ECLI:NL:RBMID:2010:BN2123

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
22 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Awb 09/721
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.W. Ente
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering terrasvergunning door burgemeester van Sluis en de gevolgen voor de exploitatie van horecabedrijf

In deze zaak heeft eiseres, een horeca-exploitant, beroep ingesteld tegen de weigering van de burgemeester van de gemeente Sluis om een terrasvergunning te verlenen. De aanvraag voor de vergunning was ingediend op 30 juli 2008, maar de burgemeester heeft deze geweigerd op basis van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) en de nota Terrassenbeleid. Eiseres had een terras van 85 m² met zeezicht willen exploiteren, maar kreeg een vergunning voor een terras van 102 m² zonder zeezicht. De rechtbank heeft op 22 juli 2010 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij de rechtbank oordeelde dat de burgemeester onvoldoende gemotiveerd had waarom de vergunning voor het gewenste terras met zeezicht niet kon worden verleend.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de burgemeester de vergunning kan weigeren indien het gebruik van het terras de openbare orde of de veiligheid in gevaar brengt. Echter, in dit geval heeft de rechtbank geoordeeld dat de burgemeester niet voldoende had onderbouwd waarom het terras met zeezicht niet toegestaan kon worden, vooral omdat de gevel van het horecabedrijf voor 85% toebehoorde aan eiseres. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening gehouden moet worden met de overwegingen van de rechtbank.

Daarnaast heeft de rechtbank verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die zijn begroot op € 644,00. Eiseres heeft ook recht op terugbetaling van het griffierecht van € 150,00. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering bij het weigeren van vergunningen en de rechten van horeca-exploitanten in dergelijke procedures.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector bestuursrecht
AWB nummer: 09/721
Uitspraak van de enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken
inzake
[naam],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
gemachtigde mr. J.G. Hage, advocaat te Terneuzen,
tegen
de burgemeester van de gemeente Sluis,
verweerder.
I. Procesverloop
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit op bezwaar van verweerder van
9 juli 2009 (hierna: het bestreden besluit).
Op 3 juni 2010 is het beroep behandeld ter zitting. Eiseres is met haar partner
[naam] verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde mr. J.G. Hage.
Verweerder heeft zich ter zitting laten vertegenwoordigen door de heer M. Bonnewel.
Ter zitting is het onderzoek gesloten.
II. Overwegingen
1. Ingevolge artikel 2.1.4.1, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Sluis 2006 (hierna: APV) is het verboden om zonder vergunning van het college de weg of een weggedeelte anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan en / of zonder in achtneming van de veiligheid.
Artikel 2.3.1.2, vijfde lid, van de APV luidt: ‘In afwijking van het bepaalde in artikel 2.1.4.1 beslist de burgemeester in geval van een vergunningaanvraag die betrekking heeft op een of meer bij het horecabedrijf behorende terrassen voorzover deze zich op de weg bevinden over de ingebruikneming van die weg ten behoeve van het terras.
Ingevolge artikel 2.3.1.2, derde lid, van de APV kan de burgemeester de horeca-exploitatievergunning van het horecabedrijf geheel of gedeeltelijk weigeren, indien naar zijn oordeel de aanwezigheid van dit bedrijf de woon-en leefsituatie in de omgeving van het bedrijf of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig beïnvloedt.
Blijkens het zesde lid van artikel 2.3.1.2 van de APV kan de burgemeester de vergunning weigeren indien:
a. het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg dan wel gevaar oplevert voor de
bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatige en veilige gebruik daarvan;
b. dat gebruik een belemmering kan worden voor het doelmatig beheer en onderhoud van de
weg.
2. Tevens is de nota Terrassenbeleid gemeente Sluis 2008 (hierna: nota Terrassenbeleid) van toepassing op alle terrassen op het gehele grondgebied van de gemeente Sluis. Deze nota is vastgesteld op 23 oktober 2007, bekend gemaakt op 8 november 2007 en in werking getreden op 8 november 2007 en heeft als doel uitvoering te geven aan de artikelen 2.1.4.1 en 2.3.1.2, vijfde lid, van de APV.
Uit paragraaf 4.3, vierde lid, van de nota Terrassenbeleid volgt dat het terras uitsluitend geplaatst mag zijn direct aansluitend tegen de gevel van het pand ten behoeve waarvan het terras wordt geëxploiteerd, een en ander zoals aangegeven op de bij de vergunning behorende tekening. De bij een voor- en zijgevel ontstane hoekruimte kan eveneens als terras gebruikt worden, tenzij dit gevaar op kan leveren voor het verkeer.
3. Eiseres heeft een aanvraag ingediend, welke is gedateerd op 30 juli 2008 en bij verweerder
is ingekomen op 27 augustus 2008, om afgifte van een terrasvergunning voor het voeren van
een terras van 85 m² met zeezicht ten behoeve van de door haar geëxploiteerde
[bedrijf 1] aan [adres] te Breskens.
4. Bij besluit van 20 oktober 2008 heeft verweerder aan eiseres een exploitatievergunning horecabedrijf verleend op basis waarvan eiseres de erfpachtgrond mag gebruiken voor het hebben en inrichten van een direct op de gevel van [bedrijf 1] aansluitend terras van 102 m², zonder zeezicht. Daarbij is bepaald dat het terras van eiseres uitsluitend mag worden geplaatst op de locatie die is aangegeven op de aan de vergunning gehechte situatietekening.
5. Het tegen dat besluit gemaakte bezwaar heeft verweerder bij het bestreden besluit ongegrond verklaard. In het bestreden besluit stelt verweerder zich op het standpunt dat een terras dat niet direct aansluit op de gevel, zoals eiseres heeft aangevraagd, niet is toegestaan.
6. Eiseres voert aan dat zij vergunning heeft aangevraagd voor het terras, zoals zij dat reeds twee jaar exploiteerde en waar zij ook zaken van infrastructurele aard voor heeft aangeschaft. Verweerder heeft dat volgens eiseres geweigerd op grond van de overeenkomst die op 28 juli 2008 is gesloten met de overige betrokken ondernemers bij de herinrichting van de omgeving van de jachthaven te Breskens onder de projectnaam ‘[lokatie]’ en de daarbij behorende situatietekening. Eiseres heeft destijds echter bewust geweigerd die overeenkomst te ondertekenen, juist omdat haar daarin een terras met zeezicht werd onthouden. Haar oude terras ligt nu braak. Eiseres beschikt nu, in tegenstelling tot de andere ondernemers, niet meer over een terras met zeezicht, terwijl haar dat door de projectleider bij de onderhandelingen over de herinrichting van het [lokatie] wel is toegezegd. Zij heeft in de onderhandelingsfase daarom ook toegestaan dat aan het boven [bedrijf 1] gelegen café [bedrijf 2] (thans “[bedrijf 2]”) een terras met zeezicht werd toebedeeld. Eiseres stelt dat een terras met zeezicht ook voor haar tot de mogelijkheden behoort, omdat de gevel op de begane grond voor 85% toebehoort aan [bedrijf 1]. [bedrijf 2] heeft ter plaatse slechts een toegangsdeur die naar de bovengelegen verdieping leidt, waar de inrichting is gelegen.
7. Blijkens het bestreden besluit en de daarop ter zitting gegeven toelichting heeft verweerder op basis van de hierboven genoemde tekening, die volgens verweerder bindend is voor alle ondernemers van het [lokatie], eiseres een vergunning gegeven voor het voeren van een terras van 102 m² zonder zeezicht en daarmee impliciet geweigerd het door haar aangevraagde terras van 85 m² met zeezicht te verlenen. Het oude terras van eiseres ligt in de looplijn (ter plaatse ligt geen trottoir). Deze lijn moet volgens de architect van het [lokatie] vrij blijven van obstakels, omdat de vrije zichtlijn anders wordt aangetast.
De rechtbank overweegt als volgt.
8. De aanvraag van eiseres is behandeld als een verzoek om een vergunning voor het exploiteren van [bedrijf 1], inclusief een direct aansluitend terras. De vergunning bestaat derhalve uit een terrasgedeelte en een horecagedeelte. Het gaat in deze procedure om dat deel van de vergunning dat ziet op het terrasgedeelte.
9. Met de op het [lokatie] gevestigde ondernemers zijn verschillende gesprekken gevoerd over de herindeling van het gebied. Tijdens die gesprekken is de exploitatie van het [lokatie] verdeeld over de zaakvoerende horeca-exploitanten. Deze verdeling is vastgelegd op tekening en deze is vervolgens op 28 juli 2008 door het college vastgesteld en volgens verweerder als maatwerkoplossing bij het verlenen van de vereiste vergunningen betrokken. Verweerder heeft deze tekening ook ten grondslag gelegd aan het verlenen van een terrasvergunning aan eiseres voor het voeren van terras van 102 m² zonder zeezicht. Het vroegere terras van [bedrijf 1] is slechts gedoogd in afwachting van de totstandkoming van het [lokatie].
10. De grondslag voor het al dan niet verstrekken van een terrasvergunning ligt in artikel 2.3.1.2, vijfde lid, van de APV. De nota Terrassenbeleid heeft als doel hieraan uitvoering te geven. In het derde en zesde lid van artikel 2.3.1.2 is bepaald wanneer de burgemeester een vergunning geheel of gedeeltelijk kan weigeren. Het bewaken van de openbare orde en veiligheid staat hierbij centraal.
11. Niet gebleken is dat bij de vaststelling van de tekening die ten grondslag ligt aan het besluit van verweerder, overwegingen in het kader van de openbare orde en veiligheid een rol hebben gespeeld. De tekening biedt slechts de grondslag voor de privaatrechtelijke overeenkomsten over de inrichting, het onderhoud en het beheer van het [lokatie].
Vast staat dat eiseres de overeenkomst niet heeft ondertekend, zodat geconcludeerd kan worden dat zij zich niet op enige wijze gebonden heeft aan de inhoud van de overeenkomst en de daarbij behorende tekening. Eiseres was het immers niet eens met het terras dat aan [bedrijf 1] werd toegewezen, omdat een terrasgedeelte met zeezicht ontbrak.
Aangezien eiseres geweigerd heeft de overeenkomst te ondertekenen, kan de daarbij behorende tekening naar het oordeel van de rechtbank ten aanzien van eiseres niet zonder meer worden beschouwd als maatwerkoplossing.
12. Nu verweerder te dien aanzien slechts heeft aangevoerd dat het door eiseres gewenste terras met zeezicht hoe dan ook niet kan worden toegestaan, omdat het terras niet direct aan de gevel van [bedrijf 1] aansluit, is de rechtbank van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom eiseres geen vergunning kan krijgen voor het voeren van een terras met zeezicht dat qua omvang is gerelateerd aan de omvang van de gevel van [bedrijf 1] op de begane grond.
13. In het bestreden besluit is evenmin ingegaan op het door eiseres - impliciet - gedane beroep op de in de APV opgenomen hardheidsclausule, nu zij stelt terrasmeubels en palen te hebben aangeschaft die thans overbodig zijn geworden.
14. Gelet op het hiervoor overwogene is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit onvoldoende deugdelijk is gemotiveerd. Het beroep is derhalve gegrond.
15. Verweerder dient een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van het vorenstaande.
16. In het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 644,00, uitgaande van een zaak van gemiddelde zwaarte en twee proceshandelingen.
III. Uitspraak
De Rechtbank Middelburg
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt het bestreden besluit;
draagt verweerder op binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
bepaalt dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) vergoedt;
veroordeelt verweerder in de kosten van deze procedure, aan de zijde van eiseres begroot op
€ 644,00 (zegge: zeshondervierenveertig euro), te betalen door verweerder aan eiseres.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 22 juli 2010 door mr. A.W. Ente, rechter,
in tegenwoordigheid van F.L.M. Heijgelaar, griffier.
Tegen deze uitspraak kan een belanghebbende hoger beroep instellen.
Het instellen van het hoger beroep geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA
's-Gravenhage, binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak.
Afschrift verzonden op: 22 juli 2010