ECLI:NL:RBMID:2010:BO3008

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
15 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
75327 / KG RK 10-395
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hernieuwd verzoek tot conservatoir beslag na eerdere afwijzing

In deze zaak heeft de Chilean Lumber Company S.A. (CLC) een hernieuwd verzoek ingediend voor het leggen van conservatoir beslag op een partij houten vloerdelen, nadat een eerder verzoek op 29 september 2010 was afgewezen. De voorzieningenrechter had destijds geoordeeld dat CLC onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat zij een opeisbare vordering had op Arkans Limited, de verweerster in deze procedure. CLC heeft op 6 oktober 2010 een nieuw verzoekschrift ingediend, waarin zij een gemotiveerd verzoek deed om alsnog verlof te verkrijgen voor het leggen van beslag op dezelfde goederen, met een vordering van € 500.000,00. Dit verzoek werd ingediend na het hoger beroep dat CLC had ingesteld tegen de eerdere afwijzing.

Tijdens de mondelinge behandeling op 14 oktober 2010 heeft CLC haar verzoek nader toegelicht, terwijl Arkans geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om haar standpunt te verduidelijken. De voorzieningenrechter heeft de vragen beantwoord of het rechtens toegestaan is om een hernieuwd verzoek in te dienen na een eerdere afwijzing en of CLC nog voldoende belang heeft bij dit verzoek, gezien het feit dat het gerechtshof inmiddels toestemming had verleend voor het leggen van voorlopig beslag op dezelfde partij hout.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er geen principieel bezwaar is tegen het indienen van een hernieuwd verzoek, maar dat CLC in dit geval geen rechtens te respecteren belang meer had bij het verzoek, aangezien het beslag al was gelegd op basis van de voorlopige voorziening van het gerechtshof. Het verzoek van CLC is afgewezen, en zij is veroordeeld in de kosten van de procedure, die zijn begroot op € 452,00. De beschikking is gegeven door mr. J.A.J. van den Boom en openbaar uitgesproken op 15 oktober 2010.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK MIDDELBURG
Sector civiel recht
zaaknummer / rekestnummer: 75327 / KG RK 10-395
Beschikking van 15 oktober 2010
in de zaak van
de vennootschap naar Chileens recht
CHILEAN LUMBER COMPANY S.A.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te San Bernardo, Chili,
verzoekster,
advocaat: mr. P.H.N. van Spanje te Wageningen,
en
de vennootschap naar Engels recht
ARKANS LIMITED,
kantoorhoudende te Nieuwegein,
verweerster,
advocaat: mr. drs. M.H.G. Plieger te Nieuwegein.
Het procesverloop
Bij een op 15 september 2010 ter griffie van deze rechtbank ontvangen verzoekschrift, heeft Chilean Lumber Company SA (nader: CLC) de voorzieningenrechter verzocht om, ter verzekering van een door haar gepretendeerde vordering op Arkans Limited (nader: Arkans), verlof te verlenen voor het leggen van conservatoir beslag op roerende goederen, te weten partijen houten vloerdelen Jatoba, ter grootte van ongeveer 1.541 m2, welke partij hout zich bevond op het opslagterrein, eigendom van Verbrugge Zeeland Terminals BV (nader: Verbrugge) te Vlissingen.
Bij beslissing van 15 september 2010 heeft de voorzieningenrechter voorlopig verlof verleend tot het leggen van dat beslag, met – eveneens voorlopig – bevel tot gerechtelijke bewaring en met benoeming van Verbrugge tot gerechtelijk bewaarder. Tegelijkertijd heeft hij bepaald dat, alvorens er definitief op het verzoek van CLC zou worden beslist, een mondelinge behandeling zou plaatsvinden.
Na het horen van partijen op 28 september 2010 heeft de voorzieningenrechter het verzochte verlof bij beschikking van 29 september 2010 afgewezen, op de grond dat CLC, in het licht van het ter zitting door Arkans gevoerde verweer, in onvoldoende mate aannemelijk had gemaakt dat zij een opeisbare vordering had op Arkans en dat zij evenmin aannemelijk had gemaakt dat de onderhavige partij hout niet tot de handelsvoorraad van Arkans zou behoeven te worden gerekend.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 6 oktober 2010, heeft CLC andermaal verzocht om verlof te verlenen tot het leggen van conservatoir beslag op bedoelde partij hout, met begroting van haar vordering op € 500.000,00, met aanstelling van een gerechtelijk bewaarder en met bepaling van de termijn als bedoeld in artikel 700 lid 3 Rv op 30 dagen.
Subsidiair, te weten voor het geval de voorzieningenrechter het verlof niet aanstonds zou toewijzen, heeft CLC verzocht om het verlof tot het leggen van beslag voorlopig te verlenen totdat partijen zouden zijn gehoord, en meer subsidiair om het verzochte verlof voorlopig te verlenen tot het gerechtshof ’s Gravenhage, nevenzittingsplaats Den Bosch, op het door CLC in te stellen hoger beroep tegen de beschikking van 29 september 2010 zou hebben beslist.
De voorzieningenrechter heeft CLC op 6 oktober 2010 doen weten dat hij het verzoek niet aanstonds, ook niet voorlopig, inwilligde maar dat CLC – desgewenst – gebruik kon maken van het recht om te worden gehoord (279 lid 2 Rv). CLC heeft daarop medegedeeld gebruik te willen maken van dat recht, waarna een mondelinge behandeling is bepaald.
Arkans heeft schriftelijk verweer gevoerd tegen het (nieuwe) verzoekschrift van CLC. Zij heeft er (onder meer) op gewezen dat CLC op 6 oktober 2010 hoger beroep heeft ingesteld tegen de beschikking van de voorzieningenrechter van 29 september 2010 en dat het gerechtshof ondertussen voorlopig verlof heeft verleend tot het leggen van conservatoir beslag op de meerbedoelde partij hout.
Arkans heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunt nader toe te lichten op de op 14 oktober 2010 gehouden mondelinge behandeling van het verzoek.
CLC is wel verschenen op die zitting. Zij heeft haar verzoek daarbij nader toegelicht.
De beoordeling van het verzoek en de gronden daarvoor
Alvorens kan worden toegekomen aan de vraag of de inhoud van het op 6 oktober 2010 ter griffie ontvangen verzoekschrift van CLC, mede bezien in het licht van het daartegen door Arkans gevoerde (schriftelijke) verweer, het verzochte verlof kan dragen, zal de voorzieningenrechter de volgende vragen dienen te beantwoorden:
1. is het rechtens toegestaan om, nadat een verzoek tot het leggen van conservatoir beslag – waartegen verweer is gevoerd – is afgewezen, een nieuw, nader gemotiveerd en van nadere producties voorzien, verzoekschrift in te dienen teneinde te pogen alsnog verlof te verkrijgen voor het leggen van conservatoir beslag op dezelfde goederen?
2. heeft verzoekster in het onderhavige geval, waarin door het gerechtshof in het kader van het tegen de eerdere afwijzing ingediende hoger beroep inmiddels bij wege van voorlopige voorziening toestemming is verleend tot het leggen van voorlopig beslag – welk beslag ook is gelegd – (nog) een voldoende belang bij haar (hernieuwde) beslagrekest?
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de onder 1 vermelde vraag bevestigend dient te worden beantwoord. Anders dan Arkans heeft betoogd, is er naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen reden een hernieuwd verzoek – als ware het een verkapt appèl – niet ontvankelijk te verklaren. De omstandigheid dat tegen afwijzing van een beslagrekest hoger beroep en cassatie openstaat, brengt niet mee dat een verzoeker – die bij het verkrijgen van het verlof een groot en spoedeisend belang kan hebben – gehouden is die rechtsmiddelen tegen de afwijzingsbeslissing aan te wenden. Er bestaat naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen principieel bezwaar tegen indiening van een hernieuwd verzoek. De omstandigheid dat verzoeker ter staving van de (gepretendeerde) vordering nieuwe producties in het geding brengt en in dat hernieuwde verzoek inspeelt op het in eerste instantie gevoerde verweer van zijn tegenpartij, maakt het indienen van zo’n hernieuwd verzoekschrift niet onoorbaar. Ook niet indien moet worden vastgesteld dat geen sprake is van nova. Het spreekt echter voor zich dat een verzoeker die voor de tweede maal een rekest indient ter zake dezelfde (gepretendeerde) vordering, er rekening mee zal dienen te houden dat de voorzieningenrechter terughoudend reageert en wellicht – zoals in het onderhavige geval is gebeurd – pas definitief op dat nieuwe verzoek zal beslissen na het (opnieuw) horen van partijen.
Ten aanzien van de onder 2 vermelde vraag overweegt de voorzieningenrechter het volgende.
Bij beschikking van 7 oktober 2010 heeft het gerechtshof CLC voorlopig verlof verleend tot het leggen van conservatoir beslag op de onderhavige partij hout. Het conservatoir beslag is dan ook verzekerd, in ieder geval tot het moment waarop het gerechtshof uitspraak zal doen (de mondelinge behandeling is bepaald op 18 oktober 2010). Dit betekent dat CLC thans geen rechtens te respecteren belang heeft bij het door haar verzochte verlof tot het leggen van conservatoir beslag. Dat CLC, zoals zij heeft aangegeven, bij inwilliging van het onderhavige verzoek haar hoger beroep bij het gerechtshof kan intrekken en dat partijen dan een verdere gang naar het gerechtshof bespaard zal blijven, doet aan het vorenstaande niet af. Het verzoek van CLC zal reeds om de hiervoor vermelde reden worden afgewezen. Aan een materiële beoordeling van dat verzoek wordt niet toegekomen. Hetgeen partijen voor het overige hebben aangevoerd, behoeft dan ook geen bespreking meer.
CLC zal als de in het ongelijk te stellen partij de kosten van deze procedure dienen te dragen. Die kosten worden begroot op € 452,00 (zijnde het salaris voor de advocaat, gebaseerd op 1 procespunt). De voorzieningenrechter zal bepalen dat CLC wettelijke rente verschuldigd zal zijn over die proceskosten indien betaling niet heeft plaatsgevonden binnen 14 dagen na deze uitspraak. Voor het bepalen van een kortere betalingstermijn, zoals door Arkans verzocht, ziet hij geen aanleiding.
De beslissing
De voorzieningenrechter:
wijst het verzoek van CLC af;
veroordeelt CLC in de kosten van deze procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Arkans begroot op € 452,00 wegens salaris advocaat, te vermeerderen met wettelijke rente daarover vanaf 14 dagen na heden.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.A.J. van den Boom en in het openbaar uitgesproken op 15 oktober 2010.?