ECLI:NL:RBMID:2010:BN5131

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
7 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
193912
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verjaringstermijn en overgangsrecht bij nutsvoorzieningen

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter mr. C. Kool, gaat het om de verjaringstermijn van vorderingen met betrekking tot nutsvoorzieningen, specifiek gas en elektriciteit. De uitspraak is gedaan op 7 juni 2010 in de Rechtbank Middelburg, onder zaaknummer 193912. Eiseressen, bestaande uit drie naamloze en besloten vennootschappen, hebben hun vorderingen ingesteld tegen gedaagde, [X]. De procedure begon met een dagvaarding op 14 oktober 2009, gevolgd door conclusies van antwoord en repliek, en een tussenvonnis op 1 maart 2010.

De kantonrechter heeft in zijn uitspraak de eerdere overwegingen uit het tussenvonnis gehandhaafd en de inhoud daarvan als ingelast beschouwd. Eiseressen hebben hun standpunt over de verjaring van hun vorderingen nader toegelicht en gespecificeerd. De kantonrechter overweegt dat de koop van gas en elektriciteit van 1 januari 1992 tot 14 juli 2004 niet onder de consumentenkoop viel, en dat de rechtsvordering tot betaling van de prijs verjaart na vijf jaar. Eiseressen stellen dat hun vorderingen niet verjaard zijn, verwijzend naar de Overgangswet Nieuw BW.

De kantonrechter concludeert dat de overeenkomsten tot koop van elektriciteit en gas geen consumentenkoop waren tot de invoering van de wet van 1 juli 2004. De rechtsvordering tot betaling verjaart pas na vijf jaar na opeisbaarheid. De factuur waarop eiseressen zich baseren dateert van 7 maart 2005, en de eerste stuitingshandeling vond plaats op 20 februari 2009. Dit betekent dat de vorderingen betreffende gas en elektriciteit reeds verjaard waren. De vordering van eiseres sub 3 wordt afgewezen, terwijl de vordering van eiseres sub 1 gedeeltelijk wordt toegewezen.

De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van bedragen aan eiseressen, met wettelijke rente vanaf de vervaldatum van de factuur. De proceskosten worden verdeeld, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en wat meer of anders is gevorderd, wordt afgewezen.

Uitspraak

Uitspraak
zaak/rolnr.: 193912 / 09-6225 blad 2
RECHTBANK MIDDELBURG
Sector kanton
Locatie Middelburg
zaak/rolnr.: 193912 / 09-6225
vonnis van de kantonrechter d.d. 7 juni 2010
inzake
de naamloze en besloten vennootschappen
[sub 1],
[sub 2],
[sub 3],
gevestigd te [adressen],
eisende partij,
verder te noemen: eiseressen,
gemachtigde: GGN Zeeland,
t e g e n :
[X]
wonende te [adres],
gedaagde partij,
verder te noemen: [gedaagde],
in persoon.
het verloop van de procedure
De procedure is als volgt verlopen:
- dagvaarding van 14 oktober 2009,
- conclusies van antwoord en repliek,
- tussenvonnis van 1 maart 2010,
- akte eiseressen.
de verdere beoordeling van de zaak
1. De kantonrechter handhaaft hetgeen is overwogen en beslist bij het tussenvonnis. De inhoud van dat vonnis moet als hier ingelast worden beschouwd. In dat vonnis is ook [Y] te [adres] genoemd als eiseres, maar bij de akte na tussenvonnis is de vordering voorzover die is ingesteld namens [Y] ingetrokken.
2. De kantonrechter heeft bij het tussenvonnis eiseressen in de gelegenheid gesteld hun standpunt met betrekking tot de eventuele verjaring van hun vordering nader uit een te zetten. Tevens is eiseressen verzocht hun vorderingen nader te specificeren.
3. Eiseressen hebben bij akte hun standpunt aangaande de verjaring van vorderingen als de onderhavige nader verwoord. Zij hebben ook een specificatie in het geding gebracht. [Gedaagde] heeft geen antwoordakte genomen.
4. In hun akte voeren eiseressen terecht aan dat niet alleen de koop van door leidingen aangevoerd gas maar ook de koop van elektriciteit uitgezonderd was van de consumentenkoop van 1 januari 1992 tot 14 juli 2004. Op 14 juli 2004 trad in werking de Wet van 1 juli 2004 tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet in verband met implementatie en aanscherping toezicht netbeheer (Stb. 2004, 328, verder te noemen de wet van 1 juli 2004). Volgens artikel VA van deze wet werden uit artikel 7: 5 lid 3 BW de woorden "of gas" geschrapt en werden in lid 1 van dat artikel de woorden "roerende zaak" vervangen door "roerende zaak, elektriciteit daaronder begrepen".
5. De kantonrechter overweegt dat de koop van water, aangevoerd door leidingen, en de aansluiting op de kabel sinds 1 januari 1992 steeds uitgezonderd zijn geweest van de consumentenkoop. Op die overeenkomsten is artikel 7: 28 BW niet toepasselijk (geweest) zodat de rechtsvordering tot betaling van de prijs verjaart door verloop van vijf jaren.
6. Eiseressen stellen dat hun vorderingen niet verjaard zijn. Zij voeren aan dat volgens artikel 196 lid 3 Overgangswet Nieuw BW titel 7.1 BW niet toepasselijk is indien reeds vóór de inwerkingtreding van de Wet van 1 juli 2004 sprake was van een tekortkoming of een verzuim, zoals in deze zaak het geval is. Dit brengt met zich mee dat de overeenkomst tot levering van elektriciteit en gas niet te beschouwen zijn als een consumentenkoop. De rechtsvordering tot betaling van de koopprijs verjaart pas door verloop van vijf jaren na de dag waarop de vordering opeisbaar is geworden (artikel 3: 307 lid 1 BW).
7. Artikel 196 lid 1 Overgangswet Nieuw BW bepaalt dat op overeenkomsten die voor het tijdstip van inwerkingtreding van de wet zijn gesloten titel 7.1 BW een jaar na het tijdstip van toepassing wordt. Voor zover van belang houdt artikel 196 lid 3 in dat in afwijking van lid 1 titel 7.1 BW van toepassing is op de gevolgen van niet nakoming in het geval een partij na inwerkingtreding van de wet in de nakoming van een verbintenis tekortschiet, tenzij dat tekortschieten een voortzetting is van een eerdere tekortkoming.
8. Toegespitst op deze zaak betekent dit het volgende. De overeenkomsten tot koop van elektriciteit en van door leidingen aangevoerd gas waren geen consumentenkoop tot de invoering van de wet van 1 juli 2004 en zijn dat wel sinds de invoering van die wet. Volgens de hoofdregel van artikel 196 lid 1 Overgangswet Nieuw BW heeft de wet van 1 juli 2004 een uitgestelde werking zodat titel 7.1 BW pas van toepassing is een jaar na inwerkingtreding van die wet, dat is 14 juli 2005. Indien [gedaagde] na inwerkingtreding van de wet van 1 juli 2004, dat willen zeggen op of na 14 juli 2004, tekortschiet in de nakoming van een verbintenis uit de overeenkomst, is de wet van 1 juli 2004 op de gevolgen daarvan toepasselijk in afwijking van artikel 196 lid 1 Overgangswet Nieuw BW. Dit volgt uit artikel 196 lid 3. Daarop geldt een uitzondering in het geval dat tekortschieten op of na 14 juli 2004 een voortzetting is van een eerdere tekortkoming. In dat geval geldt niet de afwijking van de hoofdregel zodat dan volgens de hoofdregel van artikel 196 lid 1 Overgangswet Nieuw BW titel 7.1 BW van toepassing is vanaf 14 juli 2005. Aangenomen dat [gedaagde],zoals gesteld door eiseressen, zowel voor als op of na 14 juli 2004 is tekortgeschoten in de nakoming van een verbintenis en dat het tekortschieten op of na 14 juli 2004 een voortzetting is van een eerdere tekortkoming, is titel 7.1 BW op de gevolgen van niet nakoming toepasselijk vanaf 14 juli 2005. Dit betekent dat sinds 14 juli 2005 de rechtsvordering tot betaling van de koopprijs verjaart door verloop van twee jaren (artikel 7: 28 BW) zowel van voor als op of na 14 juli 2004 geleverd gas en elektriciteit.
9. De factuur waarop eiseressen zich baseren dateert is de afrekennota van 7 maart 2005. De vervaldatum daarvan was 25 maart 2005. De eerste door eiseressen gestelde handeling die als stuitinghandeling gekwalificeerd kan worden is de sommatie van 20 februari 2009, productie 4 bij repliek. Dit betekent dat de vorderingen betreffende gas en elektriciteit toen reeds verjaard waren. De vordering van [eiseres sub 3] is dan ook verjaard en moet worden afgewezen. Datzelfde geldt voor de vordering van [eiseres sub 1], behoudens dat deel van de vordering dat betrekking heeft op de aansluiting op de kabel. De vorderingen met betrekking tot de kabel en het geleverde water zijn immers niet verjaard. Er is al gedagvaard op 14 oktober 2009, dus binnen de termijn van vijf jaren vanaf 25 maart 2005.
10. De vordering van [eiseres sub 1] is toewijsbaar tot een bedrag van € 15,60 en die van [eiseres sub 2] tot € 70,55, beide met wettelijke rente vanaf 25 maart 2005. De niet bestreden incassokosten worden toegewezen aan de hand van de aan hoofdsom toegewezen bedragen.
11. Nu partijen over en weer op enige punten in het ongelijk worden gesteld, zullen tussen hen de proceskosten worden verdeeld, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
de beslissing
De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om tegen bewijs van kwijting aan [eiseres sub 1] te betalen een bedrag van € 52,60 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 maart 2005 over € 15,60 tot de dag der voldoening;
veroordeelt [gedaagde] om tegen bewijs van kwijting aan [eiseres sub 2] te betalen een bedrag van € 107,55 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 maart 2005 over € 70,55 tot de dag der voldoening;
bepaalt dat ieder van partijen de eigen proceskosten moet dragen;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af wat meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Kool, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 juni 2010 in tegenwoordigheid van de griffier.