gedaagde sub 2]. [gedaagden] zijn buiten gemeenschap van goederen gehuwd.
[gedaagden] hebben de achtergevel van de woning op nummer [adres], die grensde aan de woning van [eiseres], afgebroken. Zij hebben er voor in de plaats een wand gezet van houten staanders, isolatie en gipsblokken, met bovenin een stalen balk.
Het geschil
[eiseres] vordert [gedaagden] bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad te veroordelen tot het binnen twee maanden na betekening van het vonnis in oude staat herstellen van de situatie ontstaan door het verwijderen van de achtergevel. Herstel zal dienen plaats te vinden door het op dezelfde plaats plaatsen, volgens de geldige bouwkundige normen, van een muur van baksteen, zulks onder verbeurte van een dwangsom ten bedrage van € 250,- voor iedere dag dat [gedaagden] na het verstrijken van twee maanden na betekening van het vonnis in gebreke zijn aan de inhoud van het vonnis te voldoen, met veroordeling van [gedaagden] in de kosten van de procedure.
De vordering van [eiseres] is gebaseerd op onrechtmatig handelen, bestaande uit het weghalen van een muur. [eiseres] stelt bij dagvaarding dat door het afbreken van de achtergevel haar buitenmuur, tegen haar wil doch op grond van de wet, mandelig is geworden. Dat leidt primair tot een onrechtmatige inbreuk op het eigendomsrecht van [eiseres]. Subsidiair leidt het onrechtmatig weghalen van de muur tot hinder vanwege een toename van geluidsoverlast, vochtproblemen en het ontnemen van draagkracht van de muur van [eiseres]. Ter comparitie van partijen heeft [eiseres] haar vordering op de meeste punten gemotiveerd toegelicht. Naast [gedaagde sub 2] is [gedaagde sub 1] gedagvaard, omdat hij degene is geweest die de muur heeft weggehaald. [eiseres] wil niet dat latere eigenaren van de woning op nummer [adres] de nieuw geplaatste wand zonder meer kunnen weghalen.
[gedaagden] voeren verweer. Bij conclusie van antwoord is gemotiveerd gesteld dat de vordering van [eiseres] dient te worden afgewezen omdat in de dagvaarding de grondslag van de vordering ontbreekt. Tevens is gemotiveerd gesteld dat [eiseres] in haar vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat zij haar stel- en substantiëringsplicht heeft verzaakt. Daarnaast menen [gedaagden] dat de vordering ten aanzien van [gedaagde sub 1] niet toewijsbaar is omdat hij geen eigenaar is van de woning. Van hem kan niet worden gevorderd dat hij een nieuwe zijmuur optrekt. Derhalve is het niet mogelijk om beide gedaagden, zoals door [eiseres] gevorderd, te veroordelen en dient de vordering, integraal, jegens beide gedaagden, te worden afgewezen. [gedaagden] stellen voorts dat er sprake is van twee separate muren en niet van één mandelige muur. Zij hebben op hun eigen grond de achtergevel afgebroken en een nieuwe wand opgetrokken. [gedaagden] betwisten gemotiveerd dat zij onrechtmatig hebben gehandeld. Ook betwisten zij dat sprake is van toegenomen geluidsoverlast en – bij gebrek aan wetenschap – dat sprake zou zijn van toegenomen vochtproblemen en het ontnemen van draagkracht.
Ter comparitie van partijen lichten [gedaagden] toe dat de nieuw opgetrokken wand is gemaakt van materiaal voor een binnenmuur. De mogelijkheid bestaat om de wand aan de buitenkant af te pleisteren waardoor er een buitenmuur ontstaat.
[gedaagden] concluderen tot afwijzing, althans niet-ontvankelijkheid, althans tot matiging van de gevorderde dwangsom, met veroordeling van [eiseres] in de kosten van de procedure.
De beoordeling
De rechtbank zal, als meest verstrekkende verweren, eerst het beroep door gedaagden op het ontbreken van de grondslag van de vordering en op het verzaken van de stel- en substantiëringsplicht beoordelen.
Het beroep op het ontbreken van de grondslag van de vordering wordt verworpen. De rechtbank overweegt daartoe dat na lezing van de dagvaarding voldoende duidelijk is op grond van welke feiten en juridische argumenten [eiseres] recht meent te hebben op hetgeen zij van [gedaagden] vordert. De toelichting door [eiseres] bij comparitie van partijen heeft elk mogelijke onduidelijkheid wat dat betreft weggenomen.
Het beroep op het verzaken van de stel- en substantiëringsplicht wordt eveneens verworpen. De rechtbank overweegt daartoe dat het niet voldoen van [eiseres] aan haar stel- en/of substantiëringsplicht niet leidt tot niet-ontvankelijkheid. Onder omstandigheden kan het niet voldoen van een partij aan haar stelplicht tot afwijzing van de vordering leiden, maar van dergelijke omstandigheden is naar het oordeel van de rechtbank in het onderhavige geval geen sprake. De substantiëringsplicht is in de wet opgenomen teneinde te bewerkstelligen dat de dagvaarding het werkelijke geschil in volle omvang zichtbaar maakt en mede daardoor een versnelling van de procedure. Het enkele niet naleven van deze substantiëringsplicht is, nog afgezien van het feit of daarvan in het onderhavige geval sprake is, geen grond voor afwijzing van de vordering.
[gedaagden] beroepen zich voorts op het feit dat [gedaagde sub 1] geen eigenaar is van de woning op nummer [adres]. De rechtbank overweegt dat dit niet betekent dat de vordering van [eiseres] reeds om die reden niet toewijsbaar is. [gedaagde sub 1] heeft de achtergevel – mede – afgebroken en hem wordt op die grond door [eiseres] onrechtmatig handelen verweten. Het verweer dat ziet op het eigendom van de woning zal dan ook worden gepasseerd.
Vast staat dat [gedaagden] de achtergevel van de woning op nummer [adres] hebben afgebroken en er een wand voor in de plaats hebben gezet. [eiseres] meent dat daarmee de muur van haar woning mandelig is geworden. De rechtbank volgt haar daarin niet. Er kan in twee gevallen mandeligheid op grond van de wet ontstaan. In het eerste geval loopt de grens van twee erven die aan verschillende eigenaren toebehoren in de lengterichting onder een vrijstaande scheidsmuur door. In het tweede geval hebben twee gebouwen, die aan verschillende eigenaren toebehoren, een scheidsmuur gemeen. Ten aanzien van het eerste geval is niets gesteld. Ten aanzien van het tweede geval heeft [eiseres] nagelaten haar stelling nader te onderbouwen tegenover het gemotiveerde verweer van [gedaagden] dat er sprake is van twee gescheiden muren. De mandeligheid van de muur van [eiseres] is aldus niet komen vast te staan.
Behalve onrechtmatige inbreuk op haar eigendomsrecht vanwege mandeligheid, stelt [eiseres] ook dat het afbreken van de achtergevel en het plaatsen van een nieuwe wand door [gedaagden] op zichzelf onrechtmatig was en dat daardoor hinder is ontstaan. De rechtbank overweegt daaromtrent dat het op zichzelf niet onrechtmatig is om een belendende eigen muur af te breken en daarvoor in de plaats een andere, nieuwe muur op te trekken. Het antwoord op de vraag of er onrechtmatige hinder door is toegebracht, is afhankelijk van de aard, de ernst en de duur van de hinder en de daardoor veroorzaakte schade in verband met de verdere omstandigheden van het geval, waaronder de plaatselijke omstandigheden. Enerzijds ervaart [eiseres] hinder door rumoer in de zin van toiletgeluiden en het roepen van de hond, anderzijds ervaart zij hinder door het ontnemen van steun aan haar buitenmuur. De door haar gestelde vochtproblemen heeft [eiseres] niet toegelicht. Mede in aanmerking genomen dat [gedaagden], als onweersproken gesteld tijdens de comparitie van partijen, gemiddeld één week in de twee à drie maanden in de woning verblijven en [eiseres] haar woning evenmin permanent bewoont, acht de rechtbank de ernst van het ervaren rumoer niet voldoende onderbouwd om van onrechtmatige hinder te kunnen spreken. Bovendien komt het de rechtbank voor dat de hinder mede door het eigen toedoen van [eiseres] is vergroot. Zij is immers haar woning aan het verbouwen met veranderingen in haar buitenmuur als gevolg en die muur dient nog gestuukt te worden. In het licht van het gemotiveerde verweer van [gedaagden] is evenmin voldoende gesteld om te kunnen komen tot de vaststelling dat de afgebroken achtergevel een dragende functie vervulde, waar de woning van [eiseres] mede profijt van ondervond.
Aan de overige stellingen en weren van partijen wordt niet toegekomen. De vordering van [eiseres] zal worden afgewezen.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagden] worden begroot op:
- betaald vastrecht EUR 65,50
- in debet gesteld vastrecht 196,50
- salaris advocaat 904,00 (2,0 punt × tarief EUR 452,00)
Totaal EUR 1.166,00
De beslissing
De rechtbank
wijst de vordering af,
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten aan de zijde van [gedaagden] gevallen en tot op heden begroot op € 1.166,00;
bepaalt, nu [gedaagden] met een toevoeging procederen, dat die kostenbetaling dient te geschieden door voldoening
A. aan de griffier van deze rechtbank:
- wegens het in debet gestelde deel vastrecht € 196,50,
- wegens salaris advocaat € 904,00,
B. aan [gedaagden]:
- het voor rekening van die partij gekomen deel van het vastrecht ad € 65,50.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M.J. van Dijk en in het openbaar uitgesproken op 29 september 2010.