ECLI:NL:RBMID:2010:BL8856

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
18 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Awb 09/263
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handhaving van bedrijfsactiviteiten in strijd met bestemmingsplan en legalisatie mogelijkheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Middelburg geoordeeld over een handhavingsverzoek met betrekking tot bedrijfsactiviteiten die in strijd zijn met het bestemmingsplan. Eiser, die een keukenstudio en showroom exploiteert op het bedrijventerrein Vrijburg te Vlissingen, heeft een last onder dwangsom opgelegd gekregen van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vlissingen. Deze last verplichtte eiser om de overtreding van het bestemmingsplan ongedaan te maken en een andere geschikte locatie voor zijn bedrijf te vinden. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het college heeft het besluit gehandhaafd, waarbij het beroep van eiser op legalisatie van zijn activiteiten werd afgewezen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de activiteiten van eiser niet passen binnen de bestemming 'Bedrijfsdoeleinden B' zoals vastgelegd in het bestemmingsplan. De rechtbank oordeelde dat de verkoopactiviteiten van eiser niet voldoen aan de definitie van detailhandel zoals opgenomen in de planvoorschriften. Eiser heeft aangevoerd dat er andere bedrijven zijn die vergelijkbare activiteiten uitvoeren, maar de rechtbank oordeelde dat verweerder niet in strijd met het gelijkheidsbeginsel heeft gehandeld. De rechtbank concludeerde dat er geen zicht op legalisatie van de bedrijfsactiviteiten van eiser bestaat, en dat het handhavend optreden van het college gerechtvaardigd is.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. I. Dijkman, in tegenwoordigheid van mr. W. Evenhuis, griffier, op 18 maart 2010.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector bestuursrecht
AWB nummer: 09/263
Uitspraak van de enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken
inzake
[naam 1],
wonende te [plaats],
eiser,
gemachtigde mr. M.W. Dieleman, advocaat te Middelburg,
tegen
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vlissingen,
te Vlissingen,
verweerder.
I. Procesverloop
Bij besluit van 29 februari 2008 heeft verweerder, naar aanleiding van het verzoek om handhaving van [naam 2] te Vlissingen, aan eiser een last onder dwangsom opgelegd die ertoe strekt dat hij de overtreding van het bestemmingsplan “Vrijburg 2e herziening” ongedaan maakt en dat hij verdere overtreding van voormeld bestemmingsplan voorkomt door het vinden van een andere beschikbare en geschikte locatie voor zijn bedrijf. Eiser zal een dwangsom van € 5.000, - per week verbeuren met een maximum van € 40.000, - indien hij niet voor 15 maart 2010 aan deze last voldoet.
Eiser heeft hiertegen een bezwaarschrift bij verweerder ingediend. Tevens heeft [naam 2] een bezwaarschrift ingediend bij verweerder.
Bij besluit van 3 maart 2009 heeft verweerder, in navolging van het advies van de bezwaarschriftencommissie, de bezwaren van eiser gedeeltelijk gegrond en gedeeltelijk ongegrond verklaard. Daarbij heeft verweerder het besluit van 29 februari 2008 gehandhaafd.
Tegen dit besluit heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank.
Het beroep is op 30 november 2009 behandeld ter zitting. Eiser is verschenen bij gemachtigde. Verweerder is, met kennisgeving daarvan,
niet verschenen.
II. Overwegingen
1. Eiser exploiteert aan de [adres] op het bedrijventerrein Vrijburg te Vlissingen een keukenstudio en showroom. [naam 2] heeft zich bij brief van 23 mei 2007 tot verweerder gewend met het verzoek om maatregelen te treffen tegen eisers bedrijf. Volgens [naam 2] is de exploitatie van de keukenzaak aldaar in strijd met de voorschriften van het geldende bestemmingplan.
2. In het besluit van 29 februari 2008 heeft verweerder zich op standpunt gesteld dat, hoewel dit op grond van rijks- en provinciaal beleid perifere op het bedrijventerrein Vrijburg in beginsel toegelaten zou kunnen worden, het openstellen van perifere detailhandel zal leiden tot ontwrichting van detailhandelsstructuur van de Vlissingse binnenstad en van het terrein Baskensburg I. Uitsluitend detailhandel in volumineuze of gevaarlijke goederen is volgens verweerder op Vrijburg toegestaan. Eiser wordt de gelegenheid geboden om voor 15 maart 2010 een beschikbare en geschikte locatie te vinden die past in de structuurvisie detailhandel van de gemeente Vlissingen.
3. Dit besluit heeft verweerder gehandhaafd in het bestreden besluit en van een nadere motivering voorzien naar aanleiding van het advies van de commissie voor de bezwaarschriften.
4. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder onvoldoende duidelijk heeft gemaakt wat onder detailhandel wordt verstaan. Er zijn volgens eiser tenminste acht bedrijven en één voormalig bedrijf die soortgelijke activiteiten als eiser hebben en die verweerder niet heeft genoemd in zijn inventarisatie. Verweerder heeft daar geen verklaring voor. Verder meent eiser dat zijn activiteit als volumineuze detailhandel moet worden aangemerkt en dat de door hem gebruikte ruimte blijvend kan worden gebruikt als vestigingsplaats voor zijn keukenstudio.
5. De rechtbank overweegt het volgende.
6. Op grond van het ter plaatse geldende bestemmingsplan “Vrijburg, 2e herziening” rust op het betrokken perceel de bestemming “Bedrijfsdoeleinden B”.
7. Ingevolge artikel 8 van de bij het bestemmingsplan behorende voorschriften (hierna: planvoorschriften) zijn de op de plankaart voor bedrijfsdoeleinden aangewezen gronden, met inachtneming van de op de plankaart aangegeven nadere aanduidingen en het bepaalde in lid 4 van dit artikel, bestemd voor bedrijven en instellingen met een distributiefunctie en voor bedrijven vermeld in de categorieën 2 en 3 van de bij deze voorschriften behorende staat van bedrijfsactiviteiten.
Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de planvoorschriften is het verboden de in dit plan begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken voor een doel of op een wijze strijdig met de in dit plan aan de gronden gegeven bestemming.
Ingevolge artikel 1 van de planvoorschriften wordt onder detailhandel verstaan het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan degenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending, anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
8. Met verweerder is de rechtbank van oordeel, gelet op de door verweerder verrichte inventarisatie dat eisers bedrijf een vorm van detailhandel betreft die niet past in de omschrijving van artikel 8 van de planvoorschriften van de bestemming bedrijfsdoeleinden. De bedrijfsactiviteiten van eiser zien niet op distributie en zijn evenmin aan te merken als verwant aan de bouwsector. Met de verkoop die zich vrijwel uitsluitend richt op particulieren en de inrichting van vrijwel het gehele bedrijfspand als verkoopruimte is naar het oordeel van de rechtbank voldaan aan het criterium detailhandel zoals omschreven in artikel 1 van de planvoorschriften.
9. Gelet hierop, is sprake van overtreding van het in artikel 11, eerste lid, van de planvoorschriften neergelegde verbod, zodat verweerder ter zake handhavend kon optreden.
10. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisering bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
11. Verweerder heeft aan de hand van zijn Structuurvisie Detailhandel Vlissingen en de beleidsnotitie Uitwerking structuurvisie detailhandel genoegzaam uiteengezet dat op het bedrijventerrein Vrijburg geen andere vormen volumineuze detailhandel zullen worden toegelaten dan die in auto’s, motoren, boten, campers en caravans. Naar het oordeel van de rechtbank bestaat derhalve geen zicht op legalisatie van eisers bedrijfsactiviteiten.
12. Naar aanleiding van het verzoek om handhaving heeft verweerder een inventarisatie gemaakt van de activiteiten van de op het bedrijventerrein Vrijburg gevestigde bedrijven. Uit die inventarisatie is gebleken dat die bedrijven niet zijn gericht op detailhandel doch op levering aan bedrijven of groothandel bedrijven. Van drie bedrijven heeft verweerder vastgesteld dat de activiteiten niet zonder meer passen binnen de bestemming bedrijfsdoeleinden. Verweerder heeft vastgesteld dat bij één van die bedrijven geen detailhandel maar wel bedrijfsmatige opslag plaatsvindt wat volgens verweerder past binnen de geldende bestemming. Beide andere bedrijven hebben als activiteit verkoop via het internet met mogelijkheid tot afhalen, welke functie van ondergeschikte omvang is. Laatstgenoemde activiteiten zullen in het nieuwe bestemmingsplan Stedelijke bedrijventerreinen Vlissingen worden gelegaliseerd. Naar het oordeel van de rechtbank is uit deze inventarisatie niet gebleken dat verweerder met het handhavend optreden tegen eiser in strijd met het gelijkheidsbeginsel heeft gehandeld. Eiser heeft tevergeefs een beroep gedaan op dit beginsel.
13. Verweerder heeft eiser in het besluit van 29 februari 2008 tot 15 maart 2010 in de gelegenheid gesteld om andere beschikbare en geschikte locatie voor haar activiteiten te vinden. Deze termijn heeft verweerder gehandhaafd in het bestreden besluit. Daarbij heeft verweerder acht geslagen op de huurtermijn van vijf jaar (van 1 januari 2007 tot 1 januari 2012) die eiser voor zijn bedrijfspand is aangegaan, met de mogelijkheid om die na drie jaar op te zeggen. De rechtbank ziet geen aanleiding om deze begunstigingstermijn onredelijk te achten.
14. Ter zitting heeft eiser verklaard dat hij verweerder om opschorting van de begunstigingstermijn heeft verzocht tot 9 maart 2011. Eiser heeft erop gewezen dat verzuimd is om voor 1 januari 2009 de huur op te zeggen. Hierdoor is geen gebruik gemaakt van de breakoptie na drie jaar huur. De rechtbank acht dit geen omstandigheid op grond waarvan moet worden geoordeeld dat de begunstigingstermijn onredelijk is. Deze omstandigheid komt voor risico van eiser.
15. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan verweerder had moeten afzien van handhavend optreden. Verweerder heeft derhalve in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik gemaakt.
16. Het beroep van eiser dient daarom ongegrond verklaard te worden.
17. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
III. Uitspraak
De Rechtbank Middelburg
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Dijkman, in tegenwoordigheid van mr. W. Evenhuis, griffier en op 18 maart 2009 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kan een belanghebbende hoger beroep instellen.
Het instellen van het hoger beroep geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage, binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak.
Afschrift verzonden op: 18 maart 2010