ECLI:NL:RBMID:2010:BL0882
Rechtbank Middelburg
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Persoonlijke aansprakelijkheid van bestuurders van een formeel buitenlandse vennootschap
In deze zaak vorderde de eiser in conventie, tevens verweerder in reconventie, betaling van een bedrag wegens onder meer achterstallig salaris, vakantietoeslag, niet genoten verlofdagen, ontslagvergoeding en wettelijke boete van de gedaagden in conventie, die als bestuurders van een formeel buitenlandse vennootschap werden aangesproken op persoonlijke aansprakelijkheid. De eiser stelde dat de vennootschap niet voldeed aan de eisen van de Wet op de formeel buitenlandse vennootschappen (Wfbv), omdat er geen minimumkapitaal aanwezig was en er geen accountantsverklaring was afgegeven. De rechtbank onderzocht of de vennootschap daadwerkelijk onder de reikwijdte van de Wfbv viel en of de bestuurders persoonlijk aansprakelijk konden worden gesteld.
De rechtbank oordeelde dat de vennootschap weliswaar een buitenlandse rechtspersoon was, maar niet geheel of nagenoeg geheel in Nederland actief was. De rechtbank concludeerde dat niet was voldaan aan de voorwaarden van de Wfbv, waardoor de vorderingen van de eiser in conventie werden afgewezen. De rechtbank oordeelde verder dat de gedaagden in reconventie, die verweer voerden tegen de vorderingen van de eiser, ook in het ongelijk waren gesteld. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij de eiser in conventie werd veroordeeld in de kosten van de procedure.
Het vonnis werd uitgesproken op 6 januari 2010 door de rechtbank Middelburg, waarbij de rechterlijke beslissing de afwijzing van zowel de vorderingen in conventie als in reconventie inhield. De rechtbank benadrukte dat de persoonlijke aansprakelijkheid van de bestuurders niet aan de orde was, omdat de vennootschap niet voldeed aan de voorwaarden van de Wfbv. Dit vonnis heeft belangrijke implicaties voor de aansprakelijkheid van bestuurders van buitenlandse vennootschappen die in Nederland actief zijn.