6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft primair de oplegging van de onvoorwaardelijke maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) voor de duur van twee jaar gevorderd. Subsidiair heeft hij gevorderd om die maatregel voorwaardelijk op te leggen, met een proeftijd van twee jaar. Mocht de rechtbank niet tot oplegging van de maatregel ISD beslissen dan komt verdachte – als zeer actieve veelpleger - alleen voor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van enkele maanden in aanmerking, aldus de officier van justitie.
De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat verdachte blijkens zijn strafblad al veelvuldig wegens strafbare feiten met politie en justitie in aanraking is gekomen. De officier van justitie heeft niet de indruk dat daar, na de feiten in de onderhavige zaak (gepleegd in mei en juni 2010), een eind aan is gekomen. Zo is verdachte in september 2010 opnieuw aangehouden wegens verdenking van diefstal van een fiets. Bij het onderzoek in die zaak zijn drie hennepplanten op het balkon van de woning van verdachte aangetroffen. Verdachte is dus kennelijk nog steeds afhankelijk van verdovende middelen. De inkomsten van verdachte zijn echter zo gering dat hij daarvan maar amper in zijn levensonderhoud kan voorzien. Uit zijn legale inkomsten kan hij zijn drugsgebruik niet financieren. Zolang hij drugs blijft gebruiken is daarom de kans groot dat hij het door het plegen van nieuwe strafbare feiten aan inkomsten probeert te komen. In die zin heeft verdachte het stadium bereikt dat de veiligheid van personen en goederen het opleggen van een ISD-maatregel aan hem eist.
Aan de wettelijke eisen voor oplegging van de ISD maatregel als bedoeld in artikel 38m, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht is voldaan. Krachtens de thans geldende Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige veelplegers (2009R004) gelden voor het vorderen van de ISD-maatregel slechts twee uitgangspunten, namelijk (1) er moet capaciteit voor de tenuitvoerlegging beschikbaar zijn en (2) de verdachte is niet ontoerekeningsvatbaar in de zin van artikel 39 van het Wetboek van Strafrecht. Ook aan deze voorwaarden is voldaan. Verdachte kan met onmiddellijke ingang opgenomen worden in de ISD-inrichting “Hoogvliet”.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De gevolmachtigd raadsvrouw heeft bepleit om de ISD-maatregel niet op te leggen, ook niet in de voorwaardelijke variant. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte de onderhavige winkeldiefstal heeft gepleegd kort nadat hij uit detentie kwam en dat hij op dat moment geen geld had om eten te kopen. Ook het tenlastegelegde bezit van een hoeveelheid harddrugs kan volgens de raadsvrouw als incident worden beschouwd. Het overlijden van zijn vriendin was er destijds de oorzaak van dat verdachte drugs is gaan gebruiken, met alle gevolgen van dien. Hij gebruikt nu nog wel af en toe drugs, maar hij probeert dit tot een minimum te beperken.
Behalve naar aanleiding van zijn aanhouding in september 2010 wegens vermeende fietsendiefstal en het bezit van drie hennepplanten heeft verdachte sinds mei/juni 2010 geen politiecontacten meer gehad. Hij is weliswaar op 23 november 2010 door de politierechter in deze rechtbank nog tot een week gevangenisstraf veroordeeld wegens een diefstal, maar dit betrof een feit uit 2008. Met deze veroordeling dient op grond van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht rekening te worden gehouden bij de afdoening van de onderhavige feiten.
Het leven van verdachte heeft ondertussen een aantal wendingen ten goede genomen. Het lijkt erop dat hij zijn criminele activiteiten achter zich heeft gelaten. Hij heeft een woning en hij werkt fulltime in het traject Orionis, onderdeel van LétÉ te Middelburg. Hij ontvangt
EUR 800,00 per maand aan inkomsten uit die arbeid. Op 11 oktober 2010 is hem door zijn werkgever een contract aangeboden voor onbepaalde tijd. Hij volgt een tweejarige opleiding tot schilder, die nu nog een jaar duurt. Hij wordt in het werktraject begeleid door LétÉ en hij vervult ook bij die instelling een eerder aan hem opgelegde werkstraf, waarbij hij wordt begeleid door Emergis Verslavingsreclassering. Kortom, verdachte heeft nu ritme en regelmaat in zijn leven gevonden en hij wil dit graag zo houden. Hij beseft dat hij het zich niet kan veroorloven om terug te vallen in zijn drugsgebruik. Het opleggen van een maatregel ISD – die toch een ultimum remedium is - zou dit allemaal doorkruisen. Ook bij oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf komt het behoud van zijn woning en zijn werk in gevaar.
De gevolmachtigd raadsvrouw heeft daarom verzocht om verdachte voor de onderhavige feiten te bestraffen met een onvoorwaardelijke werkstraf.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de op te leggen straf(-fen) of maatregel houdt de rechtbank rekening met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal, een ergerlijke vorm van criminaliteit die voor winkeliers veel hinder en schade oplevert. Hij heeft met zijn handelen inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van het desbetreffende winkelbedrijf.
Ook heeft verdachte een gebruikershoeveelheid harddrugs aanwezig gehad. Het is een feit van algemene bekendheid dat harddrugs schadelijk zijn voor de volksgezondheid en dat de gebruikers van harddrugs veelal vermogensdelicten plegen om het gebruik te kunnen financieren, welke vermogensdelicten veel schade en onrust in de samenleving tot gevolg hebben.
Verdachte is blijkens het op zijn naam gestelde uittreksel justitiële documentatie d.d. 21 september 2010, en naar de rechtbank ambtshalve bekend, al meermalen wegens strafbare feiten (meest vermogensdelicten) met politie en justitie in aanraking gekomen en tot straffen veroordeeld. Zijn laatste veroordeling (die niet vermeld is op genoemd uittreksel) dateert van 22 november 2010. Hij is op die dag door de politierechter te Middelburg veroordeeld tot een week gevangenisstraf wegens een diefstal gepleegd op 10 november 2008. De rechtbank zal op grond van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht bij de straftoemeting in de onderhavige strafzaak met deze veroordeling rekening houden, omdat de bewezenverklaarde feiten vóór deze veroordeling zijn gepleegd.
De vraag is of verdachte naar aanleiding van de onderhavige feiten op basis van diens strafrechtelijk verleden thans in aanmerking komt voor oplegging van een ISD-maatregel, al dan niet in voorwaardelijke zin.
Het merendeel van de strafbare feiten waarvoor verdachte eerder is veroordeeld is begaan in de jaren 2008 en 2009, dat wil zeggen in de periode dat het plegen van vermogensdelicten en het overige criminele gedrag van verdachte het gevolg zouden kunnen zijn geweest van diens toenemend drugsgebruik als reactie op het overlijden van diens vriendin, zoals de gevolmachtigd raadsvrouw heeft aangevoerd.
Verder is op grond van wat de gevolmachtigd raadsvrouw ter zitting heeft aangevoerd voldoende aannemelijk geworden dat er na mei/juni 2010 meer balans in het leven van verdachte is gekomen omdat verdachte inmiddels full time werkt, een vast inkomen en een eigen woning heeft, een opleiding volgt en dat hij dit ritme en deze regelmaat in zijn leven, liefst drugsvrij, wil volharden.
De aanhouding en in verzekeringstelling van de verdachte wegens diefstal van een fiets, in september 2010, heeft de rechter-commissaris in deze rechtbank geen aanleiding gegeven om de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte wegens de onderhavige feiten op te heffen. De rechter-commissaris heeft de daartoe strekkende vordering van de officier van justitie afgewezen.
Dit alles betekent dat de rechtbank ervan uitgaat dat verdachte in dit jaar eenmaal een winkeldiefstal heeft gepleegd, dat hij eenmaal met een gebruikershoeveelheid harddrugs is aangehouden en dat hij thans niet als een kansloze, overlastveroorzakende drugsgebruiker kan worden gecategoriseerd. De criminogene risicofactoren, die herhaling van delictgedrag meer waarschijnlijk maken, lijken op meerdere leefgebieden aanmerkelijk te zijn verbeterd.
Onder deze omstandigheden kan thans niet worden geoordeeld dat de veiligheid van personen of goederen de oplegging van de ISD-maatregel vereist en zal de rechtbank - anders dan de officier van justitie heeft gevorderd - de ISD-maatregel niet opleggen, ook niet in voorwaardelijke zin.
De rechtbank acht op grond van alle hiervoor genoemde omstandigheden het opleggen van een taakstraf in de vorm van een geheel onvoorwaardelijke werkstraf passend en geboden. Gezien de documentatie van verdachte zal voor de bewezen feiten een werkstraf van aanmerkelijke duur worden opgelegd en is voor een voorwaardelijk deel van de werkstraf geen plaats.