ECLI:NL:RBMID:2009:BL6766

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
30 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/715400-09 (P)
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Woltring
  • A. van Boven-Hartogh
  • J. van de Poll
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte wegens huiselijk geweld met gevangenisstraf en voorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Middelburg op 30 december 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van huiselijk geweld. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zijn echtgenote, [slachtoffer 1], gedurende een lange periode heeft mishandeld en bedreigd. De feiten vonden plaats in Zierikzee, gemeente Schouwen-Duiveland, en betroffen meerdere incidenten van geweld en bedreiging met de dood. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers, waaronder de echtgenote en de dochter van de verdachte, als bewijs gebruikt. De verdachte heeft tijdens de zittingen ontkend, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was om de beschuldigingen te ondersteunen.

De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die lijdt aan een ernstige recidiverende depressie. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar is. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een gevangenisstraf van vijf maanden had geëist, verhoogd naar zes maanden, met als doel de verdachte te rehabiliteren en te voorkomen dat hij opnieuw in de fout gaat. De voorwaardelijke straf is opgelegd met bijzondere voorwaarden, waaronder begeleiding door de reclassering en een straatverbod.

De rechtbank heeft de schadevergoeding aan de benadeelde partij, [slachtoffer 1], toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van € 1000,= aan immateriële schade. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om zich te houden aan de voorwaarden die zijn gesteld voor de voorwaardelijke straf, om zo de kans op recidive te verkleinen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector strafrecht
parketnummer: 12/715400-09 (P)
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 30 december 2009
in de strafzaak tegen de ter terechtzitting verschenen verdachte:
- [verdachte]
geboren op [1964]
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting in Lelystad
raadsman mr. Sol, advocaat te Terneuzen
Aangezien de verdachte de Nederlandse taal niet (voldoende) beheerst, vindt het onderzoek ter zitting plaats met bijstand van mevrouw Al Alkhalidi te Rotterdam, een in het tolkensregister ingeschreven tolk in de Irakese taal. Al hetgeen ter zitting is besproken of voorgelezen is door de tolk vertaald.
1 Onderzoek van de zaak
Overeenkomstig artikel 369 van het wetboek van strafvordering heeft de politierechter de zaak naar deze kamer verwezen. De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van de politierechter van 25 november 2009 en van de meervoudige kamer van 17 december 2009, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter terechtzitting van 17 december 2009 heeft de officier van justitie verzocht de behandeling van de zaak aan te houden om deze zaak te voegen bij andere tegen verdachte aanhangig te maken zaken. Hij acht het van belang dat alle zaken in gezamenlijkheid door de rechtbank zullen worden behandeld en beoordeeld. Subsidiair heeft hij verzocht de behandeling van de zaak aan te houden om over verdachte een psychiatrisch rapport op te laten maken. De raadsman heeft zich verzet tegen het verzoek van de officier van justitie de behandeling aan te houden omdat dit strijdig is met het belang van zijn cliënt bij een spoedige afdoening van de zaak.
De rechtbank wijst het verzoek van de officier van justitie tot aanhouding van de behandeling af. Zij overweegt hiertoe dat haar nog onvoldoende is gebleken in welk stadium de onderzoeken in de genoemde andere zaken zijn. Nu het onderzoek ter terechtzitting in de onderhavige zaak gesloten kan worden en zij gelet op de al in deze zaak uitgebrachte rapportages in deze zaak geen aanvullende rapportage nodig acht, is de rechtbank van oordeel dat verdachte niet onnodig langer op de afloop van deze zaak dient te wachten. Gelet hierop zal de rechtbank in deze zaak vonnis wijzen.
2 De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 09 september 2003 tot en met 08 september 2009 te Zierikzee, gemeente Schouwen-Duiveland, (telkens) opzettelijk mishandelend zijn echtgenoot (te weten [slachtoffer 1]),
(telkens) meermalen, althans eenmaal, in/tegen het gezicht en/of tegen het lichaam heeft geslagen en/of gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 09 september 2003 tot en met 08 september 2009 te Zierikzee, gemeente Schouwen-Duiveland, (telkens) [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd
:"ik steek je neer", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij in of omstreeks de maand juli 2009 te Zierikzee, gemeente Schouwen-Duiveland, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes naar/bij de keel van die [slachtoffer 2] gehouden;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
Parketnummer 706723-09
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 11 september 2009 tot en met 06 oktober 2009, in de gemeente Middelburg, althans in het Arrondissement Middelburg, (telkens) opzettelijk heeft gehandeld in strijd met
een door of namens de burgemeester (van de gemeente Schouwen-Duiveland) op 8 september 2009 opgelegd huisverbod voor de periode van 8 september 2009 tot 18 september 2009 en/of van 18 september 2009 tot 06 oktober 2009 (23.50)
(verlenging van het huisverbod), gegeven op grond van artikel 2 Wet Tijdelijk Huisverbod en/of verlengd op grond van artikel 9 Wet Tijdelijk Huisverbod, betreffende de woning gelegen aan de [adres], door (telkens) telefonisch contact op te nemen met [slachtoffer 1], althans met een of meer personen die in die woning wonen of daarin anders dan incidenteel
verblijven:
art 11 lid 1 Wet tijdelijk huisverbod
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen en baseert zich daarbij op de verklaringen van de echtgenote van verdachte, zijn dochter en zijn zoon en op de verklaring van de huisarts van het gezin. Ten aanzien van het derde en het vierde ten laste gelegde feit baseert hij zich voorts op de verklaring van verdachte zelf, die verdachte ter terechtzitting heeft afgelegd.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat verdachte van het onder 1 ten laste gelegde feit dient te worden vrijgesproken. Nu verdachte dit feit heeft ontkend en de verklaring van de huisarts - gelet op zijn beroepsgeheim - niet als bewijs of ondersteunend bewijs mag worden gebruikt ontbreekt naar zijn mening voldoende wettig en overtuigend bewijs voor dit feit. De raadsman heeft zich ter terechtzitting van 17 december 2009 ter zake van de onder 4 ten laste gelegde overtreding van het huisverbod gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de feiten 1 en 2
Op 8 september 2009 komt [slachtoffer 1] naar het politiebureau om te melden dat zij sedert 2000 meermalen door haar man, [verdachte] , met de dood is bedreigd en al die jaren ook door hem meermalen is mishandeld in hun woning te Zierikzee . Aangeefster heeft verklaard dat verdachte haar meermalen heeft gezegd haar neer te zullen steken. Ook heeft hij haar geslagen waar hij haar maar raken kon. Aangeefster was volledig overstuur . Dochter [slachtoffer 2] heeft vaak gezien dat haar vader haar moeder heeft geslagen en gestompt. Zolang zij het zich kan herinneren heeft haar vader haar moeder ook met de dood bedreigd. Zoon [zoon] vindt zijn vader agressief. Zijn vader doet vooral naar zijn moeder niet normaal. Hij heeft zijn vader tegen zijn moeder horen zeggen dat hij haar kop er af zou hakken. [Huisarts], sedert 1999 huisarts van de familie van [verdachte], heeft aangeefster [slachtoffer 1] vaker behandeld voor blauwe plekken en kneuzingen .
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van de huisarts wel als bewijsmiddel gebruikt kan worden voor de onder feit 1 ten laste gelegde mishandeling van [slachtoffer 1]. De rechtbank overweegt hierover dat het aan de huisarts is om te beslissen of hij zich op zijn beroepsgeheim beroept of niet. Hij dient daartoe een belangenafweging te maken tussen het beroepsgeheim en belangen, die in het gedrang komen bij het bewaren van het geheim. De rechtbank is van oordeel dat de arts in de onderhavige zaak een redelijke afweging heeft gemaakt en dat zijn getuigenverklaring als bewijs voor dit feit kan dienen. De bewijsmiddelen leveren naar het oordeel van de rechtbank voldoende wettig en ook overtuigend bewijs op dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan mishandelingen en bedreigingen van zijn echtgenote gedurende de ten laste gelegde periode.
Ten aanzien van feit 3:
De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting ;
- de getuigenverklaring van [slachtoffer 2] ;
- de getuigenverklaringen van [zoon] en [slachtoffer 1] .
Ten aanzien van feit 4
De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting ;
- de aangifte van [slachtoffer 1] ;
- de beschikking van de burgemeester d.d. 8 september 2009 houdende het opleggen van een huisverbod, vanaf 8 september 2009 tot 18 september 2009 ;
- de beschikking van de burgemeester d.d. september 2009 houdende verlenging van het huisverbod, vanaf 18 september 2009 tot 6 oktober 2009 .
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op tijdstippen in de periode van 09 september 2003 tot en met 08 september 2009 te Zierikzee, gemeente Schouwen-Duiveland, telkens opzettelijk mishandelend zijn echtgenote (te weten [slachtoffer 1]),
meermalen, in/tegen het gezicht en/of tegen het lichaam heeft geslagen en/of gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
op tijdstippen in de periode 09 september 2003 tot en met 08 september 2009 te Zierikzee, gemeente Schouwen-Duiveland,
(telkens) [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte
telkens opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd: "ik steek je neer",
3.
in de maand juli 2009 te Zierikzee, gemeente Schouwen-Duiveland, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf
tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes bij de keel van die [slachtoffer 2] gehouden;
4.
Parketnummer 706723-09
op tijdstippen in de periode van 11 september 2009 tot en met 06 oktober 2009, in het Arrondissement Middelburg, telkens opzettelijk heeft gehandeld in strijd met een door of namens de burgemeester van de gemeente Schouwen-Duiveland op 8
september 2009 opgelegd huisverbod voor de periode van 8 september 2009 tot 18 september 2009 en van 18 september 2009 tot 06 oktober 2009 (23.50) (verlenging van het huisverbod), gegeven op grond van artikel 2 Wet Tijdelijk
Huisverbod en verlengd op grond van artikel 9 Wet Tijdelijk Huisverbod, betreffende de woning gelegen aan de [adres],
door telkens telefonisch contact op te nemen met met personen die in die woning wonen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van de politierechter van 25 november 2009 gevorderd op grond van hetgeen hij bewezen acht aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van vijf maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, met als bijzondere voorwaarden:
- dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen die zullen worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt, ook als dat inhoudt dat verdachte zich moet laten behandelen in Emergis,
- dat verdachte zich gedurende het eerste jaar van de proeftijd houdt aan het straatverbod, in die zin dat hij zich niet mag bevinden in de omgeving van [adres],
- dat verdachte zich gedurende het eerste jaar van de proeftijd op geen enkele wijze contact mag hebben met zijn echtgenote en zijn dochter [slachtoffer 2], anders dan middels zijn advocaat of de reclassering,
met opdracht aan deze instelling om aan de verdachte hulp en steun te verlenen bij naleving van de bijzondere voorwaarden.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot een bedrag van € 1000,= aan immateriële schade zal worden toegewezen met toepassing van de schademaatregel.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting van de politierechter van 25 november 2009 verzocht een straf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest. Tegen het opleggen van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijke straf heeft de verdediging zich niet verzet.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich jarenlang schuldig gemaakt aan stelselmatig mishandelen en bedreigen van zijn echtgenote [slachtoffer 1]. Ook heeft hij zijn dochter bedreigd. In verband met het door verdachte gepleegde huiselijk geweld werd door de burgemeester aan verdachte een huisverbod opgelegd. Verdachte werd daarin verboden contact op te nemen met zijn vrouw, dochter en zoon. Vanuit het huis van bewaring heeft verdachte echter meerdere malen met zijn gezinsleden contact opgenomen.
Verdachte heeft door zijn handelwijze zijn slachtoffers in de huiselijke omgeving, waar zij zich juist veilig zouden moeten voelen, letsel toegebracht, pijn bezorgd en ook angst aangejaagd. De ervaring leert dat slachtoffers van huiselijk geweld daar nog geruime tijd klachten van kunnen ondervinden. Niet alleen de slachtoffers, maar ook de andere gezinsleden hebben angstige momenten moeten doorstaan door het door verdachte gepleegde geweld.
Aan het plegen van huiselijk geweld tilt de rechtbank zwaar.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank in ogenschouw genomen de over verdachte uitgebrachte rapporten. Uit het psychologisch rapport van 8 november 2009 blijkt dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van de geestesvermogens in de zin van een ernstige recidiverende depressie. Verdachte moet als licht verminderd toerekeningsvatbaar worden beschouwd. De kans op recidive is reëel aanwezig. Geadviseerd wordt een gedeeltelijk voorwaardelijke straf op te leggen, met als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering. Uit het reclasseringsrapport komt naar voren dat verdachte zelf inziet dat hij hulp nodig heeft bij het op de rails zetten van zijn leven.
De rechtbank neemt bovengenoemde conclusies uit de rapporten over en maakt die tot de hare.
De rechtbank acht het noodzakelijk een zwaardere straf op te leggen dan door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank overweegt hieromtrent in het bijzonder dat verdachte weliswaar een blanco strafblad heeft, maar dat hij zich gedurende een lange periode schuldig heeft gemaakt aan de mishandelingen en bedreigingen van zijn echtgenote en zelfs - zo is gebleken na de zitting van 25 november 2009 - vanuit detentie zijn echtgenote niet met rust heeft gelaten. Vanuit het huis van bewaring is [slachtoffer 1] meermalen door verdachte lastig gevallen met bedreigende en intimiderende telefoontjes.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden noodzakelijk is. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie. Wel ziet de rechtbank aanleiding een deel daarvan, te weten twee maanden, voorwaardelijk op te leggen. Deze voorwaardelijke straf maakt een verplichte begeleiding door de reclassering mogelijk en daarmee wordt voorts beoogd verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
7 De benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een immateriële schadevergoeding van € 1000,= voor de feiten 1 en 2.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering zal worden toegewezen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 57, 91, 285, 300 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 9 en 11 van de Wet tijdelijk huisverbod, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Ten aanzien van feit 1:
Mishandeling, begaan tegen zijn echtgenote, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 2:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 3:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
Ten aanzien van feit 4:
Handelen in strijd met een met toepassing van artikel 2, eerste lid en artikel 9, eerste lid van de Wet tijdelijk huisverbod gegeven huisverbod, meermalen gepleegd.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland, ook als die inhouden dat verdachte zich moet laten opnemen en/of behandelen in Emergis of een soortgelijke instelling, gedurende de termijn van twee jaar of zoveel korter als de leiding van de instelling in overleg met de reclassering wenselijk acht;
- dat verdachte zich gedurende het eerste jaar van de proeftijd houdt aan het straatverbod, in die zin dat hij zich niet mag bevinden binnen een straal van 5 kilometer van de [adres];
- dat verdachte gedurende het eerste jaar van de proeftijd op geen enkele wijze direct of indirect contact mag hebben met zijn echtgenote [slachtoffer 1] en zijn dochter [slachtoffer 2], anders dan middels zijn advocaat of de reclassering;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 1000,= immateriële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], € 1000,= te betalen, bij niet betaling te vervangen door 20 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijke gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. Woltring, voorzitter, mr. Van Boven-Hartogh en mr. Van de Poll, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Paulus, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 30 december 2009.
Mr. Van Boven-Hartogh en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.