ECLI:NL:RBMID:2009:BL4051

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
28 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
185654
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onredelijk bezwarende contractsbepaling en reflexwerking voor kleine zelfstandige

In deze zaak, die voor de kantonrechter van de Rechtbank Middelburg werd behandeld, ging het om een geschil tussen een besloten vennootschap, aangeduid als [eiseres], en een andere besloten vennootschap, aangeduid als [gedaagde]. De partijen hadden op 19 juni 2007 een overeenkomst gesloten waarbij [gedaagde] zich aansloot op de Info-Direct-Service van [eiseres]. De overeenkomst bevatte een bepaling die inhield dat de abonnementsperiode van een jaar automatisch werd verlengd voor twee jaar, tenzij deze uiterlijk twee maanden voor het einde van de periode werd opgezegd. [Eiseres] vorderde betaling van € 946,05, vermeerderd met wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten, omdat [gedaagde] volgens haar het abonnement niet tijdig had opgezegd.

[gedaagde] betwistte de vordering en stelde dat zij het abonnement wel degelijk tijdig had opgezegd, zowel mondeling als per fax op 16 augustus 2007. [gedaagde] voerde aan dat [eiseres] berucht was om zijn agressieve verkoopmethoden en dat kleine ondernemers vaak onder druk werden gezet om een abonnement af te sluiten. De kantonrechter oordeelde dat, hoewel [gedaagde] zich mogelijk onder druk gezet voelde, er geen sprake was van ongeoorloofde dwang. De kern van het geschil was of [gedaagde] het abonnement tijdig had opgezegd.

De kantonrechter overwoog dat [gedaagde] het risico droeg voor de ontvangst van de opzegging, omdat zij ervoor had gekozen om deze niet per aangetekend schrijven te verzenden. De rechter concludeerde dat [gedaagde] niet had bewezen dat de opzegging [eiseres] had bereikt. Bovendien vulde de kantonrechter de rechtsgronden aan en oordeelde dat de contractsbepaling over de automatische verlenging onredelijk bezwarend was in de zin van artikel 6.233 van het Burgerlijk Wetboek. De kantonrechter verleende reflexwerking aan de bepalingen die normaal gesproken consumenten beschermen, ook al was [gedaagde] geen consument, maar een kleine ondernemer.

Uiteindelijk vernietigde de kantonrechter de onredelijk bezwarende contractsbepaling, wat betekende dat de overeenkomst na de eerste abonnementsperiode van een jaar niet was verlengd. De vordering van [eiseres] werd afgewezen, en [eiseres] werd veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde]. Dit vonnis werd uitgesproken op 28 oktober 2009 door mr. N.J.C. van Spronssen, kantonrechter, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Uitspraak
zaak/rolnr.: 185654 / 09-953 blad 2
RECHTBANK MIDDELBURG
Sector kanton
[Zaaknummer] [Rolnummer]
Locatie Terneuzen
zaak/rolnr.: 185654 / 09-953
vonnis van de kantonrechter d.d. 28 oktober 2009
in de zaak van
de besloten vennootschap
[X],
gevestigd te [adres],
eisende partij,
verder te noemen: [eiseres],
gemachtigde: A.P.M. Meijer (Justice B.V.),
t e g e n :
de besloten vennootschap
[Y],
handelende onder de naam
[partij Y],
gevestigd te [adres],
gedaagde partij,
verder te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: mr. Z.A.J. Beukenhorst (ARAG).
het verloop van de procedure
De procedure is als volgt verlopen:
- dagvaarding van 21 april 2009,
- conclusies van antwoord, repliek en dupliek.
de beoordeling van de zaak
Partijen hebben op 19 juni 2007 een overeenkomst gesloten in het kader waarvan [eiseres] [gedaagde] heeft aangesloten op de Info-Direct-Service van [eiseres]. Op de door [gedaagde] ondertekende overeenkomst staat onder meer vermeld: “De abonnementsperiode bedraagt een jaar en zal telkens tenzij uiterlijk twee maanden voor beëindiging van de periode per aangetekend bericht is opgezegd voor twee jaar worden verlengd.”
[eiseres] vordert betaling van een bedrag van € 946,05 in hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke handelsrente, die berekend tot 4 april 2009, volgens [eiseres] € 75,98 bedraagt, en vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf 21 april 2009 tot de dag der voldoening. Tevens vordert [eiseres] buitengerechtelijke incassokosten van € 150,00, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure. [eiseres] stelt dat het abonnement niet is opgezegd en dat het daarom verlengd is voor de duur van een jaar. Het jaarlijks abonnementsgeld bedraagt € 946,05.
[gedaagde] heeft de vordering betwist. Volgens [gedaagde] heeft zij het abonnement wel tijdig opgezegd, namelijk mondeling ten tijde van het sluiten van de overeenkomst tegen de vertegenwoordiger van [eiseres] en bij faxbericht van 16 augustus 2007. Vervolgens heeft zij, na het ontvangen van de factuur voor de verlenging, een brief gestuurd op 16 juni 2008, waarin [gedaagde] wederom liet weten geen verlenging van het abonnement te wensen. [gedaagde] heeft voorts opgemerkt dat [eiseres] berucht is om zijn agressieve verkoopmethode, waarbij het herhaaldelijk is voorgekomen dat kleine ondernemers zich een proefabonnement laten aansmeren.
De kantonrechter overweegt als volgt. Partijen zijn het erover eens dat tussen hen een overeenkomst tot stand is gekomen. Het kan zo zijn dat [gedaagde] zich overgehaald of min of meer onder druk gezet voelde maar gesteld noch gebleken is dat er sprake was van ongeoorloofde dwang aan de zijde van [eiseres]. De vraag die partijen verdeeld houdt is of [gedaagde] het abonnement tijdig heeft opgezegd. Zij stelt een faxbericht te hebben verzonden op 16 augustus 2007, maar [eiseres] heeft betwist een faxbericht van [gedaagde] te hebben ontvangen. [gedaagde] heeft er voor gekozen het abonnement niet per aangetekend schrijven op te zeggen. Daardoor draagt zij het risico voor de ontvangst van de opzegging door [eiseres]. [gedaagde] is de partij die dient te bewijzen dat zij wel tijdig heeft opgezegd en dat die opzegging [eiseres] heeft bereikt. Om proces-economische redenen zal [gedaagde] niet in de gelegenheid worden gesteld haar stellingen te bewijzen gelet op het navolgende.
[gedaagde] heeft gesteld het niet eens te zijn met de inhoud van de overeenkomst en als kleine ondernemer de dupe geworden te zijn van de handelwijze van [eiseres]. In de stellingen van [gedaagde] leest de kantonrechter een beroep op de vernietigbaarheid van de contractsbepaling die betrekking heeft op verlenging van de overeenkomst en zonodig vult de kantonrechter de rechtsgronden aan. De kantonrechter is van oordeel dat de bepaling in het contract, die voorziet in een automatische verlenging voor de duur van 2 jaar, indien niet uiterlijk 2 maanden voor afloop van de eerste contractsperiode van een jaar wordt opgezegd, in een geval als het onderhavige onredelijk bezwarend is te achten in de zin van artikel 6.233 aanhef en onder a. van het Burgerlijk Wetboek. Hoewel [gedaagde] niet is aan te merken als een ‘consument’, nu zij de onderhavige overeenkomst is aangegaan in de uitoefening van haar bedrijf, bestaat er in dit verband voldoende grond om reflexwerking te verlenen aan het bepaalde in artikel 6.237 aanhef en onder k, van het Burgerlijk Wetboek. [gedaagde] is klaarblijkelijk aan te merken als een kleine zelfstandige, voor wie het, op dezelfde voet als bij een consument, onwenselijk is te achten, dat hij te lang gebonden wordt aan (duur)overeenkomsten. De omstandigheid dat [eiseres] in deze procedure het abonnementsgeld van één jaar vordert maakt het voorgaande niet anders. De kantonrechter vernietigt de hiervoor als onredelijk bezwarend aangemerkte contractsbepaling. Dat betekent dat de overeenkomst na de eerste abonnementsperiode van een jaar niet is verlengd. Hieruit volgt dat de vordering dient te worden afgewezen.
[eiseres] dient als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten te worden veroordeeld.
de beslissing
De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding, welke aan de zijde van [gedaagde] tot op heden worden begroot op € 200,00, wegens salaris van de gemachtigde van [gedaagde].
Dit vonnis is gewezen door mr. N.J.C. van Spronssen, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 oktober 2009 in tegenwoordigheid van de griffier.