ECLI:NL:RBMID:2010:BL7389

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
28 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/715457-09, 12/706990-09 en 12/715351-08 (TUL) (P)
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Meeuwis
  • A. van Boven-Hartogh
  • P. Peeters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstallen uit woningen met bedreiging van bewoners

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Middelburg op 28 januari 2010, stonden meerdere diefstallen uit woningen centraal. De verdachte werd beschuldigd van het plegen van diefstallen waarbij bewoners aanwezig waren en waarbij één van hen werd bedreigd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 19 september 2009 in Vlissingen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in twee woningen is binnengegaan en goederen heeft weggenomen. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten, maar de rechtbank achtte de diefstallen bewezen. De rechtbank hield rekening met het strafblad van de verdachte, dat eerdere veroordelingen voor vermogensdelicten toonde, en concludeerde dat er sprake was van een hoog recidiverisico. De verdachte werd als licht verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd, wat invloed had op de strafoplegging. De rechtbank legde een gevangenisstraf van twaalf maanden op, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor reclassering en behandeling. De rechtbank benadrukte het belang van begeleiding voor de verdachte om recidive te voorkomen. Tevens werd een vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf toegewezen, omdat de verdachte zich tijdens de proeftijd schuldig had gemaakt aan nieuwe strafbare feiten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector strafrecht
parketnummer: 12/715457-09, 12/706990-09 en 12/715351-08 (TUL) (P)
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 28 januari 2010
in de strafzaak tegen de ter terechtzitting verschenen verdachte
[verdachte]
geboren op [1967]
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting in Middelburg,
Huis van Bewaring ‘De Torentijd’
raadsman mr. Van der Want, advocaat te Middelburg.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 14 januari 2010, waarbij de officier van justitie, mr. De Smet-Dierckx, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer. De beide andere zaken zijn overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering gevoegd.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
12/715457-09
hij op of omstreeks 17 oktober 2009 te Middelburg, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een laptop en/of een handtas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft en/of dat/die laptop en/of die handtas onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte die [slachtoffer1] (dreigend) de woorden heeft
toegevoegd: "naar beneden, ik pistool";
art 312 lid 2 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
12/706990-09
1.
hij op of omstreeks 19 september 2009 (omstreeks 21:00 uur), te Vlissingen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen aan de
[adres2]) weg te nemen één of meer goederen van zijn gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, naar die woning is gegaan en vervolgens (de
bijkeuken van) die woning is binnengegaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 19 september 2009 (omstreeks 21:30 uuur), te Vlissingen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres3]) heeft weggenomen een polstas met inhoud (portefeuille
en/of etui met rijbewijs en/of een wereldpas en/of een chauffeurspas) en/of autosleutels en/of een GSM (Nokia 6230i), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle ten laste gelegde feiten bewezen en baseert zich daarbij op de verklaringen van aangevers, getuigen, processen-verbaal van bevindingen en de bekennende verklaring die verdachte ter zitting heeft afgelegd.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat alle feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
De rechtbank acht feit 1 wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting ;
- de aangifte van [slachtoffer1] .
Feit 2
De rechtbank acht feit 2 wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting ;
- de aangifte van [slachtoffer2] .
Feit 3
De rechtbank acht feit 3 wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting ;
- de aangifte van [slachtoffer3] .
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
(12/715457-09)
op 17 oktober 2009 te Middelburg, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een laptop
en een handtas, toebehorende aan [slachtoffer1], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft door middel van inklimming en welke diefstal werd gevolgd van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer1], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit
van het gestolene te verzekeren, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte die [slachtoffer1] (dreigend) de woorden heeft toegevoegd: "naar beneden, ik pistool";
(12/706990-09)
1.
op 19 september 2009 (omstreeks 21:00 uur), te Vlissingen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een woning gelegen aan de [adres2] weg te nemen goederen van zijn gading, toebehorende aan [slachtoffer2], naar die woning is gegaan en vervolgens (de bijkeuken van) die woning is binnengegaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
op 19 september 2009 (omstreeks 21:30 uuur), te Vlissingen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een woning gelegen aan de [adres3] heeft weggenomen een polstas met inhoud (portefeuille en etui met rijbewijs en een wereldpas en een chauffeurspas) en autosleutels en een GSM (Nokia 6230i), toebehorende aan [slachtoffer3],
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert op grond van hetgeen zij bewezen acht aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van vierentwintig maanden, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarden:
- dat verdachte zich, gedurende de proeftijd, houdt aan de voorschriften en aanwijzingen van de reclassering;
- dat hij zich zal melden bij de reclasseringsinstelling in de plaats waar hij zich gaat vestigen en dat hij zich blijft melden zo frequent deze reclasseringsorganisatie dat nodig acht;
- dat hij zich, gedurende de proeftijd, voor zijn alcoholafhankelijkheid zal laten behandelen bij een instelling voor verslavingszorg, intramuraal of extramuraal;
- dat hij, gedurende de proeftijd, geen alcohol en drugs zal gebruiken.
6.2 Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft ter zitting aangegeven dat hij reclasseringsbegeleiding wenst. De raadsman heeft ter zitting gepleit voor een gevangenisstraf, waarvan het onvoorwaardelijk deel niet groter zal zijn dan 205 dagen. Hij heeft aangevoerd dat verdachte een kwetsbare man is, licht verminderd toerekeningsvatbaar en dat - om recidive te voorkomen - voor hem van belang is weer aan het werk te gaan en begeleid te worden door de reclassering. Bij een eerder vonnis van december 2008 is verdachte opgelegd zich te houden aan de aanwijzingen van de reclassering. Door een wachtlijst bij de reclassering is die begeleiding nooit van de grond gekomen.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich in een periode van een maand schuldig gemaakt aan twee diefstallen uit woningen en één poging daartoe. Bij één van die diefstallen werd hij overlopen door de bewoner van die woning. Verdachte heeft de bewoner bedreigd om vervolgens de woning te kunnen verlaten. Ook bij de andere twee feiten waren de bewoners in hun woning aanwezig en hebben zij verdachte hun woning zien verlaten.
Het is voor de bewoners van die woningen een bijzonder onaangename ervaring geweest dat een vreemde in hun woning is geweest en hun persoonlijke bezittingen heeft doorzocht. De eigen woning is immers een plek waar je je veilig moet kunnen voelen. Daar heeft verdachte in het geheel niet bij stil gestaan. Aan het plegen van diefstallen uit woningen tilt de rechtbank zwaar.
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij eerder voor vermogensdelicten is veroordeeld tot vrijheidsstraffen.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank voorts rekening gehouden met de over verdachte uitgebrachte rapporten van Emergis d.d. 20 oktober 2009 en van de reclassering d.d. 15 december 2009. Uit beide rapporten komt naar voren dat bij verdachte sprake is van een hoog recidiverisico. Uit het reclasseringsrapport blijkt voorts dat verdachte een sociaal zwakke man is, die - als gevolg van psychiatrische problematiek in relatie met alcohol- en middelengebruik - met justitie in aanraking is gekomen. Begeleiding en behandeling worden noodzakelijk geacht om verandering te realiseren. Niet eerder is verdachte begeleid door de reclassering. Geadviseerd wordt een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, waarbij bijzondere voorwaarden zullen worden opgelegd als een meldingsgebod, een behandelverplichting en een drugs- en alcoholverbod. Behandeling in een instelling voor verslavingszorg is geïndiceerd die gevolgd zal kunnen worden door een begeleid woontraject.
De rechtbank neemt uit bovengenoemde rapporten over de conclusies dat sprake is van een hoog recidiverisico en dat begeleiding van verdachte noodzakelijk wordt geacht om bij verdachte een verandering in zijn leefpatroon te kunnen realiseren. Anders dan geadviseerd wordt, zal zij echter intramurale behandeling van verdachte niet nadrukkelijk als bijzondere voorwaarde in haar vonnis opnemen. Zij overweegt hieromtrent dat verdachte weliswaar heeft aangegeven geholpen te willen worden en in te stemmen met een vorm van begeleid wonen, maar dat dit plan van aanpak door de reclassering onvoldoende is voorbereid. Om wel begeleiding van verdachte mogelijk te maken, zal de rechtbank een deel van de straf voorwaardelijk opleggen.
In verband met de persoon van verdachte heeft de rechtbank voorts rekening gehouden met het eerder over verdachte uitgebrachte psychiatrisch rapport d.d. 18 november 2008. Hierin is geconcludeerd dat verdachte als licht verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. Bij beoordeling van de onderhavige zaak ziet de rechtbank geen aanleiding van deze conclusie af te wijken en heeft bij het bepalen van de op te leggen straf hiermee in het voordeel van verdachte rekening gehouden. Mede gelet op de aard van de gepleegde delicten en de omstandigheid dat verdachte weliswaar eerder verplichte reclasseringsbegeleiding is opgelegd, maar dat hij die begeleiding nooit heeft gehad, heeft de rechtbank doen besluiten in substantiële zin - ten gunste van verdachte - af te wijken van de eis van de officier van justitie.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden noodzakelijk is. Een deel daarvan zal zij voorwaardelijk opleggen om een verplichte begeleiding van de reclassering mogelijk te maken en verdachte de kans te geven zijn levensstijl te veranderen.
7 De vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke gevangenisstraf van éénhonderd-en-zestig dagen die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de meervoudige kamer van 22 december 2008 ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan nieuwe strafbare feiten en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14g, 45, 57, 63, 310, 311, 312 van het Wetboek van Strafrecht .
9 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
ten aanzien van 12/715457-09:
Diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming, welke diefstal werd gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heter daad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren;
ten aanzien van 12/706990-09:
Feit 1
Poging tot diefstal;
Feit 2
Diefstal.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 22 december 2008 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 12/715351-08 ten uitvoer zal worden gelegd, te weten een gevangenisstraf van éénhonderd-en-zestig dagen;
Dit vonnis is gewezen door mr. Meeuwis, voorzitter, mr. Van Boven-Hartogh en
mr. Peeters, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Paulus, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 28 januari 2010.
Mr. Peeters is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.