ECLI:NL:RBMID:2010:BK9405

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
14 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Awb 09/242
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Last onder dwangsom opgelegd voor brandveiligheidseisen in bouwwerken

In deze zaak heeft eiser, eigenaar van een landbouwmechanisatiebedrijf, beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland. Dit besluit, genomen op 11 november 2008, hield in dat eiser een last onder dwangsom opgelegd kreeg van € 250 per dag voor het niet naleven van brandveiligheidseisen, zoals vastgelegd in het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 6 november 2009, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. J.J.R. Albicher, en verweerder werd vertegenwoordigd door J.F. Okma en F. van der Valk.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser in strijd heeft gehandeld met artikel 2.9.1 van het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken, dat het verboden maakt om voorwerpen of stoffen te plaatsen die brandgevaar kunnen veroorzaken of de vluchtmogelijkheden bij brand belemmeren. Eiser had oud papier opgeslagen in zijn werkplaats en de vluchtroute was belemmerd door takken. De rechtbank oordeelde dat de aanwezigheid van deze obstakels een brandgevaarlijke situatie creëerde, ongeacht de afstand tot las- en slijpwerkzaamheden.

Eiser voerde aan dat hij de overtredingen had opgeheven, maar de rechtbank oordeelde dat de controle-ambtenaar op 26 september 2008 had vastgesteld dat de situatie onveranderd was. De rechtbank verwierp ook de stelling van eiser dat takken en onkruid niet onder de verboden elementen vielen, en concludeerde dat verweerder bevoegd was om handhavend op te treden. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond, en benadrukte het belang van handhaving van brandveiligheidseisen voor de bescherming van het algemeen belang. Eiser kan tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector bestuursrecht
AWB nummer: 09/242
Uitspraak van de enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken
inzake
[naam]
eiser,
gemachtigde mr. J.J.R. Albicher, advocaat te Roosendaal,
tegen
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland,
verweerder.
I. Procesverloop
Eiser heeft beroep ingesteld tegen een door verweerder genomen besluit op bezwaar van 17 februari 2009 (het bestreden besluit)
Het beroep is op 6 november 2009 behandeld ter zitting. Eiser is daar in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden J.F. Okma en F. van der Valk.
II. Overwegingen
1. Ingevolge artikel 125, eerste lid, van de Gemeentewet is het gemeentebestuur bevoegd tot toepassing van bestuursdwang.
Ingevolge artikel 5:21 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), zoals dat luidde ten tijde van belang, wordt onder bestuursdwang verstaan het door feitelijk handelen door of vanwege een bestuursorgaan optreden tegen hetgeen in strijd met bij of krachtens enig wettelijk voorschrift gestelde verplichting is of wordt gedaan, gehouden of nagelaten.
Ingevolge artikel 5:32 van de Awb, zoals dat luidde ten tijde van belang, kan een bestuursorgaan dat bevoegd is bestuursdwang toe te passen in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen.
In artikel 2.9.1. van het Besluit brandveilig gebuik bouwwerken is bepaald dat onverminderd het bij of krachtens dit besluit bepaalde het verboden is om in, op, aan of nabij een bouwwerk voorwerpen of stoffen te plaatsen, te werpen of te hebben, handelingen te verrichten of na te laten, werktuigen, middelen of voorzieningen te gebruiken of niet te gebruiken of anderszins belemmeringen op te werpen of hinder te veroorzaken waardoor:
a. brandgevaar wordt veroorzaakt;
b. …
c. het gebruik van vluchtmogelijkheden bij brand wordt belemmerd, of
d. …
2. Eiser is eigenaar van een landbouwmechanisatiebedrijf in [plaats]. Op 11 juli 2008 heeft verweerder een onaangekondigde controle doen plaatsvinden op het bedrijf van eiser. Bij die controle zijn meerdere overtredingen geconstateerd. Bij brief 31 juli 2008 heeft verweerder zijn voornemen kenbaar gemaakt tot het toepassen van bestuursdwang. Daarbij is eiser in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken de geconstateerde overtredingen op te heffen. Bij een controle op 18 september 2008 is door een toezichthouder van verweerder geconstateerd dat nog steeds oud papier in de werkplaats van eiser wordt opgeslagen en dat de vluchtroute nog steeds wordt belemmerd. Aan eiser wordt een termijn van een week gegeven om de overtredingen alsnog op te heffen. Op 26 september 2008 wordt geconstateerd dat de situatie onveranderd is ten opzichte van de situatie van 18 september 2008.
3. Bij besluit van 11 november 2008 heeft verweerder onder oplegging van een last onder dwangsom van € 250,-- per op een dag geconstateerde overtreding, met een maximum van
€ 25.000,--, gelast om:
1. het in de werkplaats opgeslagen oud papier uit de werkplaats te verwijderen en verwijderd te houden waardoor de brandgevaarlijke situatie wordt beëindigd;
2. de vluchtroute die door de vluchtdeur van de werkplaats leidt zodanig vrij te maken en vrij te houden dat het vluchten niet wordt belemmerd.
De begunstigingstermijn heeft verweerder vastgesteld op twee weken.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het door eiser gemaakte bezwaar gegrond verklaard en onder verbetering van de motivering het besluit van 11 november 2008 gehandhaafd.
4. Eiser heeft aangevoerd dat hij binnen twee weken na de verzending van de brief van 31 juli 2008 het oud papier uit de werkplaats heeft verwijderd en de vluchtroute van de werkplaats vrij heeft gemaakt van obstakels. De toezichthouder zou op 26 september 2008 hebben vastgesteld dat de overtredingen met betrekking tot de opslag van oud papier en de obstakels in de vluchtroute onveranderd waren. Tijdens dit controlebezoek zijn geen foto’s gemaakt, aldus eiser. Voorts heeft eiser aangevoerd dat hij met de commissie bezwaarschriften van mening is dat in de voorbereidende fase sprake is geweest van een te lange periode. Door de commissie is vastgesteld dat er een te grote ruimte zit tussen de controle op 26 september 2008 en het dwangsombesluit van 11 november 2008. Naar het oordeel van de commissie kan het niet duidelijk zijn dat op 11 november 2008 nog steeds sprake was van dezelfde overtreding die het opleggen van een dwangsom rechtvaardigen. Eiser voegt hier verder aan toe dat er ook een te grote ruimte zit tussen de controle op 11 juli 2008, de op 18 september 2008 gemaakte foto’s en de latere controle op 26 september 2008. Eiser betwist dat het dwangsombesluit van 11 november 2008 betrekking heeft op dezelfde overtredingen waarvan verweerder stelt dat de ze door de toezichthouders zouden zijn vastgesteld op 11 juli 2008, 18 september 2008 en 26 september 2008. Eiser bestrijdt dat op 26 september 2008 zou zijn vastgesteld dat sprake is van opslag van oud papier in de werkplaats. Tevens ontkent hij dat de vluchtroute van de werkplaats niet vrij is van obstakels. Als er al sprake zou zijn van oud papier in de werkplaats ligt dit papier op veilige afstand en kan hierdoor geen brandgevaar worden veroorzaakt. Voorts staat begroeiing aan de buitenzijde niet in de weg aan de mogelijkheid om te vluchten. Eiser heeft voorts aangevoerd dat bij het besluit van 11 november 2008 een dwangsom is opgelegd op grond van overtreding van Bouwverordening Schouwen-Duiveland 2007, terwijl op de datum van het bestreden besluit het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken in werking was getreden.
5. Verweerder heeft in de onderhavige zaak de wettelijke norm, die als grondslag voor het handhavingsbesluit dient, in bezwaar gewijzigd. Naar het oordeel van de rechtbank is dat in dit geval geoorloofd. Het aan het primaire besluit ten grondslag gelegde feitencomplex blijft hetzelfde en de verbetering van de grondslag leidt niet tot andere maatregelen die in het handhavingsbesluit van eiser worden verlangd. Een en ander is in overeenstemming met het karakter van de volledige heroverweging ingevolge artikel 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht. In dit verband wijst de rechtbank nog op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 21 juli 2004 (LJN: AQ3632).
6. Voorts is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden gezegd dat tussen de controle op 26 september 2008 en het besluit van 11 november 2008 sprake is van een te lange periode en dat niet duidelijk is dat op 11 november 2008 nog steeds sprake was van dezelfde overtreding. Een termijn van circa zes weken acht de rechtbank niet dusdanig lang dat sprake is van strijd met de zorgvuldigheid of rechtszekerheid. Zoals verweerder in het bestreden besluit terecht overweegt is eiser hierdoor ook niet in zijn belangen geschaad. Op basis van zijn bevindingen in september 2008 kon verweerder er van uitgaan dat de situatie op 11 november 2008 ongewijzigd zou zijn.
7. Op grond van het controlerapport van 26 september 2008 – de rechtbank ziet geen aanknopingspunt op grond waarvan verweerder zich hierop niet zou kunnen baseren – acht de rechtbank het voldoende aannemelijk dat papier in de loods aanwezig was.
De beroepsgrond dat door het in de loods aanwezige papier geen brandgevaar kan worden veroorzaakt omdat dit papier op een veilige afstand ligt van de plaats waar las- en slijpwerkzaamheden plaatsvinden, verwerpt de rechtbank, aangezien ook indien de werkzaamheden op een afstand van tenminste 10 meter van de oud papieropslag zouden zijn uitgevoerd de situatie nog steeds moet worden aangemerkt als brandgevaarlijk.
8. Voor wat betreft verweerders standpunt dat eiser de vluchtroute die door de vluchtdeur van de werkplaats leidt niet zodanig heeft vrij gemaakt en vrij gehouden dat het vluchten niet wordt belemmerd overweegt de rechtbank het volgende.
Anders dan eiser stelt is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een vluchtroute. In dit verband wijst de rechtbank op de in artikel 1.1., eerste lid, van het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken opgenomen definitie van het begrip “vluchtroute”. Gelet op de ter zitting getoonde en overgelegde foto is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een vluchtroute in de zin van dit besluit.
Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat op grond van de rapportage van de controle-ambtenaar op 26 september 2008, de in het dossier aanwezige foto’s en de door verweerder ter zitting overgelegde foto genoegzaam vast is komen te staan dat de vluchtroute van de werkplaats, vanuit de achterdeur van de werkplaats werd belemmerd door takken en dat hierdoor het gebruik van vluchtmogelijkheden bij brand wordt belemmerd. Eisers stelling dat takken en onkruid niet vallen onder de in artikel 2.9.1. genoemde elementen “voorwerpen of stoffen”, volgt de rechtbank niet. Wellicht vallen takken en onkruid niet onder de elementen “voorwerpen en stoffen”, in het artikel is echter eveneens opgenomen dat ook anderszins geen belemmeringen of hinder mogen worden veroorzaakt. Takken en onkruid vallen in ieder geval wel onder dit begrip.
9. Uit het vorenstaande volgt dat eiser in strijd met het bepaalde in artikel artikel 2.9.1. van het Besluit brandveilig gebuik bouwwerken heeft gehandeld. Verweerder was derhalve bevoegd om ter zake handhavend op te treden jegens eiser.
10. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen.
Van bijzondere omstandigheden is de rechtbank niet gebleken.
11. De rechtbank komt tot de conclusie dat verweerder in redelijkheid tot het besluit heeft kunnen komen. Het beroep van eiser is daarom ongegrond.
12. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
III. Uitspraak
De Rechtbank Middelburg
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Dijkman, in tegenwoordigheid van W.J. Steenbergen, griffier en op 14 januari 2010 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kan een belanghebbende hoger beroep instellen.
Het instellen van het hoger beroep geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage, binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak.
Afschrift verzonden op: 14 januari 2010