ECLI:NL:RBMID:2009:BL0944

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
30 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
70237 / KG ZA 09-213
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.C. de Regt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot beëindiging executie van dwangsom in pachtgeschil

In deze zaak vordert eiser, [eiser], dat gedaagde, [gedaagde], wordt veroordeeld om de executie van een eerder vonnis van de pachtkamer te beëindigen. Dit vonnis, gedateerd 3 juni 2009, verplichtte eiser om een ophoging van een perceel grond ongedaan te maken, op straffe van een dwangsom van € 100 per dag, met een maximum van € 5.000. Eiser stelt dat hij met het uitvoeren van bepaalde werkzaamheden op het perceel, waar gedaagde mee heeft ingestemd, heeft voldaan aan de redelijke wensen van gedaagde en dat het alsnog uitvoeren van de dwangsom in strijd is met de redelijkheid en billijkheid. Eiser betoogt dat het afgraven van het perceel niet meer nodig is en dat er inmiddels een nieuw weiland is ontstaan, dat door gedaagde in gebruik is genomen. Gedaagde daarentegen stelt dat eiser niet volledig heeft voldaan aan het vonnis, omdat het perceel niet is afgegraven. Gedaagde houdt vast aan de nakoming van het vonnis en betwist dat er een akkoord is bereikt over de voorgestelde oplossing van eiser. De voorzieningenrechter overweegt dat gedaagde niet heeft aangegeven niet akkoord te zijn gegaan met de voorgestelde oplossing en dat de door eiser uitgevoerde werkzaamheden het perceel weer bruikbaar hebben gemaakt. De rechter concludeert dat gedaagde geen belang meer heeft bij de nakoming van de hoofdveroordeling en dat het opeisen van de dwangsom misbruik van recht oplevert. De vordering van eiser wordt toegewezen, en gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

Uitspraak
2
70237 / KG ZA 09-213
30 november 2009
vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
70237 / KG ZA 09-2132 december 2009
Sector civiel recht, voorzieningenrechter
zaaknummer / rolnummer: 70237 / KG ZA 09-213
Vonnis van 30 november 2009
in de zaak van
[eiser],
wonende te Sluis,
eiser,
advocaat mr. P.M.E. Bilterijst,
tegen
[gedaagde],
wonende te Sluis,
gedaagde,
advocaat mr. A.M. Rottier.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding
partijen hebben gepleit overeenkomstig hun pleitnota’s die zij in het geding hebben
gebracht.
Vonnis is bepaald op vandaag.
De feiten
[eiser] is bij vonnis van de pachtkamer bij deze rechtbank d.d. 3 juni 2009 veroordeeld om de ophoging van een gedeelte van het perceel kadastraal bekend gemeente Sluis, [adres] – verder het perceel – ongedaan te maken binnen vier weken na betekening van het vonnis, op straffe van een dwangsom van € 100,-- per dag waarop de veroordeling niet volledig is uitgevoerd nadat vier weken na betekening van het vonnis zijn verstreken, maar met een maximum van € 5.000,--.
Het vonnis is op 16 juni 2009 aan [eiser] betekend.
Bij e-mail bericht van 15 juni 2009 heeft de raadsman van [eiser], samengevat, voorgesteld dat [eiser], in plaats van de ophoging ongedaan te maken, het perceel voor 15 augustus 2009 schoonmaakt en inzaait met een grasmengsel zodat het daarna weer, tot het einde van de pacht, ter beschikking van [gedaagde] staat en [gedaagde] dan afziet van inning van de dwangsom en verdere procedures. [eiser] doet dit voorstel omdat volgens hem het perceel na afgraving te nat zal zijn om er fatsoenlijk gebruik van te maken en omdat het afgraven extra tijd kost en niet het afgraven maar het spoedige gebruik door [gedaagde] voorop staat.
Bij e-mail bericht van 24 juli 2009 heeft de juridisch adviseur van [gedaagde] meegedeeld dat [gedaagde] in principe over zal gaan tot het innen van de opgelegde dwangsom maar dat [eiser] terecht opmerkt dat het gepachte na het afgraven te nat zal zijn. Zij deelt voorts mee dat [gedaagde] gelet daarop bereid is af te zien van inning van de opgelegde dwangsom en aan het voorstel van [eiser] tegemoet wil komen, maar dat hij daaraan een vijftal in het e-mail bericht opgesomde voorwaarden verbindt.
Door [eiser] is het perceel schoongemaakt, zaai klaar gemaakt en ingezaaid met een weidegrasmengsel zodat weer een bruikbaar weiland is ontstaan. [gedaagde] heeft in het kader van deze werkzaamheden aan [eiser] bestrijdingsmiddel ter beschikking gesteld om het nieuwe weiland mee te behandelen en hij heeft zelf, met eigen middelen, kunstmest op het nieuwe weiland gestrooid. Op 10 oktober 2009 heeft [gedaagde] het stuk grond in gebruik genomen door er zijn runderen op te laten grazen.
[gedaagde] heeft [eiser] bij exploit van 20 oktober 2009 doen aanzeggen dat, indien [eiser] niet binnen de in het exploit gestelde termijn een bedrag van € 5.000,-- vermeerderd met de exploitkosten voldoet, tot executie van het vonnis van 3 juni 2009 zal worden overgegaan.
Het geschil
[eiser] vordert – samengevat – [gedaagde] te veroordelen om de in gang gezette executie van het vonnis van de pachtkamer van 3 juni 2009, en dan met name ten aanzien van de dwangsom van € 5.000,--, ten laste van [eiser] te beëindigen en beëindigd te houden. [eiser] stelt hiertoe het navolgende.
[eiser] stelt dat hij met het verrichten van de werkzaamheden op het perceel, met welke werkzaamheden [gedaagde] heeft ingestemd en die medio juli zijn afgerond, hij tegemoetgekomen is aan de redelijke wensen en belangen van [gedaagde] en ook aan de ratio van de veroordeling. [gedaagde] maakt dan ook ten onrechte aanspraak op verbeurde dwangsommen.
Het alsnog executeren van de dwangsom is volgens [eiser] in de onderhavige situatie in strijd met de redelijkheid en de billijkheid. Nakoming van de verplichting tot afgraven is niet nodig en wordt door beide partijen ook niet gewenst. Het is ook niet in het belang van beide partijen. Niet in het belang van [gedaagde] nu die nog maar een jaar pachter zal zijn, en niet in het belang van [eiser] als verpachter, omdat die door het ongedaan maken van de ophoging van het perceel na het beëindigen van de pacht een perceel grond terug krijgt dat veel te laag ligt en daardoor minder bruikbaar is.
Het alsnog afgraven is volgens [eiser] voorts onredelijk, onlogisch en onmogelijk geworden doordat er een nieuw weiland is ontstaan, waar beide partijen kosten voor hebben gemaakt, en dat door [gedaagde] ook daadwerkelijk in gebruik is genomen.
[gedaagde] heeft bij [eiser] de terechte verwachting gewekt dat hij in weerwil van het vonnis genoegen zou nemen met een andere oplossing. De dwangsommen mogen in zo’n geval niet meer worden gevorderd. De dwangsom wordt in het onderhavige geval niet gebruikt omdat hij alsnog afgraving wenst of daar belang bij heeft, maar om bij [eiser] concessies af te dwingen ten aanzien van suikerquotum en toeslagrechten.
Onder de gegeven omstandigheden is het executeren van de dwangsom onjuist, in strijd met de redelijkheid en billijkheid en levert misbruik van recht op.
Volgens [gedaagde] heeft [eiser] slechts ten dele voldaan aan het vonnis van 3 juni 2009 nu hij het perceel slechts heeft ingezaaid en niet heeft afgegraven.
[gedaagde] bestrijdt dat over het voorstel van [eiser], door zijn gemachtigde gedaan bij e-mailbericht van 15 juni 2009, een akkoord is bereikt. [eiser] is niet met alle daaraan door [gedaagde] verbonden voorwaarden akkoord gegaan. [gedaagde] houdt dan ook vast aan nakoming van het vonnis.
[gedaagde] bestrijdt dat de gevolgen van de wanprestatie door [eiser] door het inzaaien van het perceel zonder het af te graven zouden zijn opgeheven. Immers, niet alleen de grasmat was vernietigd maar er is ook een illegale situatie ontstaan die aan het ongestoord genot van het perceel in de weg staat.
Met betrekking tot het verwijt dat het vorderen van nakoming van het vonnis van de pachtkamer door [gedaagde] misbruik van recht zou opleveren, althans in strijd met de redelijkheid en billijkheid is, merkt [gedaagde] op dat met toewijzing van de vordering het belang van [gedaagde] bij nakoming van de vordering is gegeven. [gedaagde] stelt ook nog steeds belang bij nakoming van het vonnis te hebben omdat op die wijze de illegale toestand van het perceel wordt opgeheven en alleen dan weer sprake kan zijn van een ongestoord overeengekomen gebruik van de grond.
Er hebben zich nadat het vonnis door de pachtkamer is gewezen geen nieuwe omstandigheden voorgedaan die in het vonnis niet zijn meegewogen en waardoor executie als misbruik van recht aangemerkt zou moeten worden.
Het afgraven is ook niet onmogelijk.
[eiser] heeft zonder overleg vooraf met [gedaagde] gefreesd en ingezaaid. [gedaagde] maakt van het perceel slechts gebruik om inkomensschade te voorkomen.
De beoordeling
Van belang voor de beoordeling van het geschil is of aannemelijk is dat [gedaagde] heeft ingestemd met het voorstel zoals dat bij e-mailbericht van 15 juli 2009 door de gemachtigde van [eiser] aan (de gemachtigde van ) [gedaagde] is voorgelegd. De voorzieningenrechter overweegt hieromtrent het navolgende.
[gedaagde] heeft, toen [eiser] medio juli 2009 begonnen is met het zaai klaar maken van het opgehoogde perceel, niet aan [eiser] te kennen gegeven niet met diens voorstel akkoord te zijn gegaan en uitvoering van het vonnis van de pachtkamer en dus afgraving te wensen. In tegendeel, onbestreden is dat [gedaagde] [eiser] bestrijdingsmiddel ter beschikking heeft gesteld om het nieuwe weiland mee te behandelen en met eigen middelen kunstmest op het nieuwe weiland heeft gestrooid en dat zijn runderen daar inmiddels ook op lopen.
Gelet hierop moet er dan ook voorshands van uit worden gegaan dat [gedaagde] akkoord is gegaan met de door [eiser] voorgestelde oplossing, althans de gerechtvaardigde verwachting heeft gewekt dat hij, ondanks de uitspraak van de pachtkamer, genoegen nam met de door [eiser] voorgestelde oplossing. Dit geldt eens temeer nu [gedaagde] in zijn e-mailbericht van 15 juli 2009 ook te kennen heeft gegeven met [eiser] van mening te zijn dat het perceel na afgraven te nat zal zijn en ook niet tegen de ophoging van het perceel als zodanig te zijn.
De thans door [eiser] uitgevoerde werkzaamheden hebben per saldo tot hetzelfde resultaat geleid, en wellicht zelfs op kortere termijn, als wanneer [eiser] voldaan zou hebben aan het vonnis van de pachtkamer van 3 juni 2009; het perceel kan door [gedaagde] weer worden gebruikt in het kader van zijn bedrijfsuitoefening. Gelet op het vorenstaande moet er vooralsnog van uit worden gegaan, dat [gedaagde] thans niet langer belang heeft bij het nakomen van de hoofdveroordeling door [eiser]. Het met het opleggen van de dwangsom beoogde doel, het verschaffen door de rechter van een extra prikkel tot nakoming van de hoofdveroordeling, is daarmee komen te vervallen. Het thans opeisen van de dwangsom levert in een geval als het onderhavige dan ook misbruik van recht op.
De voorzieningenrechter neemt daarbij in aanmerking dat door [gedaagde] ook geen feiten en/of omstandigheden zijn gesteld op grond waarvan aangenomen moet worden dat de omstandigheid dat sprake zou zijn van een illegale situatie aan het ongestoord gebruik van het perceel door [gedaagde] tot het eind van de pachttermijn begin november 2010 in de weg staat.
De voorzieningenrechter zal, gelet op het vorenstaande, de vordering van [eiser] toewijzen als na te melden. De voorzieningenrechter ziet in het onderhavige geval geen aanleiding voor het opleggen van een dwangsom.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 85,98
- vast recht € 262,00
- salaris procureur € 1.054,00
Totaal € 1.401,98.
De beslissing
De voorzieningenrechter
veroordeelt [gedaagde] om de reeds in gang gezette executie van het vonnis van de pachtkamer d.d. 3 juni 2009 en dan met name ten aanzien van de dwangsom van € 5.000,-- ten laste van [eiser] te beëindigen;
beveelt [gedaagde] de executie van het vonnis van de pachtkamer d.d. 3 juni 2009 beëindigd te houden en zich te onthouden van verdere executiemaatregelen op basis van dit vonnis;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 1.401,98;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. de Regt en in het openbaar uitgesproken op 30 november 2009.