RECHTBANK MIDDELBURG
Sector civiel
zaak/reknr: 71360 / JE RK 10-48
beschikking van de kinderrechter van 25 maart 2010
in de zaak met betrekking tot de onder toezicht gestelde jeugdigen
[jeugdige sub 1],
geboren te Utrecht op [geboortedatum sub 1],
[jeugdigde sub 2],
geboren te Utrecht op [geboortedatum sub 2],
[jeugdige sub 3],
geboren te Utrecht op [geboortedatum sub 3],
[jeugdige sub 4],
geboren te Terneuzen op [geboortedatum sub 4],
de heer [vader]
en
mevrouw [moeder], beiden wonende te [adres] en feitelijk verblijvende te Wekerom in Gelderland (de met het gezag belaste ouders).
De jeugdigen verblijven in een pleeggezin.
Op 21 januari 2010 heeft mr. C.L. de Koeijer namens de ouders een verzoekschrift met bijlagen ingediend, strekkende tot vervanging van de Stichting Bureau Jeugdzorg Zeeland (hierna: de Stichting BJZ) door de Stichting Bureau Jeugdzorg Gelderland (hierna: de Stichting BJG).
Op 1 februari 2010, alsmede op 23 februari 2010, is van de Stichting BJZ een brief ontvangen.
Op 2 februari 2010 is van de Stichting BJG een brief ontvangen.
Op 8 februari 2010 is van mr. De Koeijer een telefaxbericht ontvangen.
Op 24 februari 2010 is van familie [pleegouders sub 1], de pleegouders van [jeugdige sub 1], [jeugdige sub 2] en [jeugdige sub 3], een brief ontvangen.
Op 25 februari 2010 heeft de kinderrechter het verzoek ter terechtzitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de ouders, bijgestaan door mr. De Koeijer;
- de Stichting BJZ.
Hoewel opgeroepen zijn de volgende belanghebbenden niet verschenen:
- de Stichting BJG, maar zij heeft schriftelijk bevestigd niet aanwezig te zullen zijn;
- familie [pleegouders sub 1], de pleegouders van [jeugdige sub 1] en [jeugd[jeugdige sub 3], maar zij hebben hun mening schriftelijk kenbaar gemaakt;
- familie [pleegouders sub 2], de pleegouders van [jeugdige sub 4].
In vervolg op de zitting van 25 februari 2010 heeft de kinderrechter de volgende stukken ontvangen:
- een brief van 3 maart 2010, met bijlagen, van mr. De Koeijer;
- een brief van 3 maart 2010 van mr. De Koeijer;
- een brief van 5 maart 2010, met bijlagen, van de Stichting BJZ.
Bij beslissingen van de kinderrechter d.d. 22 oktober 2009 zijn de ondertoezichtstellingen laatstelijk verlengd met ingang van 3 november 2009 en tot 3 september 2010 met behoud van de Stichting Bureau Jeugdzorg Zeeland als gezinsvoogdij-instelling.
Bij beslissingen van de kinderrechter d.d. 22 oktober 2009 is de duur van de machtigingen tot uithuisplaatsing van de jeugdigen bij een pleegouder met ingang van 3 november 2009 en tot 3 september 2010 verlengd.
Door en namens de ouders is ter terechtzitting verklaard dat de samenwerkingsrelatie tussen de ouders en de Stichting BJZ ernstig is verstoord. Met name met de gezinsvoogd van [jeugdige sub 4], de heer P. Geervliet, en de teamleider, de heer M.R. Bugajski. Dit heeft er onder meer toe geleid dat enkele bezoeken tussen de ouders en [jeugdige sub 4] niet konden doorgaan. Voor [jeugdige sub 1], [jeugdige sub 2] en [jeugdige sub 3] geldt dat zij duurzaam in een pleeggezin in Gelderland wonen. Volgens de richtlijnen in het ‘protocol externe overdracht ondertoezichtstelling’ had de uitvoering van de ondertoezichtstelling al aan de Stichting BJG overgedragen moeten worden. De ouders verblijven thans in Wekerom te Gelderland. Als zij hun woning in Sluiskil hebben verkocht, willen zij op korte termijn definitief in de provincie Gelderland gaan wonen. Vervanging van de Stichting BJZ door BJG is dan ook in het belang van de jeugdigen. Hoewel de jeugdigen vertrouwd zijn met de huidige gezinsvoogd, hebben zij in het verleden ook diverse wisselingen meegemaakt. De ouders verwachten dan ook niet dat de jeugdigen moeite zullen hebben met het krijgen van een nieuwe gezinsvoogd, temeer omdat het contact met de gezinsvoogd niet een zodanige rol speelt in het leven van de jeugdigen als de pleegouders en de begeleiding vanuit pleegzorg doen.
Door vervanging van de Stichting BJZ door de Stichting BJG ontstaan voordelen. De benodigde hulpverlening kan sneller en beter op gang worden gebracht, omdat de Stichting BJG beter haar weg zal weten te vinden wat betreft de hulpverlening in die provincie. Voorts krijgen de ouders op deze manier een kans om een nieuwe start te maken met Bureau Jeugdzorg. Hoewel een bereidverklaring van de Stichting BJG ontbreekt, blijkt uit het ‘protocol externe overdracht ondertoezichtstelling’ dat een dergelijke verklaring, hoewel wenselijk, niet noodzakelijk is. De ouders hebben eerder verzocht om vervanging van de Stichting BJZ en hebben onder meer een klacht ingediend bij de Stichting BJZ. Zij hebben geen vertrouwen meer in de Stichting BJZ. Gezien de ernstig verstoorde relatie tussen de ouders en de Stichting BJZ, het feit dat drie van de vier jeugdigen duurzaam in de provincie Gelderland wonen, en de ouders voornemens zijn zich hier ook definitief te vestigen, dient de Stichting BJZ vervangen te worden door de Stichting BJG.
Namens de Stichting BJZ is ter terechtzitting aangevoerd dat vervanging van de Stichting BJZ niet in het belang van de jeugdigen is. Zij voert hiertoe het navolgende aan. Vervanging van de Stichting BJZ zal tot discontinuïteit, instabiliteit en onzekerheid in de uitvoering van de ondertoezichtstelling ten aanzien van alle betrokkenen. De jeugdigen hebben in hun leven al vele wisselingen meegemaakt. Thans hebben zij een vertrouwensband met de gezinsvoogden opgebouwd. Een vervanging van de Stichting BJZ vormt op dit moment een bedreiging voor de sociaal-emotionele ontwikkeling van de jeugdigen. Met name de vorming van vertrouwen in volwassenen, het leren omgaan met autoriteit en de versterking van hun zelfvertrouwen kunnen worden bedreigd als de voor hen vertrouwde gezinsvoogden worden vervangen. Zeker ten aanzien van [jeugdige sub 3], die onder andere kwetsbaar is geworden in het vormen van gehechtheidsrelaties, is het van belang om de gezagsfiguren en de sociale structuur zoveel mogelijk in stand te houden. Dat drie van de vier jeugdigen in de provincie Gelderland wonen is voor de Stichting BJZ geen belemmering. Hoewel de ouders in de provincie Gelderland verblijven, staan zij nog steeds ingeschreven op het adres in Sluiskil. Het standpunt van de ouders dat door vervanging de hulpverlening sneller en beter op gang kan komen, onderschrijft de Stichting BJZ niet. De nodige hulpverlening aan de jeugdigen is reeds op gang gebracht door de pleeggezinplaatsingen. Ten aanzien van de ontbrekende bereidverklaring van de Stichting BJG wenst de Stichting BJZ op te merken, dat zij de eerstverantwoordelijke gezinsvoogdij-instelling is en dat zij momenteel ernstige bezwaren heeft tegen een overdracht. Hoewel de ouders hopen dat zij met een nieuwe gezinsvoogdij-instelling een nieuwe start kunnen maken, is er geen enkele zekerheid dat deze wel bevredigend voor de ouders zal zijn. Gebleken is dat de ouders in het verleden ook niet tevreden waren over de samenwerking met de Stichting Bureau Jeugdzorg Utrecht. Naar de mening van de Stichting BJZ is de samenwerkingrelatie tussen de ouders en de gezinsvoogden niet ernstig verstoord. In het verleden verliep de samenwerking steeds wisselend; maar toch zijn de ouders en de gezinsvoogden er steeds uit gekomen. De Stichting BJZ onderschrijft de wens om een constructieve verstandhouding met beide ouders te ontwikkelen. Het verzoek dient dan ook te worden afgewezen.
De kinderrechter overweegt als volgt.
De gezaghebbende ouders kunnen op grond van artikel 1:254, lid 5, BW, de kinderrechter verzoeken de Stichting BJZ te vervangen door een Stichting in een andere provincie. Dat kan nodig zijn als de verhoudingen tussen de Stichting BJZ en de betrokkenen zo slecht zijn, dat het belang van het kind vereist dat een andere Stichting met het toezicht wordt belast.
Omdat dat veelal leidt tot toezicht door een ver weg gevestigde Stichting, wat de contacten tussen de instelling en de ouder en het kind niet ten goede zal komen, dient volgens de Memorie van Toelichting bij dit artikel, vervanging alleen in uitzonderlijke situaties uitgesproken te worden.
Uit de stukken en de behandeling ter zitting is af te leiden dat de verhoudingen tussen de ouders en de Stichting BJZ al geruime tijd ernstig zijn verstoord. Dit is onder meer op te maken uit het feit dat de ouders bij klachtbrief van 10 april 2009 het vertrouwen in de bij de kinderen betrokken gezinsvoogden hebben opgezegd. Het blijkt ook uit een brief van 28 mei 2009 van de Stichting BJZ waarin wordt gerefereerd aan perioden van cynisme, van aanvallen op de gezinsvoogden, van intimidatie en zelfs van mishandeling. Hoewel in de brief van 9 juni 2009 van de klachtencommissie is vermeld dat tussen de ouders en de Stichting BJZ overeenstemming is bereikt, afspraken zijn gemaakt en dat vertrouwen in elkaar is uitgesproken, blijkt uit de stukken dat de ouders relatief kort daarna het vertrouwen in P. Geervliet, een van de gezinsvoogden, en M.R. Bugajski, teamleider van de Stichting BJZ, hebben opgezegd. De ouders hebben de klachtencommissie bij brief van 10 september 2009 verzocht in verband met het niet nakomen van afspraken door de Stichting BJZ maatregelen te nemen.
De kinderrechter stelt vast dat drie van de vier jeugdigen bij een pleeggezin in de provincie Gelderland verblijven. Uitsluitend [jeugdige sub 4] verblijft bij een pleeggezin in Zeeland. De ouders hebben op dit moment nog wel een huis in Sluiskil maar zij verblijven al geruime tijd feitelijk in Gelderland. Op grond van de ter zitting afgelegde verklaringen is voldoende aannemelijk dat de ouders van plan zijn zich definitief in Gelderland te vestigen. Het huis in Sluiskil zal worden verkocht. Dit betekent dat bij vervanging van de Stichting BJZ door de Stichting BJG bij drie van de vier jeugdigen geen sprake is van toezicht door een ver weg gevestigde stichting.
Van de ernstig verstoorde relatie tussen de ouders en de Stichting BJZ zal een negatieve invloed uitgaan op alle betrokkenen, waaronder de pleegouders en de jeugdigen. Dit is naar het oordeel van de kinderrechter niet in het belang van de jeugdigen.
De conclusie van het voorgaande is dat de belangen van de jeugdigen vereisen dat een andere Stichting met het toezicht van de kinderen wordt belast. Het verzoek zal dan ook worden toegewezen. Hoewel voor [jeugdige sub 4] dan wel sprake is van toezicht door een ver weg gevestigde stichting, is van doorslaggevend belang dat het toezicht van de vier jeugdigen in handen is van slechts één Stichting.
vervangt met ingang van 25 maart 2010 de Stichting Bureau Jeugdzorg Zeeland door de Stichting Bureau Jeugdzorg Gelderland als gezinsvoogdij-instelling;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven te Middelburg door mr. G.H. Nomes, in tegenwoordigheid van Y.W. Bogaard als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 maart 2010.