ECLI:NL:RBMID:2010:BO9427

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
29 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
71820 / HA ZA 10-65
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over borgstelling en regres op hoofdelijk mede-aansprakelijke uit kredietovereenkomst

In deze zaak, die voor de Rechtbank Middelburg is behandeld, betreft het een geschil tussen De [B.] Holding B.V. en [gedaagde] over een borgstelling en de daaruit voortvloeiende regresvordering. De [B.] Holding B.V. heeft zich borg gesteld voor twee kredietovereenkomsten die zijn afgesloten door de vennootschappen Elceram B.V. en Sywarda B.V., en BCE-SUD B.V. met ABN AMRO Bank N.V. Op 20 juni 2008 zijn deze borgstellingen aangegaan, waarbij De [B.] Holding zich borg heeft gesteld voor maximaal € 165.000,00. Na faillissement van de vennootschappen heeft De [B.] Holding dit bedrag aan de bank betaald en vordert nu dit bedrag terug van [gedaagde], die als hoofdelijk medeaansprakelijke wordt aangesproken.

De rechtbank heeft vastgesteld dat De [B.] Holding door haar betaling aan de bank is gesubrogeerd in de rechten van de bank. Dit betekent dat De [B.] Holding het recht heeft om het betaalde bedrag van [gedaagde] terug te vorderen. De rechtbank oordeelt dat de hoofdelijke aansprakelijkheid van [gedaagde] niet is opgeheven door de betaling van De [B.] Holding, en dat [gedaagde] hoofdelijk aansprakelijk blijft voor het bedrag dat De [B.] Holding aan de bank heeft betaald.

De rechtbank heeft de vordering van De [B.] Holding toegewezen en [gedaagde] veroordeeld tot betaling van € 165.000,00, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 12 februari 2010. Daarnaast is [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 8.134,98. Het vonnis is uitgesproken op 29 september 2010 door mr. H.A. Witsiers.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
" \* MERGEFORMAT
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 71820 / HA ZA 10-65
Vonnis van 29 september 2010
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DE [B.] HOLDING B.V.,
gevestigd te Kloetinge,
eiseres,
advocaat: mr. B. van Leeuwen te Goes,
tegen
[gedaagde],
wonende te Middelburg,
gedaagde,
advocaat: mr. F.G.D. Pykstra te Zwolle.
Partijen zullen hierna De [B.] Holding en [gedaagde] genoemd worden.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 2 juni 2010;
- het proces-verbaal van comparitie van 19 augustus 2010.
De feiten
[gedaagde] is directeur geweest van Elceram B.V. (hierna: Elceram), Sywarda B.V. (hierna: Sywarda) en BCE-SUD B.V (hierna: BCE-SUD).
Op 20 juni 2008 heeft ABN AMRO Bank N.V. (hierna: de bank) twee kredietovereenkomsten gesloten, een met Elceram en Sywarda en een met BCE-SUD. In beide kredietovereenkomsten is onder ‘Zekerheden en verklaringen’ (onder meer) opgenomen: een borgstelling van De [B.] Holding, een hoofdelijke aansprakelijkheid van de in de betreffende overeenkomst genoemde kredietnemer(s) en een hoofdelijke medeaansprakelijkheid van [gedaagde].
Op dezelfde dag is De [B.] Holding twee borgtochten aangegaan. De [B.] Holding heeft zich ten behoeve van de bank borg gesteld voor Elceram en Sywarda voor maximaal € 65.000,00 en voor BCE-SUD voor maximaal € 100.000,00.
Elceram, Sywarda en BCE-SUD zijn op 24 maart 2009 failliet verklaard. De faillissementen zijn opgeheven.
De bank heeft uit hoofde van de borgstellingen € 165.000,00 van De [B.] Holding gevorderd, welk bedrag De [B.] Holding op 17 april 2009 heeft voldaan.
De [B.] Holding heeft ten laste van [gedaagde] conservatoir beslag doen leggen.
Het geschil
De [B.] Holding vordert, samengevat, [gedaagde] te veroordelen bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. tot betaling van € 165.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente;
2. in de proceskosten, waaronder begrepen de kosten van het beslag.
De [B.] Holding stelt dat zij door de betaling aan de bank uit hoofde van de borgstellingen in de plaats van de bank is getreden om het betaalde bedrag van [gedaagde] terug te vorderen. [gedaagde] was, naast de vennootschappen die de schuld zijn aangegaan, hoofdelijk aansprakelijk voor deze schuld. De hoofdelijke medeaansprakelijkheid van [gedaagde] is een nevenrecht dat door subrogatie overgaat.
[gedaagde] betwist dat De [B.] Holding hem als hoofdelijk medeaansprakelijke kan aanspreken. Het medeschuldenaarschap van [gedaagde] was een zekerheidsstelling naar de bank toe. Dat nevenrecht is niet door subrogatie overgegaan. De borgstellingen zijn beperkt tot de schulden van de vennootschappen.
De beoordeling
Op grond van artikel 6:12 van het Burgerlijk Wetboek (BW) – dat voor de borg in artikel 7:850, derde lid, BW van overeenkomstige toepassing is verklaard – wordt de betalende borg gesubrogeerd in de rechten van de schuldeiser. Terecht heeft De [B.] Holding dan ook gesteld dat door haar betaling uit hoofde van de borgstellingen het vorderingsrecht van de bank op haar is overgegaan. Het geschil tussen partijen spitst zich toe op de vraag of De [B.] Holding het bedrag dat zij aan de bank heeft betaald, kan verhalen op [gedaagde] als hoofdelijk medeaansprakelijke.
Op grond van de kredietovereenkomsten waren zowel de betrokken vennootschappen als [gedaagde] hoofdelijk jegens de bank verbonden. Het feit dat [gedaagde] geen partij was bij de kredietovereenkomsten, maar de kredietovereenkomsten als hoofdelijk medeaansprakelijke als een extra zekerheid voor de bank heeft ondertekend, maakt voor de hoofdelijke verbondenheid geen verschil. De betaling van De [B.] Holding als borg heft deze verbondenheid niet op, maar leidt er – op grond van artikel 7:866, derde lid, BW – toe dat de schuldenaren vanaf dat moment jegens De [B.] Holding hoofdelijk verbonden zijn. Derhalve kan De [B.] Holding hetgeen zij aan de bank heeft betaald in zijn geheel verhalen op [gedaagde] als hoofdelijk medeaansprakelijke. Hoofdelijke medeaansprakelijkheid is, anders dan partijen menen, geen nevenrecht als bedoeld in artikel 6:142 BW, waarin de borg als gesubrogeerde derde al dan niet treedt.
Gelet op het bovenstaande zal de rechtbank de vordering toewijzen tot een bedrag van € 165.000,00. De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 12 februari 2010, zijnde de dag van dagvaarding. Niet gesteld of gebleken is dat [gedaagde] eerder in verzuim is komen te verkeren.
De rechtbank zal [gedaagde] als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordelen, waaronder begrepen de kosten van het beslag. De kosten aan de zijde van De [B.] Holding worden begroot op:
- vast recht
- dagvaardingsexploot
- beslagexploten
- salaris advocaat
3.527,00
87,93
257,05
4.263,00
(3,0 punten * tarief V à € 1.421,00)
totaal
8.134,98
De beslissing
De rechtbank
- veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan De [B.] Holding van € 165.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 februari 2010 tot aan de dag van algehele voldoening;
- veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, waaronder begrepen de kosten van het beslag, aan de zijde van De [B.] Holding tot op heden begroot op € 8.134,98;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Witsiers en in het openbaar uitgesproken op 29 september 2010.