ECLI:NL:RBMID:2010:BM3305

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
29 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Awb 09/584
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Loondoorbetalingsverplichting en loonsanctie in het kader van de WIA

In deze zaak heeft de Rechtbank Middelburg uitspraak gedaan over de loondoorbetalingsverplichting van Taxi De Vlieger B.V. in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Eiseres, Taxi De Vlieger B.V., heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) dat de loondoorbetalingsverplichting van de werkgever heeft verlengd met 52 weken. Dit besluit volgde op de conclusie dat er onvoldoende re-integratie-inspanningen zijn verricht voor de werknemer, [Naam], die wegens ziekte niet meer in staat was om zijn functie als taxichauffeur uit te oefenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de werkgever niet tijdig een arbeidskundig onderzoek heeft laten uitvoeren, ondanks herhaaldelijk advies van de arbodienst ArboNed om dit te doen. De rechtbank oordeelt dat de werkgever verwijtbaar te laat is overgegaan tot het inzetten van een extern re-integratietraject, wat heeft geleid tot de loonsanctie. Eiseres heeft aangevoerd dat de situatie van de werknemer onduidelijk was door medische complicaties, maar de rechtbank oordeelt dat dit geen deugdelijke grond is om re-integratie-inspanningen achterwege te laten. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de beslissing van het UWV.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector bestuursrecht
AWB nummer: 09/584
Uitspraak van de enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken
met toepassing van artikel 8:64, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht
inzake
Taxi De Vlieger B.V.,
gevestigd te Oosterland,
eiseres,
gemachtigde mr. P.J.M. Mommers, jurist bij Koninklijk Nederlands Vervoer te 's-Gravenhage,
tegen
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV),
verweerder.
I. Procesverloop
Bij besluit van 24 oktober 2008 heeft verweerder het tijdvak waarin [Naam] jegens eiseres als werkgeefster recht heeft op loon tijdens ziekte, verlengd met 52 weken, te weten tot 14 december 2009.
Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
Verweerder heeft het bezwaar bij besluit van 9 juni 2009 (hierna: het bestreden besluit) ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank.
Het beroep is op 12 februari 2010 behandeld ter zitting. Eiseres is daar vertegenwoordigd door haar gemachtigde, [naam] en [Naam]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde A.J. van Loon. Ter zitting is het onderzoek geschorst.
Met toestemming van partijen is de nadere zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.
II. Overwegingen
Ingevolge artikel 25, eerste lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) houdt de werkgever jegens wie de verzekerde, bij ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid wegens ziekte, recht heeft op loon als bedoeld in artikel 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (BW) dan wel aanspraak heeft op bezoldiging op grond van artikel 76a, eerste lid, van de Ziektewet aantekening van het verloop van de ziekte en de reïntegratie van de verzekerde.
Op grond van het negende lid van dit artikel verlengt het UWV, indien blijkt dat de werkgever onvoldoende reïntegratie-inspanningen heeft verricht, het tijdvak gedurende welke de verzekerde jegens die werkgever recht heeft op loon op grond van artikel 7:629 van het BW, opdat de werkgever zijn tekortkoming ten aanzien van de reïntegratie-inspanningen kan herstellen. Het tijdvak bedoeld in de eerste zin, is ten hoogste 52 weken.
Op grond van artikel 65 van de WIA beoordeelt het UWV of de werkgever en de verzekerde die laatstelijk tot hem in dienstbetrekking stonden in redelijkheid hebben kunnen komen tot de reïntegratie-inspanningen, die zijn verricht.
De uitgangspunten voor de beoordeling door verweerder van de re-integratie-inspanningen die van de werknemer en de werkgever worden verwacht zijn neergelegd in het ‘Kader voor inzet en beoordeling van re-integratie-inspanningen’ (hierna: het Kader), behorende bij de ‘Beleidsregels beoordelingskader poortwachter’.
Uit paragraaf 3 van voormeld Kader blijkt dat allereerst beoordeeld wordt of een bevredigend resultaat is bereikt. Hiervan is sprake als gekomen is tot een (gedeeltelijke) structurele werkhervatting die min of meer aansluit bij de resterende functionele mogelijkheden. Indien een dergelijk resultaat niet haalbaar is, is ook sprake van een bevredigend resultaat indien de werknemer tegen het einde van de verplichte loondoorbetalingsperiode is ingeschakeld in arbeid waarvan de loonwaarde tenminste 65% bedraagt van het loon dat hij verdiende voor het intreden van de ziekte. Als er volgens het UWV geen bevredigend resultaat is bereikt, beoordeelt het UWV of de re-integratie-inspanningen voldoende zijn.
Werknemer van eiseres, [Naam], is op 18 september 2006 uitgevallen uit zijn functie als taxichauffeur met klachten aan de rechterheup. Hij is hieraan in februari 2007 geopereerd. In februari 2008 is eiser aan een hernia geopereerd.
Door ArboNed, de arbodienst van eiseres, is op 10 augustus 2007 geconcludeerd dat [Naam] niet meer geschikt is te achten voor zijn eigen werk als taxichauffeur. ArboNed adviseert een arbeidskundig onderzoek te laten verrichten om inzicht te geven in de mogelijkheden van [Naam] bij eiseres dan wel in vervangende (aangepaste) arbeid en als dit niet mogelijk is een tweede spoor te initiëren. Op 1 november 2007 (eerste jaarsevaluatie), 28 januari 2008 en 14 maart 2008 heeft ArboNed het advies voor het inschakelen van een arbeidsdeskundige herhaald.
Op 12 juni 2008 heeft eiseres eigener beweging tezamen met [Naam] verzocht om verlenging van de verplichte loondoorbetalingsperiode. Verweerder heeft vervolgens bij besluit de loondoorbetalingsperiode verlengd tot 14 december 2008.
Egberts Consulting heeft een arbeidskundig onderzoek verricht, waarvoor in juni en juli 2008 onderzoeksactiviteiten zijn verricht. In de rapportage van 3 juli 2008 wordt naar aanleiding van het onderzoek geconcludeerd dat [Naam] volledig ongeschikt is voor zijn eigen werk als chauffeur, dat er bij de eigen werkgever geen mogelijkheden zijn voor aangepast of ander werk en dat er op de vrije arbeidsmarkt geen reële mogelijkheden zijn voor [Naam]. Er wordt dan ook door Egberts Consulting geadviseerd [Naam] aan te melden bij het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI) voor een indicatiestelling in het kader van de Wet sociale werkvoorziening (Wsw).
Op 6 september 2008 heeft [Naam] bij verweerder een aanvraag ingediend voor een uitkering ingevolge de WIA. Verweerder heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen en aan eiseres bij besluit van 24 oktober 2008 een verlenging van de loondoorbetalingsverplichting (loonsanctie) opgelegd over een periode van 52 weken aansluitend op de vrijwillige loondoorbetalingsperiode, omdat er geen bevredigend re-integratieresultaat is bereikt en er geen deugdelijke grond is voor het feit dat eiseres onvoldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht. Verweerder baseert dit standpunt op de conclusies van arbeidsdeskundige C.M. Boon van 16 oktober 2008. Boon stelt dat [Naam] op 10 augustus 2007 ongeschikt was voor zijn eigen werk. Eiseres had op dat moment reeds een arbeidskundig onderzoek kunnen laten verrichten en de Wsw-procedure in gang kunnen zetten. Was dat indertijd reeds gebeurd dan was de Wsw-procedure inmiddels afgerond en kon [Naam] reeds in Wsw-verband of op een wachtlijst geplaatst zijn. Daarmee acht verweerder door eiseres – vanwege het niet tijdig inzetten van het tweede spoor - onvoldoende re-integratie-inspanningen verricht.
In bezwaar is de zaak van eiseres beoordeeld door bezwaarverzekeringsarts mr. J.T.J.A. Klijn. Klijn komt in zijn rapport van 5 mei 2009 tot de conclusie dat vanwege een aaneenschakeling van operaties, revalidatie en andere behandelingen er geen periode is vast te stellen dat de belastbaarheid van [Naam] stabiel was. Het achterwege laten van een arbeidskundig onderzoek is daarom met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet van invloed geweest op de re-integratie van [Naam], aldus Klijn.
In het bestreden besluit heeft verweerder na advisering daartoe door de landelijke loonsanctiecommissie (LLC) de conclusies van Klijn niet gevolgd. Volgens verweerder had binnen enkele maanden een arbeidskundig onderzoek kunnen plaatsvinden om het tweede spoor in te kunnen zetten. Als er binnen het eigen bedrijf weinig herplaatsingsmogelijkheden zijn moet de werkgever kunnen anticiperen op het tweede spoor en daarmee niet wachten tot de medische situatie geheel duidelijk is geworden en het eerste spoor is afgesloten. ArboNed heeft ook verschillende malen geadviseerd tot een arbeidskundig onderzoek, aldus verweerder.
Eiseres stelt dat zij na de eerste jaarsevaluatie een tweetal offertes heeft aangevraagd voor een arbeidskundig onderzoek. Dat het arbeidskundig onderzoek uiteindelijk niet is uitgevoerd houdt verband met de rugklachten die zich bij [Naam] in november 2007 openbaarden, waaraan hij uiteindelijk in februari 2008 is geopereerd, en een op handen zijnde fusie. Als de fusie doorgang had gevonden dan zou aan [Naam] zonder meer een andere baan aangeboden kunnen worden. Voorts bestond er eerst na de laatste operatie en revalidatie duidelijkheid en is een arbeidsdeskundige benaderd. Eiseres verwijst in dit kader ook naar de conclusies van bezwaarverzekeringsarts Klijn. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft eiseres hangende beroep een brief overgelegd van Egberts Consulting van 27 juli 2009. Ten slotte stelt eiseres dat de door haar verzochte vrijwillige loondoorbetalingsperiode in mindering dient te worden gebracht op de loonsanctie. Een combinatie van de loonsanctie en de vrijwillige loondoorbetalingsperiode betekent een overschrijding van de in artikel 7:629 van het BW genoemde periode van 3 jaar. Dit vloeit tevens voort uit artikel 5 van de Beleidsregels verlenging loondoorbetaling poortwachter, aldus eiseres.
De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank stelt allereerst vast – gelet op pagina 4 van het beroepschrift – dat niet in geschil is dat er geen bevredigend re-integratieresultaat is.
Naar het oordeel van de rechtbank bieden de stukken voldoende steun voor verweerders standpunt dat eiseres onvoldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht. In dit verband wijst de rechtbank op het advies van ArboNed van 10 augustus 2007 waarin is geconcludeerd dat [Naam] niet meer geschikt is te achten voor zijn eigen werk als taxichauffeur en is geadviseerd een arbeidskundig onderzoek te laten verrichten naar de mogelijkheden voor [Naam], tevens voor het tweede spoor. ArboNed heeft dit advies meerdere malen herhaald, laatstelijk op 14 maart 2008. Eiseres is daartoe eerst medio 2008 overgegaan.
De rechtbank is met verweerder van oordeel dat door het eerst medio 2008 laten verrichten van een arbeidskundig onderzoek re-integratiemogelijkheden verloren kunnen zijn gegaan en dat daardoor onvoldoende re-integratie-inspanningen zijn verricht.
Eiseres heeft aangevoerd dat [Naam]s situatie na het eerste advies van ArboNed is verslechterd vanwege een hernia en dat daardoor van een arbeidskundig onderzoek is afgezien. Er bestond volgens eiseres, vanwege de op stapel staande operaties, te weinig duidelijkheid over de prognose en belastbaarheid van [Naam] en er was nog geen zodanige eindtoestand dat een arbeidskundig onderzoek toegevoegde waarde had.
De rechtbank is van oordeel dat een gecompliceerde en onzekere medische toestand geen deugdelijke grond oplevert als bedoeld in artikel 25, negende lid, van de WIA om re-integratie-inspanningen achterwege te laten. Feit blijft dat ArboNed – de arbodienst van eiseres - een arbeidskundig onderzoek heeft geadviseerd en eiseres eigener beweging heeft besloten om daarvan af te zien en om dit onderzoek eerst een jaar later uit te laten voeren. Eiseres heeft gesteld dat zij heeft afgezien van dit onderzoek, omdat dat [Naam]s mogelijkheden onduidelijk waren en een onderzoek verspilde moeite zou zijn geweest, maar zij heeft zich niet voorafgaande aan dat besluit laten adviseren door een deskundige. De rechtbank merkt in dit verband voorts op dat blijkens de rapportage van 13 maart 2008 de rugklachten van [Naam] noch zijn herniaoperatie en daaropvolgende revalidatie aanleiding voor ArboNed vormden het eerdere advies tot een arbeidskundig onderzoek in te trekken.
Eiseres heeft verder gesteld dat zij direct nadat bleek dat [Naam] niet meer als chauffeur zou kunnen functioneren (na de eerste controle na de herniaoperatie) opdracht heeft gegeven tot een arbeidskundig onderzoek. De rechtbank stelt echter vast dat ArboNed in augustus 2007 reeds had geconcludeerd dat [Naam] niet meer geschikt was te achten voor zijn eigen werk. Ook de behandelend arts van [Naam], dr. J. van Gestel, concludeerde in zijn brief van 29 juni 2007 dat het naar de toekomst niet echt haalbaar is het werk van taxichauffeur praktisch uit te voeren.
Dat er voorts sprake was van een op handen zijnde fusie en dat bij samengaan met een ander taxibedrijf aan [Naam] een andere baan geboden had kunnen worden, zoals door eiseres als reden aangevoerd voor het achterwege laten van een arbeidskundig onderzoek, acht de rechtbank niet steekhoudend. Dit argument heeft namelijk alleen betrekking op het eerste spoor en eiseres diende àlle mogelijkheden, zowel het eerste spoor als het tweede spoor, te onderzoeken. Daartoe diende juist het arbeidskundig onderzoek.
De rechtbank is gelet op voorgaande van oordeel dat eiseres verwijtbaar te laat een extern traject (het tweede spoor) heeft ingezet en dat verweerder aan eiseres - in verband met het ontplooien van onvoldoende re-integratieactiviteiten – terecht een loonsanctie heeft opgelegd.
Verweerder heeft die sanctie, gelet op de Memorie van Toelichting (MvT) bij het wetsvoorstel van de wet WIA, naar het oordeel van de rechtbank kunnen laten ingaan aansluitend aan de vrijwillig verlengde loondoorbetalingsperiode, en heeft niet de vrijwillige loondoorbetalingsperiode daarop in mindering dienen te brengen, zoals door eiseres is aangevoerd. In de MvT (TK 2004-2005, 30034, nr 3, p 158) is namelijk vermeld dat de loonsanctie kan worden toegepast na afloop van zowel de reguliere wachttijd, als na afloop van het verlengde tijdvak, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, van deze wet (vrijwillige verlengde loondoorbetalingsperiode); thans artikel 24, eerste lid, aanhef en onder b, van de WIA.
Gezien voorgaande verklaart de rechtbank het beroep ongegrond. Er zijn geen termen voor een proceskostenveroordeling.
III. Uitspraak
De Rechtbank Middelburg
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Dijkman, in tegenwoordigheid van W.J. Steenbergen, griffier en op 29 april 2010 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kan een belanghebbende hoger beroep instellen.
Het instellen van het hoger beroep geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht, binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak.
Afschrift verzonden op: 29 april 2010