ECLI:NL:RBMID:2009:BL0156

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
22 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
69908 / KG ZA 09-192
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over toegang tot percelen en gebruik van toegangsweg in kort geding

In deze zaak, die op 22 oktober 2009 door de Rechtbank Middelburg is behandeld, vorderde De Boomgaard een voorlopige voorziening in kort geding tegen De Fruitboomgaard. De Boomgaard, eigenaresse van percelen nabij de J.J. Boeyesweg in de gemeente Westerschouwen, was van mening dat zij recht had op toegang tot haar percelen via een toegangsweg die door De Fruitboomgaard was afgesloten. De voorzieningenrechter oordeelde dat het geschil zich leende voor behandeling in kort geding, ondanks de onenigheid tussen partijen over de feiten en de rechtsverhouding. De voorzieningenrechter stelde vast dat De Boomgaard een persoonlijk recht tot gebruik van de weg had op basis van een overeenkomst tussen De Fruitboomgaard en de Hervormde Gemeente, die ook ten gunste van De Boomgaard was. De voorzieningenrechter oordeelde dat De Fruitboomgaard verplicht was de weg ter beschikking te stellen aan De Boomgaard en dat de afsluiting onterecht was. De vorderingen van De Boomgaard werden toegewezen, waarbij De Fruitboomgaard werd bevolen de afsluiting binnen vier uur na betekening van het vonnis te verwijderen en De Boomgaard werd gemachtigd om zelf tot verwijdering over te gaan indien De Fruitboomgaard nalatig bleef. Tevens werd De Fruitboomgaard veroordeeld in de proceskosten van De Boomgaard, die op € 1.401,98 werden begroot. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Uitspraak
2
69908 / KG ZA 09-192
22 oktober 2009
vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
69908 / KG ZA 09-19228 oktober 2009
Sector civiel recht, voorzieningenrechter
zaaknummer / rolnummer: 69908 / KG ZA 09-192
Vonnis van 22 oktober 2009
in de zaak van
1. [eiser sub1],
wonende te Willemstad, gemeente Moerdijk,
2. [eiser sub2],
wonende te Rotterdam,
3. [eiser sub3],
wonende te Wolphaartsdijk, gemeente Goes,
4. [eiseres sub1],
wonende te Wolphaartsdijk, gemeente Goes,
5. [eiser sub4],
wonende te Kloetinge, gemeente Goes,
6. [eiseres sub2],
wonende te Kloetinge, gemeente Goes,
7. [eiser sub5],
wonende te Barendrecht,
8. [eiseres sub3],
wonende te Goes,
9. [eiseres sub4],
wonende te Rotterdam,
10. [eiseres sub4],
wonende te Delft,
11. [eiser sub6],
wonende te Steenderen,
12. [eiser sub7],
wonende te Veghel,
13. [eiser sub8],
wonende te Bergen op Zoom,
14. [eiser sub9],
wonende te Amersfoort,
15. [eiseres sub6],
wonende te Amersfoort,
eisers,
advocaat mr. M.W. Dieleman,
tegen
1. de vereniging
[gedaagde sub1],
gevestigd te Haamstede, kantoorhoudende te Amsterdam,
2. [gedaagde sub2],
wonende te Amsterdam,
3. [gedaagde sub3],
wonende te Amsterdam,
4. [gedaagde sub4],
wonende te Amsterdam,
5. [gedaagde sub5],
wonende te Amsterdam,
gedaagden,
advocaat mr. P.H. Pijpelink.
Eisers gezamenlijk zullen hierna in enkelvoud De Boomgaard genoemd worden en gedaagde sub 1 De Fruitboomgaard.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding met producties
conclusie van antwoord met producties
partijen hebben gepleit, gedaagden overeenkomstig hun pleitnota die zij in het geding
hebben gebracht.
De feiten
De Boomgaard is eigenaresse van percelen gelegen nabij de [adres], kadastraal bekend gemeente Westerschouwen, [nummer]. Deze percelen maakten onderdeel uit van een perceel voorheen kadastraal bekend gemeente Westerschouwen [nummer2].
De Fruitboomgaard is eigenaresse van het perceel grond gelegen aan de J.J. Boeyesweg, kadastraal bekend gemeente Westerschouwen, [nummer3] – verder aan te duiden als [nummer3] –, voorheen kadastraal bekend gemeente Westerschouwen [nummer4].
[gedaagde sub2] en [gedaagde sub3] zijn eigenaren van het perceel grond kadastraal bekend gemeente Westerschouwen, [nummer5]. [gedaagde sub4] en [gedaagde sub5] zijn eigenaren van het perceel grond kadastraal bekend gemeente Westerschouwen, [nummer6]. [gedaagden sub2 en sub5] zijn bestuurders van de Fruitboomgaard.
Op [nummer3] is een toegangsweg aangelegd voor de percelen Westerschouwen [nummer7]. Deze toegangsweg doet ook dienst als toegangsweg naar de percelen van [eiser].
De aan De Boomgaard toebehorende percelen maakten onderdeel uit van een perceel grond dat in 1978 door de Hervormde Gemeente te Haamstede – verder de Hervormde Gemeente – werd verkocht aan [betrokkene sub1]. In de akte van levering is, voor zover van belang, opgenomen:
“De verkoopster is verplicht aan de koper of diens rechtverkrijgenden middels een erfdienstbaarheid een goede uitbaning te verschaffen naar de J.J.Boeyesweg, voor mens, dier, fiets, bromfiets, caravan, motor en auto, in de ruimste zin des woords, zulks om niet voorgeval de eigenaar van het belendende perceel kadastraal bekend gemeente Westerschouwen [nummer4] de uitbaning op de thans gebruikelijke wijze in het vervolg weigert.”.
[betrokkene sub1] heeft het door hem van de Hervormde Gemeente aangekochte perceel in 1990 opgedeeld in percelen en deze verkocht aan (de rechtsvoorgangers van) De Boomgaard.
In december 1992/januari 1993 hebben de Hervormde Gemeente en De Fruitboomgaard gesproken over het gebruik van de op [nummer3] aangelegde weg. De Fruitboomgaard heeft hetgeen besproken is bij brief van 8 januari 1993 aan de Hervormde Gemeente bevestigd. Bij brief van 12 januari 1993 heeft de Hervormde Gemeente hierop gereageerd.
De toegangsweg over [nummer3] die, zo blijkt uit de uit hoofde van verkoop aan [betrokkene sub1] opgemaakte akte, ook al in 1978 als uitweg dienst deed, is sinds verkoop van de percelen door [betrokkene sub1] in gebruik bij de Hervormde Gemeente en (de rechtsvoorgangers van) De Boomgaard.
Bij brief van 24 juli 2009 heeft De Fruitboomgaard aan De Boomgaard het gebruik van de weg opgezegd per 1 oktober 2009. De Fruitboomgaard heeft op 1 oktober 2009 de weg feitelijk afgesloten zodat de percelen van De Boomgaard niet langer toegankelijk zijn.
De aan de Boeyesweg gelegen percelen kadastraal bekend gemeente Westerschouwen [nummer8] behoren in eigendom toe aan [betrokkene sub2] en [betrokkene sub3]. Zij hebben deze percelen gekocht en eind augustus 2009 in eigendom overgedragen gekregen. Deze percelen maakten onderdeel uit van het perceel dat voorheen kadastraal bekend was als gemeente Westerschouwen [nummer2] en waren eigendom van de Hervormde Gemeente.
Het geschil
De Boomgaard vordert – zakelijk weergegeven – gedaagden te bevelen de aangebrachte afsluiting tussen de percelen [nummer3] en [nummer8] binnen 4 uur na het wijzen van dit vonnis te verwijderen, met machtiging van De Boomgaard om, indien gedaagden in gebreke blijven om aan dit bevel te voldoen, zelf tot verwijdering over te gaan. De Boomgaard vordert voorts gedaagden, op straffe van een dwangsom, te bevelen om De Boomgaard vrije doorgang te verlenen over de op [nummer3] aangelegde weg totdat in een tussen partijen aanhangig te maken bodemprocedure door de rechtbank op het geschil zal zijn beslist met veroordeling van gedaagden in de proceskosten.
De Boomgaard stelt daartoe het navolgende.
In januari 1993 hebben de Hervormde Gemeente en De Fruitboomgaard afspraken gemaakt over het gebruik van de weg op [nummer3]. In de brief van 8 januari 1993 van De Fruitboomgaard aan de Hervormde Gemeente is voorgesteld de percelen van De Boomgaard bereikbaar te doen zijn via de weg op [nummer3] waartegenover de Hervormde Gemeente zorg zal dragen voor verharding en beplanting van de weg. Bij brief van 12 januari 1993 heeft de Hervormde Gemeente dit voorstel geaccepteerd. Door partijen is vervolgens ook uitvoering gegeven aan de overeenkomst die volgens De Boomgaard een verlegging van een deel van de reeds bestaande, als buurweg aan te merken, weg inhielden. De notariële vastlegging van de afspraken is achterwege gebleven.
De Boomgaard stelt een spoedeisend belang bij haar vorderingen te hebben nu haar percelen door het afsluiten van de weg niet langer toegankelijk zijn. Het door gedaagden voorgestelde alternatief om een uitweg aan te leggen over het perceel kadastraal bekend Westerschouwen [nummer8] is, nu de eigenaar niet zondermeer bereid is daaraan mee te werken en gelet op de daaraan verbonden werkzaamheden, een ingrijpende aangelegenheid. De Boomgaard is door de afsluiting van de weg door De Fruitboomgaard dan ook in grote problemen gebracht.
Volgens De Boomgaard wordt het belang van gedaagden bij toewijzing van de gevorderde voorlopige voorziening niet geschaad omdat zij ook zelf van de weg gebruik maken. Daarnaast krijgen zij, nu De Boomgaard het geschil in een bodemprocedure aan de rechtbank voor zal leggen, een rechterlijke beslissing op het geschil waarmee de over en weer bestaande rechten en verplichting vast komen te staan.
Gedaagden hebben, gemotiveerd, verweer gevoerd.
Door gedaagden is aangevoerd dat De Boomgaard zelf het initiatief tot afsluiting heeft genomen. Het geschil is volgens gedaagden voorts niet geschikt voor beslechting in kort geding omdat tussen partijen geen overeenstemming over de feiten en de onderliggende rechtsverhouding bestaat. Voorts is volgens gedaagden de vordering tot nakoming van de pretense overeenkomst verjaard, heeft De Boomgaard geen (spoedeisend) belang en kan in het kader van een kort geding geen constitutieve uitspraak worden gegeven die De Boomgaard kennelijk met haar vordering op het oog heeft. Gedaagden zijn van mening dat hun belang bij afsluiting van de weg over [nummer3] zwaarder dient te wegen dan het belang van De Boomgaard bij het gebruik daarvan. De vordering van De Boomgaard is ook te ongespecificeerd om te kunnen worden toegewezen.
Indien en voor zover de voorzieningenrechter tot toewijzing van de vorderingen zou overgaan verzoeken gedaagden de te treffen voorzieningen aan te passen op de wijze zoals in de conclusie van antwoord is verzocht. Gedaagden verzoeken voorts De Boomgaard in de proceskosten te veroordelen.
Het beroep op nietigheid van de dagvaarding is door gedaagden ingetrokken.
De overwegingen
Met het thans niet toegankelijk zijn van de woningen van De Boomgaard is het spoedeisend belang bij de vordering gegeven.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het geschil zich leent voor behandeling in kort geding. De omstandigheid dat tussen partijen omtrent de feiten en de onderliggende rechtsverhouding geen overeenstemming bestaat staat daaraan niet in de weg. In het kader van een procedure in kort geding is het aan de voorzieningenrechter om aan de hand van de door partijen over en weer gestelde feiten en omstandigheden tot een voorlopig oordeel te komen. De Boomgaard vordert voorts een voorlopige voorziening voor de periode totdat de rechtbank in de bodemprocedure over het tussen partijen bestaande goederenrechtelijke geschil zal hebben beslist. Zij vordert niet de goederenrechtelijke rechtstoestand vast te stellen.
De Fruitboomgaard is eigenaresse van [nummer3] en de zich daarop bevindende weg zodat De Fruitboomgaard in het kader van dit kort geding heeft te gelden als de wederpartij van De Boomgaard. De Fruitboomgaard is als eigenaresse van het perceel degene op wie, indien en voor zover de voorzieningenrechter tot het voorlopig oordeel komt dat de weg onterecht is afgesloten, de plicht rust tot openstelling van haar eigendom voor De Boomgaard. De omstandigheid dat één van de leden van De Fruitboomgaard niet in rechte is betrokken en een eventueel veroordelend vonnis niet geacht kan worden ook tegen dit lid te gelden brengt dan ook niet met zich mee dat de De Boomgaard bij haar vordering geen belang heeft.
Eind 1992, begin 1993 is het gebruik van de weg onderwerp van discussie geweest tussen de Hervormde Gemeente en De Fruitboomgaard.
De voorzieningenrechter komt tot het voorlopig oordeel dat, gelet op de inhoud van de brief van 8 januari 1993 van De Fruitboomgaard aan de Hervormde Gemeente en het antwoord van de Hervormde Gemeente daarop van 12 januari 1993, en nu aan hetgeen in deze brieven is verwoord sindsdien ook feitelijk uitvoering is gegeven, tussen De Fruitboomgaard en de Hervormde Gemeente een overeenkomst met betrekking tot het gebruik van de weg tot stand is gekomen en dat van deze overeenkomst een derdenbeding met betrekking tot het gebruik van de weg ten gunste van De Boomgaard, deel uitmaakt. Immers, zowel uit de brief van 8 januari 1993 van De Fruitboomgaard als uit de brief van de Hervormde Gemeente volgt dat gesproken is over het gebruik van de weg door De Boomgaard en haar bijdrage in de kosten van onderhoud van de weg. De Fruitboomgaard schrijft in haar brief van 8 januari 1993 aan de Hervormde Gemeente dat de Hervormde Gemeente zelf een regeling met De Boomgaard dient te treffen wat betreft de bijdrage van De Boomgaard in de aan het onderhoud van de weg verbonden kosten.
Gelet op het vorenstaande moet het er voor worden gehouden dat De Boomgaard op grond van voornoemde overeenkomst in elk geval een persoonlijk recht tot gebruik van de weg heeft en De Fruitboomgaard verplicht is de weg voortdurend ter beschikking van De Boomgaard te stellen zodat de vordering op die grond toewijsbaar is.
De voorzieningenrechter passeert het beroep door gedaagden op verjaring van de aan De Boomgaard toekomende vordering tot nakoming. De verbintenis tot nakoming van de voortdurende plicht tot het ter beschikking stellen van de weg rust immers van dag tot dag op De Fruitboomgaard en van niet-nakoming, houdende toerekenbare tekortkoming, is eerst sedert 1 oktober 2009 sprake. De vordering is mitsdien niet verjaard.
Indien en voor zover De Boomgaard haar vordering tevens grondt op het onder het oude recht ontstaan zijn van een buurweg behoeft dit geen nadere bespreking.
Door gedaagden is onvoldoende gesteld om aan te nemen dat sprake is van een gebruik van de weg door De Boomgaard op een zodanige wijze dat zij daarmee onrechtmatig jegens De Fruitboomgaard handelen en gelet daarop van De Fruitboomgaard niet langer gevergd kan worden het gebruik van de weg toe te staan. Dit verweer – houdende in zeer algemene termen gestelde overlast – dat door De Boomgaard overigens wordt bestreden, zal daarom worden gepasseerd.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat voorshands niet aannemelijk is geworden dat de nu ontstane situatie op initiatief van De Boomgaard in het leven is geroepen. Het nadeel dat De Boomgaard van de afsluiting ondervindt is evident. De Boomgaard bestrijdt dat – zoals De Fruitboomgaard stelt - een en ander op haar initiatief is gebeurd en dat zij aldus een toestand in het leven heeft willen roepen die haar in een positie zou brengen een uitweg over het perceel van [betrokkene sub2] en [betrokkene sub3] in rechte af te dwingen. De stelling van De Fruitboomgaard wordt met geen nadere concretisering of onderliggende bescheiden gesteund en is ook strijdig met het niet nader door De Fruitboomgaard verklaarde feit dat de vordering in kort geding zich richt tegen De Fruitboomgaard en niet tegen [betrokkene sub2] en [betrokkene sub3]. De voorzieningenrechter zal dit verweer dan ook passeren.
De Fruitboomgaard beroept zich bij wijze van verweer voorts op een bepaling uit de akte van levering uit 1978 waarbij de Hervormde Gemeente zich jegens haar koper en diens rechtverkrijgende (De Boomgaard) verplicht – kort gezegd – een goede uitbaning te zullen verschaffen naar de J.J. Boeyesweg zodat De Boomgaard ook een andere mogelijkheid tot uitwegen heeft. De Fruitboomgaard komt geen beroep toe op deze bepaling uit een akte van levering waarbij zij geen partij is. Nog afgezien daarvan kan de Hervormde Gemeente aan deze verplichting thans niet langer voldoen omdat zij de percelen gelegen tussen de percelen van De Boomgaard en de J.J. Boeyesweg heeft verkocht en deze percelen thans in eigendom toebehoren aan [betrokkene sub2] en [betrokkene sub3].
De voorzieningenrechter overweegt ten aanzien van het gevorderde nog het navolgende.
Onbestreden is dat de door de Fruitboomgaard aangebrachte afsluiting slechts uit een enkele draad bestaat die eenvoudig te verwijderen is. De voorzieningenrechter ziet dan ook geen aanleiding om de termijn waarop de Fruitboomgaard aan de veroordeling tot het verwijderen van de afsluiting dient te voldoen, te verlengen tot 7 dagen na betekening van dit vonnis, zoals door de Fruitboomgaard is voorgesteld. Nog afgezien daarvan heeft De Boomgaard een prangend spoedeisend belang bij het (weer) toegankelijk worden van de percelen. Gelet daarop zal De Boomgaard ook gemachtigd worden om tot verwijdering van de afsluiting over te gaan indien De Fruitboomgaard nalatig blijft om aan het bevel te voldoen.
Hetgeen door de Fruitboomgaard is aangevoerd ter onderbouwing van haar stelling dat het onder punt 2 van het petitum gevorderde tot executieproblemen leidt berust op de onjuiste veronderstelling dat het dictum restrictief uitgelegd zou dienen te worden. Immers, gelet op de aard van het aan De Boomgaard toekomende recht moet worden aangenomen dat het aan De Boomgaard toekomende recht ook geldt ten aanzien van familieleden, huurders en overige in enige relatie met de gerechtigden staande gebruikers.
De voorzieningenrechter zal, gelet op het vorenstaande, de vorderingen van De Boomgaard toewijzen als na te melden.
Gelet op hetgeen onder punt 4.3. is overwogen en nu de leden van De Fruitboomgaard ook niet geacht kunnen worden contractueel gebonden te zijn zal de voorzieningenrechter de vorderingen slechts toewijzen voor zover die jegens De Fruitboomgaard zijn ingesteld.
De Fruitboomgaard zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van De Boomgaard worden begroot op:
- dagvaarding EUR 85,98
- vast recht EUR 262,00
- salaris procureur EUR 1.054,00
Proceskosten totaal EUR 1.401,98.
De beslissing
De voorzieningenrechter
beveelt gedaagde sub 1 om de door haar aangebrachte afsluiting tussen de percelen kadastraal bekend gemeente Westerschouwen [nummer3] en [nummer7] binnen vier uur na betekening van dit vonnis te verwijderen;
machtigt eisers om, indien gedaagde sub 1 nalatig blijft om aan dit bevel te voldoen, zelf tot verwijdering over te gaan;
beveelt gedaagde sub 1 om aan eisers de vrije doorgang te verlenen over de weg die is gelegen op het perceel van gedaagde sub 1, kadastraal bekend gemeente Westerschouwen, [nummer3], op straffe van een dwangsom van € 250,-- per dag, een gedeelte van een dag daaronder begrepen dat gedaagde sub 1aan dit bevel niet voldoet maar met een maximum van € 5.000,--;
veroordeelt gedaagde sub 1 in de proceskosten, aan de zijde van eisers gevallen, tot op heden begroot op EUR 1.401,98;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.J.G.M. van der Weide en in het openbaar uitgesproken door mr. M.C. de Regt op 22 oktober 2009.?