ECLI:NL:RBMID:2010:BN2357

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
22 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Awb 09/469
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.W. Ente
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Last onder dwangsom voor verwijdering van een reclamebord in strijd met het evenredigheidsbeginsel

In deze zaak heeft de Rechtbank Middelburg op 22 juli 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, de eigenaar van een hotel/restaurant in Zoutelande, en het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Veere. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit van verweerder, waarin hem een last onder dwangsom werd opgelegd voor het zonder vergunning plaatsen van een reclamebord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de last onder dwangsom in strijd is met het evenredigheidsbeginsel, gezien de bijzondere omstandigheden van het geval.

De achtergrond van de zaak betreft een brief van 8 september 2008 van verweerder aan de rechtsvoorganger van eiser, waarin verweerder aankondigde een dwangsom op te leggen voor het plaatsen van een reclamebord zonder vergunning. Na een zienswijze van eiser, werd bij besluit van 27 november 2008 de dwangsom opgelegd. Verweerder stelde dat de plaatsing van het bord in strijd was met de beleidsregels en dat handhaving noodzakelijk was om recht te doen aan het gelijkheidsbeginsel.

Eiser voerde aan dat er onvoldoende rekening was gehouden met zijn commerciële belangen en dat de beleidsregels in zijn specifieke situatie te rigide waren. De rechtbank oordeelde dat de strikte toepassing van de beleidsregel in dit geval niet gerechtvaardigd was, gezien de unieke omstandigheden van Zoutelande en het belang van eiser bij het plaatsen van het bord. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en verklaarde het beroep gegrond, met de opdracht aan verweerder om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen in overeenstemming met deze uitspraak.

De rechtbank concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van de beleidsregel rechtvaardigden, maar dat de specifieke situatie van eiser en de toeristenstroom in Zoutelande een andere benadering vereisten. De uitspraak benadrukt het belang van het evenredigheidsbeginsel in bestuursrechtelijke handhaving.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector bestuursrecht
AWB nummer: 09/469
Uitspraak van de enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken
inzake
[naam],
wonende te [plaats],
eiser,
gemachtigde [naam 2], wonende te [plaats 2],
tegen
het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Veere,
gevestigd te Domburg,
verweerder.
I. Procesverloop
Eiser heeft bij de rechtbank beroep ingesteld tegen een besluit op bezwaar van 28 april 2009 van verweerder (het bestreden besluit).
Het beroep is op 10 juni 2010 behandeld ter zitting. Eiser is daar verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden A.W.L. de Groot-Piersma en H. Davids.
II. Overwegingen
1. Eiser is sinds 12 januari 2009 eigenaar en exploitant van hotel/restaurant [object], Smidstraat [nummer] te Zoutelande.
2. Bij brief van 8 september 2008 heeft verweerder de rechtsvoorganger van eiser,
[naam 2], op de hoogte gesteld van zijn voornemen om hem een dwangsom op te leggen in verband met het zonder vergunning uitstallen van een reclamebord op de hoek van de Langstraat/Smidstraat te Zoutelande.
3. Na ontvangst van een zienswijze van [naam 2] heeft verweerder bij besluit van
27 november 2008 [naam 2] opgedragen om vóór 1 januari 2009 de overtreding (het
plaatsen van een uitstalling zonder vergunning op een locatie die in strijd is met de beleidsregels voorwerpen/uitstallingen 2004) ongedaan te maken. Ingeval van voortduren van de overtreding verbeurt [naam 2] met ingang van 1 januari 2009 een dwangsom van
€ 100,-- per dag met een maximum van € 5.000,-- tot 1 januari 2010.
4. [naam 2] heeft mede namens eiser bezwaar gemaakt tegen de dwangsomoplegging.
5. In het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard en daarbij als volgt overwogen. In 2003 is ter uitwerking van artikel 2.1.5.1 van de Algemene plaatselijke verordening Veere (APV) een beleidsregel voorwerpen/uitstallingen (verder: de beleidsregel) opgesteld naar aanleiding van vele klachten over de omvang van diverse uitstallingen. In 2004 is de beleidsregel aangepast en op de voorgeschreven wijze gepubliceerd. Pas in 2005 heeft verweerder ingezet op handhaving van de beleidsregel. Plaatsing van een menubord op de door eiser gewenste locatie is zowel uit welstandsoverwegingen als uit overwegingen met betrekking tot veiligheid en overzichtelijk gebruik van de loopruimte niet gewenst, vooral ook omdat andere ondernemers gebruik willen maken van deze mogelijkheid. Verweerder heeft gekozen voor strikte toepassing van het beleid om recht te doen aan het gelijkheidsbeginsel. Afwijken van het beleid ondermijnt de doelstellingen van het beleid en zou verrommeling in de hand werken. De problematiek in de kustdorpen is overal hetzelfde: er zijn massa’s toeristen.
De vele gesprekken met [naam 2] hebben, zoals blijkt uit de correspondentie met [naam 2], niet geleid tot een bevredigende oplossing voor beide partijen. Er zijn volgens verweerder geen bijzondere omstandigheden aanwezig die nopen tot afwijking van de beleidsregel.
6. Eiser is van mening dat verweerder ten onrechte de indruk wekt van een weigerachtige ondernemer. Hij heeft wel begrip voor de doelstellingen van het beleid, maar hij vindt dat
er met zijn belang te weinig rekening is gehouden. De voormalige burgemeester heeft op
11 maart 2004 toegezegd dat naar een oplossing zou worden gezocht. Ook met de loco-burgemeester en de wethouder is op 13 februari 2006 gesproken over andere mogelijkheden. Het is onmogelijk om een bord vóór zijn bedrijf te plaatsen, omdat er vóór het hotel openbare parkeerplaatsen zijn. Eiser heeft een commercieel belang bij een bord in de Langstraat. In de Langstraat loopt veel publiek. Daar zijn veel eetcafés. Hij wil zich daarvan onderscheiden. Zijn restaurant is een à la carte restaurant. Met zijn commerciële belang is geen rekening gehouden. De ondernemers in de Langstraat kunnen onbeperkt borden neerzetten. Dan is kennelijk geen sprake van verrommeling. Binnen de bestaande regels lukt het niet om een bord te plaatsen. Evenmin is rekening gehouden met het feit dat het gaat om een verplaatsbaar stoepbord dat al vanaf de zeventiger jaren van de vorige eeuw op de hoek Langstraat/Smidstraat staat met instemming van de gemeentelijke overheid. Een vergunning heeft eiser niet aangevraagd. Van gemeentezijde werd hem dat ontraden, want hij zou een weigering krijgen.
De rechtbank overweegt het volgende.
7. Artikel 5:32 van de Algemene wet bestuursrecht [tekst van 01-01-1998 tot en met 30-06-2009] luidt:
1. Een bestuursorgaan dat bevoegd is bestuursdwang toe te passen, kan in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen.
2. Een last onder dwangsom strekt ertoe de overtreding ongedaan te maken of verdere overtreding dan wel een herhaling van de overtreding te voorkomen.
8. Artikel 2.1.5.1, eerste lid, van de APV bepaalt dat het verboden is zonder vergunning van burgemeester en wethouders de weg of een weggedeelte te gebruiken anders dan overeenkomstig de publieke functie daarvan.
9. Lid 1 van de beleidsregel bepaalt dat uitstallingen uitsluitend mogen worden geplaatst of aanwezig zijn in de strook direct voor het bedrijfspand tussen de gevel en de rijbaan.
Lid 2 bepaalt onder meer dat gedurende de tijden dat de doorgaande verbinding in Zoutelande voor het verkeer is afgesloten, uitstallingen mogen worden ingenomen voor het bedrijf op het trottoir tot aan de rijbaan.
Lid 6 bepaalt dat ondernemers in de gelegenheid worden gesteld een vergunning aan te vragen voor het hebben van uitstallingen. Op de bij de vergunning horende tekening wordt de locatie aangegeven waar de uitstallingen geplaatst mogen worden.
Lid 7 van de beleidsregel bepaalt dat uitstallingen die niet volgens de beleidsregel c.q. de vergunning geplaatst zijn, in strijd met artikel 2.1.5.1 en 2.1.5.4. van de APV Veere worden gehouden.
10. Niet in geschil is dat de plaatsing van een bord door eiser in de Langstraat zonder vergunning van burgemeester en wethouders in strijd is met artikel 2.1.5.1 van de APV. Verweerder was daarom bevoegd om handhavend op te treden.
11. Het is vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dat, gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik zal moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien een concreet uitzicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
12. De beleidsregel voorziet in criteria waaraan ondernemers die uitstallingen in de openbare ruimte willen plaatsen, moeten voldoen, teneinde een vergunning voor een uitstalling te verkrijgen. De doelstellingen van de beleidsregel zijn het voorkomen van hinder en overlast voor het publiek en/of gevaar voor verkeersdeelnemers. Naar het oordeel van de rechtbank is de beleidsregel op zichzelf niet onredelijk.
13. Verweerder heeft de beleidsregel ten grondslag gelegd aan het bestreden besluit. Afwijken van dit beleid ondermijnt volgens verweerder de doelstellingen van de beleidsregel. De rechtbank is echter van oordeel dat de strikte toepassing van de beleidsregel in het geval van eiser om diverse redenen te rigide uitwerkt. Ten eerste heeft verweerder geen rekening gehouden met de specifieke feitelijke situatie van Zoutelande, waar eisers bedrijf is gevestigd. Onweersproken is gebleven dat Zoutelande afwijkt van de andere toeristische kernen van de gemeente Veere. In die andere kernen wordt de toeristenstroom, gezien de ligging van de straten, als het ware automatisch ook door de zijstraten geleid richting hoofdstraat. In Zoutelande is dat niet het geval. De toeristenstroom loopt uitsluitend via de Langstraat. Ten tweede biedt de beleidsregel de mogelijkheid aan ondernemers in de Langstraat om voor de voorgevel een uitstalling te plaatsen, terwijl die mogelijkheid ter plaatse van het bedrijf van eiser geheel ontbreekt door de openbare parkeerplaatsen die direct voor zijn hotel zijn gelegen. Ten derde heeft eiser een groot commercieel belang bij een bord in de Langstraat waar de toeristenstroom zich bevindt. De rechtbank vermag niet in te zien dat er, gelet op de situatie ter plaatse, geen enkel bord door eiser in de Langstraat geplaatst kan worden, zonder in strijd te komen met de doelstellingen van de beleidsregel In dit verband wordt gewezen op de locatie achter de betonnen paal op de hoek van de Langstraat/Smidstraat Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de beleidsregel een onbeperkte hoeveelheid uitstallingen ten behoeve van de aan de Langstraat gevestigde ondernemingen toelaat.
14. Op grond van het bovenstaande komt de rechtbank tot de conclusie dat verweerder gezien de bijzondere omstandigheden van dit geval van handhavend optreden had behoren af te zien. Het bestreden besluit moet wegens strijd met het evenredigheidsbeginsel worden vernietigd. Het beroep is gegrond.
15. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.
III. Uitspraak
De Rechtbank Middelburg
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt het bestreden besluit;
draagt verweerder op binnen zes weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
bepaalt dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 150,- (honderdvijftig euro) vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.W. Ente, in tegenwoordigheid van mr. M.D. Bezemer-Kralt, griffier en op 22 juli 2010 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kan een belanghebbende hoger beroep instellen.
Het instellen van het hoger beroep geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage, binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak.
Nota bene:
In deze uitspraak is het beroep (deels) gegrond verklaard en is het bestreden besluit vernietigd.
Als de rechtbank daarbij gronden van uw beroep uitdrukkelijk heeft verworpen en u wilt daarin niet berusten, moet daartegen binnen bovengenoemde termijn hoger beroep worden ingesteld.
Afschrift verzonden op: 22 juli 2010