ECLI:NL:RBMID:2010:BL5612

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
17 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
61946 / HA ZA 08-122
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over verkeerde levering van kledingstukken tussen Gorilli en [gedaagde in conventie]

In deze zaak, die voor de Rechtbank Middelburg is behandeld, draait het om een geschil tussen de vennootschap onder firma Gorilli en een gedaagde in conventie, die tevens eiser is in een deels voorwaardelijke reconventie. Het geschil betreft de verkeerde levering van kledingstukken en de vraag of de gedaagde het recht had om niet verkochte kledingstukken retour te zenden. De rechtbank heeft op 17 februari 2010 uitspraak gedaan in deze zaak, die is geregistreerd onder rolnummer 61946 / HA ZA 08-122.

De procedure begon met een tussenvonnis op 15 juli 2009, gevolgd door een comparitie van partijen op 18 november 2009. Tijdens deze comparitie werd geen regeling bereikt, waarna de rechtbank het geschil verder heeft beoordeeld. De gedaagde in conventie stelde dat hij recht had op retourzending van kledingstukken op basis van een e-mail van Gorilli van 10 mei 2007, waarin een afspraak werd gemaakt over de retourzending van niet verkochte items. Gorilli betwistte echter dat er een dergelijke afspraak was gemaakt en stelde dat de gedaagde de e-mail onjuist interpreteerde.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de uitleg van de e-mail van 10 mei 2007 in lijn is met de uitleg die de gedaagde eraan gaf. De rechtbank oordeelde dat Gorilli ten onrechte de retourzending van de zomerkleding had geweigerd en dat de gedaagde recht had op creditering van een factuur. Daarnaast werd het beroep op verrekening van een bedrag van € 117,81 door de gedaagde afgewezen, omdat hij niet kon bewijzen dat hij de spijkerbroeken had geretourneerd.

De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de kwaliteit van de geleverde kleding ter discussie staat en dat de gedaagde moet bewijzen dat de kleding gebreken vertoont die non-betaling van de factuur rechtvaardigen. De zaak is aangehouden voor verdere bewijslevering en de benoeming van een deskundige om de kwaliteit van de kleding te beoordelen. De rechtbank heeft partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de wenselijkheid van een deskundigenbericht en de persoon van de voorgestelde deskundige.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
61946 / HA ZA 08-1223 juni 2009
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 61946 / HA ZA 08-122
Vonnis van 17 februari 2010
in de zaak van
de vennootschap onder firma GORILLI,
gevestigd en kantoorhoudende te Rotterdam,
eiseres in conventie,
verweerster in deels voorwaardelijke reconventie,
advocaat: mr. A.J. van de Graaf te Amsterdam,
tegen
[gedaagde in conventie, verweerder in deels voorwaardelijke reconventie],
wonende te Veere en zaakdoende te Middelburg,
gedaagde in conventie,
eiser in deels voorwaardelijke reconventie,
advocaat: mr. E.C.M. van Waes te Bergen op Zoom.
De procedure
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
het tussenvonnis van 15 juli 2009,
het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 18 november 2009,
de akte van depot dd. 18 november 2009.
Nadere beoordeling
Op 18 november 2009 heeft een comparitie van partijen plaatsgevonden. Een regeling in der minne is toen niet bereikt. De rechtbank zal thans het geschil nader beoordelen.
Factuur 054 (deel van de zomercollectie)
Zoals in het tussenvonnis van 15 juli 2009 overwogen, draait het bij de beoordeling
van deze factuur vooral om de vraag of [gedaagde in conventie, verweerder in deels voorwaardelijke reconventie] al dan niet het (onvoorwaardelijke) recht had de door hem van Gorilli betrokken kledingstukken retour te zenden in het geval zou blijken dat die goederen in zijn winkel niet verkoopbaar waren. En voorts om de vraag of het aan hem door Gorilli verstrekte recht van retour met betrekking tot de spijkerbroeken ook nog gold na ultimo maart 2007.
[gedaagde in conventie, verweerder in deels voorwaardelijke reconventie] baseert zijn verweer dat partijen dat recht van retour waren overeengekomen
op de inhoud van het emailbericht van Gorilli van 10 mei 2007. Dat emailbericht bevat, voor zover hier van belang, het navolgende:
“Naar aanleiding van ons telefonnisch contact maak ik met jou de volgende afspraak: Eind Juli zal ik contact met je opnemen over de verkoop van de Method Zip Hoodies en zal dan in overleg met jou de items weer terugnemen mochten deze niet bij jou in de winkel hebben verkocht.
Dit betreft echter allèèn de Method Zip Hoods (25 stuks totaal)!!”.
Gorilli betwist dat [gedaagde in conventie, verweerder in deels voorwaardelijke reconventie] het recht had niet verkochte kleding te retourneren. Zij
stelt dat [gedaagde in conventie, verweerder in deels voorwaardelijke reconventie] de tekst van de email van 10 mei 2007 onjuist interpreteert. Ten onrechte leest hij daar een soort van consignatieafspraak in. Een dergelijke afspraak is nooit gemaakt. Indien wel zo’n afspraak zou zijn gemaakt, zou Gorilli op een andere wijze hebben gefactureerd. De afspraak om in juli 2007 te bespreken of zij goederen terug kon nemen, was niet meer dan een vriendschappelijk gebaar in de richting van [gedaagde in conventie, verweerder in deels voorwaardelijke reconventie], waarbij Gorilli het vanzelfsprekend achtte dat daaraan de voorwaarde verbonden was dat haar factuur prompt zou worden betaald.
De rechtbank stelt vast dat partijen, toen in april 2007 bleek dat Gorilli door
externe omstandigheden niet in staat was de door [gedaagde in conventie, verweerder in deels voorwaardelijke reconventie] bestelde kleding tijdig te leveren, een nadere afspraak hebben gemaakt en dat de inhoud daarvan in het emailbericht van 10 mei 2007 is neergelegd.
2.6. De uitleg van een overeenkomst dient plaats te vinden aan de hand van de Haviltexnorm, waarbij uitgangspunt is dat een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van een contract alleen niet bepalend is, maar dat het bij de uitleg van een contractsbepaling aankomt op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs daaraan mochten toekennen en wat zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij moet rekening worden gehouden met alle bijzondere omstandigheden van het geval. Echter, gelet op het feit dat het hier gaat om de uitleg van een overeenkomst tussen twee gelijkwaardig te achten professionele partijen, ondernemers uit het zakenleven, en die overeenkomst betrekking heeft op een zuiver commerciële transactie, komt aan een taalkundige uitleg van de email van 10 mei 2007 in het onderhavige geval in beginsel veel betekenis toe.
2.7. De rechtbank is van oordeel dat een taalkundige uitleg van de e-mail van 10 mei
2007 strookt met de uitleg die [gedaagde in conventie, verweerder in deels voorwaardelijke reconventie] daaraan geeft. De door Gorilli bepleite uitleg van voormelde passage daarentegen wijkt af van deze taalkundige uitleg en is door [gedaagde in conventie, verweerder in deels voorwaardelijke reconventie] gemotiveerd betwist. Onder die omstandigheden lag het op de weg van Gorilli een van de bewoordingen van deze passage afwijkende bedoeling van partijen deugdelijk te onderbouwen, hetgeen zij heeft nagelaten. Voor nadere bewijslevering door Gorilli is dan geen plaats. In rechte moet het ervoor worden gehouden dat partijen zijn overeengekomen dat, indien de 25 Method Zip Hoods niet zouden worden verkocht, Gorilli deze zou terugnemen. Het standpunt van Gorilli dat slechts sprake was van een voorwaardelijke toezegging en dat een en ander alleen gold indien [gedaagde in conventie, verweerder in deels voorwaardelijke reconventie] over zou gaan tot prompte betaling van de factuur, wordt verworpen. Uit het emailbericht van 10 mei 2007 blijkt niet van een dergelijke voorwaarde. De enkele omstandigheid dat in de door Gorilli gehanteerde Algemene Voorwaarden – voor zover hier al van toepassing – prompte betaling van haar facturen wordt verlangd, maakt niet dat de onderhavige toezegging tot retourneming van onverkochte kleding als een voorwaardelijke toezegging heeft te gelden.
2.8. Uit het vorenstaande volgt dat Gorilli de retourzending van de zomerkleding ten onrechte heeft geweigerd en dat [gedaagde in conventie, verweerder in deels voorwaardelijke reconventie] recht heeft op creditering van factuur 054 met een bedrag van € 821,-- (inclusief btw). Van de factuur van 8 mei 2007 resteert dan door hem te betalen een bedrag van € 104,72.
[gedaagde in conventie, verweerder in deels voorwaardelijke reconventie] beroept zich op verrekening van het door hem verschuldigde (restant-)bedrag
met een vordering op Gorilli ten bedrage van € 117,81. Daartoe stelt hij dat hij een drietal spijkerbroeken aan Gorilli heeft geretourneerd maar dat Gorilli ten onrechte heeft geweigerd die kleding in ontvangst te nemen.
Gorilli betwist dat zij een retourzending met drie spijkerbroeken heeft geweigerd.
Het is dan in beginsel aan [gedaagde in conventie, verweerder in deels voorwaardelijke reconventie] om bewijs te leveren van zijn stellingen. [gedaagde in conventie, verweerder in deels voorwaardelijke reconventie] heeft echter bij gelegenheid van de comparitie van partijen medegedeeld dat hij niet in staat is dat bewijs te leveren omdat hij per abuis de computergegevens van die verzending via TNT niet heeft gedownload. Nu [gedaagde in conventie, verweerder in deels voorwaardelijke reconventie] niet heeft aangeboden op andere wijze bewijs te leveren van de retourzending van de betreffende spijkerbroeken, kan het geven van een bewijsopdracht achterwege blijven. Nu niet komt vast te staan dat [gedaagde in conventie, verweerder in deels voorwaardelijke reconventie] de spijkerbroeken heeft geretourneerd en dat Gorilli die retourzending heeft geweigerd, zal het beroep op verrekening van een bedrag van € 117,81 worden gepasseerd. Daarmee komt ook het belang bij beantwoording van de vraag of [gedaagde in conventie, verweerder in deels voorwaardelijke reconventie] na ultimo maart 2007 nog het recht had om de spijkerbroeken te retourneren te vervallen.
Factuur 066 (najaarscollectie)
2.11 Bij gelegenheid van de comparitie van partijen heeft Gorilli medegedeeld te
hebben geconstateerd dat zij bij factuur 066 abusievelijk 2 Premium Reversible Method Zip Hoody-truien teveel in rekening heeft gebracht. Zij heeft haar vordering verminderd met een bedrag van € 118,86 (inclusief btw).
2.12. Bij emailbericht van 13 september 2007 heeft [gedaagde in conventie, verweerder in deels voorwaardelijke reconventie] Gorilli medegedeeld dat de
geleverde maatseries heren t-shirts niet klopte (“er is XS/S/M/L geleverd ipv S/M/L/XL”). Voorts heeft hij bij dat emailbericht aan Gorilli kenbaar gemaakt dat de kwaliteit van een aantal geleverde kledingstukken niet correct was (o.a. met betrekking tot het peelen van boorden en het afbladderen van verf van de zwarte ritsen). Gorilli heeft bij haar emailbericht van dezelfde datum aan [gedaagde in conventie, verweerder in deels voorwaardelijke reconventie] geschreven: “Je hebt gelijk wat betreft de maten XS voor Heren. Die had jij inderdaad in maat S besteld, zie ik nu. Mocht je die willen retourneren dan hoor ik dat wel. Mail je morgen even een lijstje met de besbetreffende spullen dan. Check ff of dit met jou overeenkomt. Zodra ik een OK van je heb kan je het laten terugsturen. Excuses”.
2.13. Uit deze emailwisseling blijkt, zoals zij ook in deze procedure heeft beaamd, dat Gorilli een vergissing heeft begaan bij de verwerking van de bestelling van [gedaagde in conventie, verweerder in deels voorwaardelijke reconventie] en dat zij hem een aantal onjuiste kledingstukken heeft geleverd (verkeerde maten). Naar het oordeel van de rechtbank heeft Gorilli de retourzending van die kleding ten onrechte geweigerd. Het moge zo zijn dat [gedaagde in conventie, verweerder in deels voorwaardelijke reconventie] niet heeft voldaan aan het verzoek van Gorilli om, alvorens tot terugzending van die kleding over te gaan, eerst een lijstje op te stellen van de onjuist geleverde materialen maar dat maakt niet dat hij daarmee zijn recht op retourzending heeft verspeeld. Daar komt bij dat er vanuit moet worden gegaan dat Gorilli ook héél wel zelf in staat moet zijn geweest om de verschillen in kaart te brengen tussen wat zij [gedaagde in conventie, verweerder in deels voorwaardelijke reconventie] had geleverd en wat zij hem, bij correcte uitvoering van zijn bestelling, had moeten leveren. Niet gesteld of gebleken is dat Gorilli redenen had te veronderstellen dat [gedaagde in conventie, verweerder in deels voorwaardelijke reconventie] niet alle onjuist geleverde kledingstukken aan haar te retourneren. Ook daarin kan dus geen rechtvaardiging zijn gelegen voor de weigering van de retourzending van de kleding. De conclusie uit het vorenstaande luidt dat van factuur 066 het gedeelte dat verband houdt met verkeerde geleverde kleding (verkeerde maten) moet worden afgewezen. Uit de handgeschreven aantekeningen van [gedaagde in conventie, verweerder in deels voorwaardelijke reconventie] op productie 13 blijkt dat het daarbij om een bedrag van € 986,50 exclusief btw gaat. Gorilli heeft die berekening op zichzelf genomen niet weersproken, zodat de rechtbank van de juistheid van die berekening uit zal gaan.
2.14. De belangrijkste vraag die partijen ten aanzien van factuur 066 verdeeld houdt,
betreft de kwaliteit van de geleverde kleding. [gedaagde in conventie, verweerder in deels voorwaardelijke reconventie] stelt dat die kwaliteit voor een belangrijk deel van de kleding onvoldoende was; Gorilli betwist dat. [gedaagde in conventie, verweerder in deels voorwaardelijke reconventie] heeft bij gelegenheid van de comparitie een hoeveel kleding ter griffie gedeponeerd. Die kleding is ter zitting bekeken.
2.15. Gelet op de gemotiveerde betwisting van de ondeugdelijkheid van de kleding door
Gorilli, zal [gedaagde in conventie, verweerder in deels voorwaardelijke reconventie] dienen te bewijzen dat de door Gorilli geleverde (winter)kleding inderdaad zodanige gebreken vertoont, dat sprake is van een ernstige tekortkoming die non-betaling van de factuur rechtvaardigt.
2.16. Zoals zij reeds ter zitting aan partijen heeft medegedeeld, acht de rechtbank het aangewezen dat het bewijs met betrekking tot de (vermeend) inferieure kwaliteit van de kleding wordt geleverd door middel van een deskundigenbericht. Partijen hebben daarop eensluidend medegedeeld dat kan worden volstaan met benoeming van één, door de rechtbank aan te wijzen, deskundige. De rechtbank laat partijen hierbij weten dat zij voornemens is de heer D. Levels, werkzaam bij Textile Lab, [adres] te ([postcode]) [plaats], als deskundige te benoemen.
2.17. Alvorens tot een zodanige benoeming over te gaan, zal [gedaagde in conventie, verweerder in deels voorwaardelijke reconventie] in de gelegenheid worden gesteld zich (mede gelet op de hoogte van de restantvordering en de kosten van een deskundigenonderzoek) uit te laten over de wenselijkheid van een deskundigenbericht en voorts omtrent de persoon van de voorgestelde deskundige en de aan de deskundige voor te leggen vragen. Daarna zal Gorilli in de gelegenheid worden gesteld daarop te reageren.
2.18. De rechtbank laat reeds thans weten dat zij, indien het tot benoeming van een deskundige komt, voornemens is te bepalen dat het voorschot door [gedaagde in conventie, verweerder in deels voorwaardelijke reconventie] dient te worden voldaan. Hij draagt immers de bewijslast van de ondeugdelijkheid van de aan hem geleverde kleding. De hoogte van de kosten van het onderzoek zal afhankelijk zijn van de wijze waarop het onderzoek zal worden uitgevoerd. De rechtbank verzoekt partijen daarom zich bij akte uit te laten over de vraag of alle gedeponeerde kledingstukken naar de deskundige moeten worden gezonden of dat kan worden volstaan met een – door partijen in onderling overleg vast te stellen – representatief aantal voorbeelden van kledingstukken, met aanduiding van de ten aanzien daarvan te beantwoorden vraag/vragen.
2.19 Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
De tegenvordering van [gedaagde in conventie, verweerder in deels voorwaardelijke reconventie]
In conventie is het beroep van [gedaagde in conventie, verweerder in deels voorwaardelijke reconventie] op verrekening van een bedrag van € 117,81
ter zake van beweerdelijk geretourneerde spijkerbroeken gepasseerd. Dat betekent dat ten aanzien van die post is voldaan aan de in reconventie geformuleerde voorwaarde en dat die post in reconventie dient te worden beoordeeld.
Zoals in conventie overwogen kan [gedaagde in conventie, verweerder in deels voorwaardelijke reconventie] niet bewijzen dat hij de betreffende
spijkerbroeken heeft geretourneerd. Bij gebreke van bewijs van de gestelde retourzending moet de vordering van [gedaagde in conventie, verweerder in deels voorwaardelijke reconventie] op vergoeding door Gorilli van die spijkerbroeken worden afgewezen.
Het oordeel omtrent de gegrondheid van de overige onderdelen van de
tegenvordering van [gedaagde in conventie, verweerder in deels voorwaardelijke reconventie], hangt in belangrijke mate samen met het oordeel omtrent de deugdelijkheid van de aan hem geleverde kleding (factuur 066). De rechtbank zal daarom iedere beslissing ten aanzien van deze tegenvordering aanhouden totdat in conventie nader kan worden beslist.
De beslissing
De rechtbank
verwijst de zaak naar de rolzitting van woensdag 17 maart 2010 voor akte aan de zijde van [gedaagde in conventie, verweerder in deels voorwaardelijke reconventie] als bedoeld in de overwegingen 2.17 en 2.18., waarna aan Gorilli een termijn zal worden gegund van twee weken om daarop te reageren;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.J. van den Boom en in het openbaar uitgesproken op 17 februari 2010.