2
66787 / HA ZA 09-121
27 januari 2010
vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
66787 / HA ZA 09-12127 januari 2010
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 66787 / HA ZA 09-121
Vonnis van 27 januari 2010
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
E&L SOLUTIONS,
gevestigd te Hoogeveen,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. J.P.M. Borsboom te Barendrecht,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VENEA ICT FACILITIES B.V.,
gevestigd te Yerseke,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. H.W.M. Vos te ‘s-Hertogenbosch.
Partijen zullen hierna E&L en Venea genoemd worden.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
het tussenvonnis van 24 juni 2009
het proces-verbaal van comparitie van 20 oktober 2009
de akte in conventie tot wijziging van eis tevens akte houdende overlegging producties tevens conclusie van antwoord in reconventie.
De feiten
2.1. E&L exploiteert een groothandel in elektrotechnische apparatuur, producten en materialen. Venea houdt zich bezig met de groothandel in producten voor het beheer en de beveiliging van computerruimtes.
2.2. In de loop van 2006 is tussen partijen op voordracht van Méthode Schleifenbauer B.V. (hierna te noemen: MS) een overeenkomst tot stand gekomen voor de distributie van zogeheten OEC-producten. OEC-producten zijn stekkerblokken met daarin de mogelijkheid om het verbruik van daarop aangesloten apparatuur te kunnen meten (hierna te noemen: stekkerblokken). Onder de overeenkomst kon Venea rechtstreeks van E&L stekkerblokken afnemen, in plaats van door tussenkomst van MS. De overeenkomst is nimmer schriftelijk vastgelegd.
2.3. In de periode januari 2007 tot september 2008 heeft Venea diverse orders bij E&L geplaatst, die door E&L zijn uitgeleverd.
2.4. Venea heeft met MS een ander stekkerblok ontwikkeld, de zogeheten “Schleifenbauer PDU”.
2.5. E&L heeft de overeenkomst tussen partijen op 5 november 2008 opgezegd. Vanaf die datum accepteerde zij geen nieuwe orders meer. De daarvoor reeds geaccepteerde orders zijn in de drie maanden daarna aan Venea uitgeleverd.
2.6. Venea heeft een bedrag ad € 21.030,33 aan facturen van E&L onbetaald gelaten.
2.7. Artikel 7.3 van de algemene verkoop- en leveringsvoorwaarden van E&L luidt: “Afnemer zal de betaling van de vergoeding aan E&L Solutions niet opschorten of verrekenen.”.
Het geschil
in conventie
E&L vordert na eiswijziging Venea, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen aan haar te betalen een bedrag van € 21.030,33, te vermeerderen met contractuele rente, althans wettelijke handelsrente, althans wettelijke rente, daarover vanaf de vervaldata van de respectieve facturen, althans vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening, alsmede te vermeerderen met de door E&L gemaakte buitengerechtelijke incassokosten, nader op te maken bij staat, althans een bedrag ad
€ 1.158,00, met veroordeling van Venea in de kosten van het geding inclusief de nakosten.
Zij voert daartoe onder meer het volgende aan. Zij heeft in de periode oktober tot en met november 2008 diverse stekkerblokken aan Venea geleverd, die zij bij facturen vanaf 16 oktober tot en met 11 december 2008 aan Venea in rekening heeft gebracht voor in totaal
€ 21.030,33. Venea heeft de facturen ondanks sommatie onbetaald gelaten.
Op grond van haar algemene voorwaarden heeft E&L recht op vergoeding van de werkelijk gemaakte buitengerechtelijke incassokosten. Haar advocaat heeft werkzaamheden verricht die niet vallen onder de werkzaamheden ter instructie van de zaak. Op grond van artikel 7.3 van de algemene voorwaarden van E&L is verrekening uitgesloten.
Venea voert verweer. Zij beroept zich op verrekening met de in reconventie gevorderde schadevergoeding. Zij betwist dat de algemene voorwaarden van E&L op de koopovereenkomsten van toepassing zijn verklaard, deze zijn ook nimmer aan Venea ter hand gesteld. Voorts betwist zij de verschuldigdheid van rente, beslagkosten en buitengerechtelijke incassokosten. Het was E&L die als eerste toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen, door het zonder grond beëindigen van de samenwerkingsovereenkomst. Er was sprake van schuldeisersverzuim van de zijde van E&L, zodat verzuim aan de zijde van Venea niet meer mogelijk was.
in reconventie
Venea vordert – samengevat –
I Voor recht te verklaren primair dat E&L toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van de tussen partijen gesloten overeenkomst, subsidiair dat E&L onrechtmatig heeft gehandeld jegens Venea en uit dien hoofde gehouden is tot betaling van een schadevergoeding;
II Voor recht te verklaren dat Venea de vordering van E&L door middel van verrekening heeft voldaan;
III E&L te veroordelen om aan Venea tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen een bedrag ad € 14.969,67, danwel indien de vordering van E&L niet door verrekening is voldaan € 36.000,00, vermeerderd met de wettelijke handelsrente, althans de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten;
IV Voor recht te verklaren dat het beslag op de bankrekening van Venea onrechtmatig is en dit beslag op te heffen, alsmede E&L te veroordelen in de hierdoor geleden schade nader op te maken bij staat;
V Voor recht te verklaren dat E&L haar garantie- en serviceverplichtingen jegens Venea dient na te komen;
VI Met veroordeling van E&L in de kosten van het geding.
Zij voert daartoe onder meer het volgende aan. Op grond van artikel 7.3 van de algemene voorwaarden van E&L is verrekening uitgesloten. Tussen partijen is een duurovereenkomst gesloten. E&L heeft deze overeenkomst zonder voldoende zwaarwegend belang of inachtneming van een redelijke opzegtermijn beëindigd. E&L weigerde in strijd met de tussen partijen gesloten samenwerkingsovereenkomst om de orders van Venea te accepteren en uit te leveren. Bovendien heeft E&L door rechtstreeks de klanten van Venea aan te schrijven haar volledige klantenbestand afgenomen. Als gevolg daarvan heeft Venea schade geleden door het mislopen van marges op de stekkerblokken tot een bedrag van € 36.000,00.
E&L heeft als verkoper en leverancier van de stekkerblokken een garantie- en serviceverplichting voor de reeds gesloten koopovereenkomsten. E&L komt deze verplichting jegens Venea na het opzeggen van de overeenkomst niet na.
E&L heeft ten onrechte beslag gelegd op de bankrekening van Venea omdat E&L na verrekening geen vordering meer op Venea heeft.
E&L voert verweer. Van een duurovereenkomst is volgens haar geen sprake. Zij heeft een redelijke opzegtermijn van drie maanden gehanteerd, en daarnaast de lopende orders uitgeleverd. Er was sprake van een zwaarwegende grond tot opzegging. Venea heeft E&L genoodzaakt de overeenkomst op te zeggen door een concurrerend product te ontwikkelen en op de markt te zetten. Van een toerekenbare tekortkoming of onrechtmatig handelen door E&L is geen sprake. Van de gestelde schade zijn geen bewijsstukken overgelegd. Het beslag is rechtmatig gelegd maar heeft geen doel getroffen, zodat Venea daar ook geen nadeel van heeft ondervonden. E&L betwist dat zij haar garantie- en serviceverplichtingen niet nakomt.
3.5. De rechtbank zal bij de beoordeling, voor zover daarvoor relevant, de stellingen van partijen nader aanhalen.
De beoordeling
in conventie
4.1. Voor de beoordeling van het beroep van Venea op verrekening van haar gepretendeerde vordering met de vordering van E&L, dient vastgesteld te worden of de algemene voorwaarden van E&L op de koopovereenkomsten tussen partijen van toepassing zijn. Uit de door E&L overgelegde en door Venea niet weersproken producties 19 en 20 blijkt genoegzaam dat E&L haar algemene voorwaarden aan Venea ter hand heeft gesteld en dat zij bij orderbevestigingen op haar briefpapier naar deze algemene voorwaarden verwijst. De rechtbank verwerpt derhalve het verweer van Venea en komt tot het oordeel dat de algemene voorwaarden tussen partijen van toepassing zijn. Op grond van artikel 7.3 is verrekening van facturen niet toegestaan, zodat het verrekeningsverweer van Venea wordt verworpen. De vordering zal voor wat betreft de hoofdsom ad € 21.030,33 worden toegewezen.
4.2. Het beroep van Venea op schuldeisersverzuim aan de zijde van E&L als verweer tegen de gevorderde rente en kosten wordt eveneens verworpen. Voor zover in reconventie zou komen vast te staan dat E&L jegens Venea toerekenbaar tekort is gekomen in de nakoming van de samenwerkingsovereenkomst tussen partijen, kan dit niet tot opschorting van de verplichtingen van Venea uit de koopovereenkomsten leiden alleen al omdat op grond van artikel 7.3 van de algemene voorwaarden opschorting niet is toegestaan.
4.3. De rechtbank zal de gevorderde contractuele rente vanaf de vervaldata van de respectieve facturen toewijzen.
4.4. E&L heeft haar stelling, dat haar advocaat werkzaamheden heeft verricht die niet vallen onder de werkzaamheden ter instructie van de zaak, na gemotiveerde betwisting door Venea niet nader onderbouwd. Zij heeft daarmee onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij op dit punt kosten heeft gemaakt. De rechtbank zal de vordering betreffende de buitengerechtelijke incassokosten afwijzen.
4.5. Venea zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld, de beslagkosten daaronder begrepen. De kosten aan de zijde van E&L worden begroot op:
- dagvaarding € 72,25
- overige explootkosten € 212,61
- vastrecht € 465,00
- salaris advocaat € 1.737,00 (3 x tarief € 579,00)
Totaal € 2.486,86
in reconventie
4.6.1. Ter onderbouwing van haar stelling dat tussen partijen een duurovereenkomst was gesloten voert Venea aan dat partijen door het sluiten van de samenwerkingsovereenkomst uiting hebben gegeven aan de intentie om een langdurige handelsrelatie met elkaar aan te gaan. Partijen hadden intensief, bijna dagelijks, contact met elkaar. Dit contact ging niet alleen over lopende orders, maar tevens onder andere over het optimaliseren van de samenwerking, het doorontwikkelen van het product en de afhandeling van klachten van klanten. Bovendien is sprake van een reeks van prestaties die zich over een langere tijd heeft uitgestrekt.
4.6.2. E&L voert daartegen aan dat partijen niet de intentie hadden om een langdurige overeenkomst met elkaar aan te gaan, zij hebben geen afspraken gemaakt over de duur of intensiteit van de samenwerking. Dit zou blijken uit het feit dat partijen geen schriftelijke samenwerkingsovereenkomst wilden opstellen. Er was geen sprake van exclusiviteit. Evenmin was sprake van een langdurige relatie.
4.6.3. Als onweersproken staat vast dat partijen intensief, bijna dagelijks, contact met elkaar hadden, onder andere over het optimaliseren van de samenwerking en het doorontwikkelen van het product. Dat leidt tot de conclusie dat partijen de intentie gehad moeten hebben om een langdurige relatie met elkaar te onderhouden waarin partijen over en weer het nodige van elkaar mochten verwachten. Daar komt bij dat Venea in de periode vanaf januari 2007 een grote hoeveelheid grote orders bij E&L heeft geplaatst waarmee voor beide partijen een flink deel van hun omzet was gemoeid. Op grond van het hier overwogene komt de rechtbank tot het oordeel dat sprake is geweest van een duurovereenkomst waarvan de opzegging, behoudens zwaarwegende grond, diende te geschieden met inachtneming van een redelijke termijn.
4.7.1. Ter onderbouwing van haar stelling dat sprake was van een zwaarwegende grond tot opzegging van de overeenkomst voert E&L aan dat zij in september 2008 heeft geconstateerd dat Venea samen met MS een concurrerend product heeft ontwikkeld, de “Schleifenbauer PDU”, een 100% vervanger voor de stekkerblokken die E&L aan Venea leverde. Zij verwijst naar een onderzoek door Ing. E. Bosscher. Venea heeft folders van de Schleifenbauer PDU vanaf oktober 2008 onder haar klanten verspreid en medegedeeld dat dit product vanaf november 2008 leverbaar was. Venea heeft aan klanten meegedeeld dat de OEC-producten van E&L binnenkort niet meer leverbaar zouden zijn. Klanten van Venea zijn de eindafnemers van E&L, zodat Venea als gevolg van dit handelen veranderde van een afnemer in een concurrent van E&L.
4.7.2. Venea betwist dat het om een 100% vervanger voor de stekkerblokken van E&L gaat, er is sprake van een andere toepassing. Er was en is nog voldoende vraag aanwezig in de markt voor de stekkerblokken van E&L. Een groot aantal klanten van Venea maakt gebruik van de stekkerblokken van E&L en zal deze toepassing blijven gebruiken en de “oude” stekkerblokken nog blijven afnemen. Venea heeft in eerste instantie E&L benaderd om het nieuwe product te produceren. Op dat moment werd het als aanvulling op het bestaande product gezien, een uitbreiding van het assortiment. Ondanks ruimschoots daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, is E&L er niet in geslaagd om een product af te leveren dat aan de eisen van Venea en de markt voldeed. Zij heeft het volledig aan zichzelf te danken dat Venea de nieuwe stekkerblokken elders heeft laten produceren. Op het moment van beëindigen van de overeenkomst door E&L was het nieuwe product nog niet eens productierijp, zodat het geen bedreiging kon vormen voor het door E&L geproduceerde stekkerblok. E&L wist dat de volledige bedrijfsvoering van Venea was ingericht op de verkoop van stekkerblokken, nagenoeg 90% van de omzet werd daaruit gerealiseerd. Door het per direct beëindigen van de overeenkomst werd de onderneming van Venea volledig stilgelegd en bracht E&L het voortbestaan daarvan ernstig in gevaar. Een opzegtermijn van zes maanden zou redelijk zijn geweest.
4.7.3. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende komen vast te staan dat de Schleifenbauer PDU geen 100% vervanger voor de stekkerblokken van E&L is. Volgens de brief van Ing. Bosscher (productie 22) is de hoofdfunctie identiek maar hij komt ook tot de conclusie dat er verschillen in de implementatie daarvan zouden kunnen zijn. Dit weerlegt niet de stelling van Venea dat sprake is van een andere toepassing, maar lijkt die te bevestigen. Bovendien is onweersproken dat de Schleifenbauer PDU als aanvulling op het bestaande product en uitbreiding van het assortiment werd gezien, hetgeen in het geval van een 100% vervanger niet voor de hand ligt. Onweersproken is ook dat er nog voldoende vraag in de markt was naar de “oude” stekkerblokken. Venea kon dus slechts voor mogelijk nieuwe klanten als concurrent worden getypeerd, en dan nog eerst vanaf het moment dat de nieuwe stekkerblokken geproduceerd zouden kunnen worden, hetgeen ten tijde van de opzegging nog niet het geval was. De rechtbank is op grond van het hiervoor overwogene van oordeel dat E&L ten tijde van de opzegging, wetende wat de gevolgen voor de bedrijfsvoering van Venea zouden zijn, onvoldoende zwaarwegende grond had om zonder een redelijke termijn in acht te nemen de overeenkomst met Venea op te zeggen.
4.8.1. De stelling van E&L, dat zij een redelijke opzegtermijn van drie maanden heeft gehanteerd en daarnaast de lopende orders heeft uitgeleverd, is onbegrijpelijk. Het enige dat E&L heeft gedaan is de lopende orders uitleveren, hetgeen zij op grond van de afzonderlijke koopovereenkomsten jegens Venea verplicht was. E&L stelt zelf dat Venea vanaf het moment van opzegging geen orders meer kon plaatsen. Van een opzegtermijn is dus geen sprake geweest.
4.8.2. Op grond van alle hiervoor geschetste omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat een opzegtermijn van drie maanden, waarbinnen Venea onder de samenwerkings-overeenkomst nog orders kon plaatsen, als redelijk beschouwd kan worden. Kennelijk is de order/productie/leveringscyclus van stekkerblokken ongeveer drie maanden, de tijd die E&L nodig had om de laatste orders uit te leveren. Daarmee zou bij het zoeken naar alternatieven in de bedrijfsvoering door Venea rekening gehouden moeten worden. Gedurende die opzegtermijn konden bestaande klanten en klanten waarmee Venea in november 2008 in gesprek was nog bediend worden en had Venea een korte tijd gehad om haar bedrijfsvoering aan te passen om haar schade zoveel mogelijk te beperken, terwijl van E&L niet verwacht kon worden om langer dan nodig zaken te doen met een partij die zij als concurrent was gaan zien.
4.9.1. Door zonder redelijke opzegtermijn geen orders van Venea meer aan te nemen, is E&L tekort gekomen in de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst. E&L dient die schade die Venea als gevolg daarvan heeft geleden te vergoeden.
4.9.2. Venea stelt als gevolg van de opzegging schade te hebben geleden ter hoogte van
€ 36.000,00, uitgaande van een opzegtermijn van zes maanden. Zij stelt dat de omzet van Venea bij E&L gemiddeld € 40.000,00 per maand bedroeg, met een bruto winstmarge van 20%. Zij gaat er daarbij van uit dat de omzet over de laatste drie maanden zou zijn gehalveerd omdat klanten die erover zouden worden geïnformeerd verder zouden gaan kijken en bij E&L of andere leveranciers zouden gaan bestellen, en omdat Venea haar aandacht op andere producten zou gaan richten.
4.9.3. E&L betwist dat Venea schade geleden zou hebben omdat zij na de beëindiging van de overeenkomst direct de Schleifenbauer PDU-stekkerblokken aan haar klanten kon leveren. De rechtbank verwerpt deze stelling. Na overlegging van een ongedateerde print van de website van Venea (productie 24) volhardt Venea in de bewering dat het product door allerlei omstandigheden in november 2008 nog niet productierijp was. Bovendien was reeds komen vast te staan dat niet voor alle bestaande klanten de Schleifenbauer PDU een alternatief was voor de door hen reeds gebruikte stekkerblokken. Het is dus voldoende aannemelijk dat Venea gedurende een opzegtermijn nog omzet aan stekkerblokken van E&L gerealiseerd zou hebben.
4.9.4. De door Venea gestelde omzetcijfers en brutowinstmarge zijn door E&L niet betwist. De rechtbank zal daar bij het berekenen van de schade van Venea dan ook van uit gaan. Voorts zoekt de rechtbank aansluiting bij het standpunt van Venea dat de omzet in de loop van de opzegtermijn zou zijn teruggelopen. Zij zal in redelijkheid uitgaan van een omzet in de eerste twee maanden na opzegging van € 40.000,00 per maand en van
€ 20.000,00 in de derde maand. Dat resulteert in een omzetderving van € 100.000,00 en
-uitgaande van een brutowinstmarge van 20%- in een schade van € 20.000,-. De rechtbank zal de vordering voor dit bedrag toewijzen.
4.9.5. Voor de gevorderde wettelijke handelsrente is geen grond aanwezig. Het toegewezen bedrag betreft een schadevergoeding en niet de voldoening van een geldsom uithoofde van een handelsovereenkomst zoals bedoeld in artikel 6:119a BW. De rechtbank zal de subsidiair gevorderde wettelijke rente toewijzen vanaf 27 mei 2009 tot de dag der voldoening.
4.10. Ter onderbouwing van de door Venea gevorderde buitengerechtelijke incassokosten stelt zij dat zij zich door de handelingen van E&L genoodzaakt heeft gezien om een raadsman in te schakelen. Zij heeft overwogen een voorlopige voorzieningenprocedure te starten maar daar weer vanaf gezien. E&L betwist de vordering. De rechtbank zal de vordering afwijzen. Niet valt in te zien dat kosten die zijn gemaakt ter voorbereiding van een procedure die niet is gevoerd, door de wederpartij dienen te worden vergoed. Overigens is onvoldoende onderbouwd gesteld dat kosten zijn gemaakt die betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier.
4.11. De vorderingen ter zake van het door E&L gelegde beslag zullen worden afgewezen. In conventie is komen vast te staan dat E&L een vordering op Venea had, zodat niet kan worden geconcludeerd dat het beslag onrechtmatig is gelegd. Bovendien is onweersproken dat het beslag geen doel heeft getroffen. Niet valt in te zien wat er dan nog moet worden opgeheven.
4.12. Venea heeft haar door E&L betwiste stelling, dat E&L haar garantie- en serviceverplichting voor de reeds gesloten koopovereenkomsten niet nakomt, ter comparitie niet nader onderbouwd. De rechtbank zal de vordering op dit punt afwijzen.
4.13. E&L zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Venea worden begroot op:
- vastrecht € 465,00
- salaris advocaat € 1.158,00 (2 x tarief € 579,00)
Totaal € 1.623,00
De beslissing
De rechtbank
5.1. veroordeelt Venea tot betaling aan E&L van een bedrag ad € 21.030,33, te vermeerderen met de contractuele rente daarover vanaf de vervaldata van de respectieve facturen tot de dag der algehele voldoening;
5.2. veroordeelt Venea in de proceskosten, aan de zijde van E&L tot op heden begroot op € 2.486,86;
5.3. veroordeelt Venea in de nakosten, volgens het toepasselijke liquidatietarief
begroot op een bedrag van € 131-, en, indien en voor zover Venea niet binnen 14 dagen na betekening van het vonnis aan dit vonnis heeft voldaan, vermeerderd met een bedrag van EUR 68-;
5.4. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5. wijst het meer of anders gevorderde af;
5.6. verklaart voor recht dat E&L toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van de tussen partijen gesloten overeenkomst;
5.7. veroordeelt E&L om aan Venea tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen een bedrag ad € 20.000,00 uit hoofde van schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 27 mei 2009 tot de dag der algehele voldoening;
5.8. veroordeelt E&L in de proceskosten, aan de zijde van Venea tot op heden begroot op € 1.623,00;
5.9. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. van der Ploeg-Hogervorst en in het openbaar uitgesproken op 27 januari 2010.