ECLI:NL:RBMID:2009:BL0030

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
30 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
173457
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.J.M. Klarenbeek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid huurder voor schade door politie-inval

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Middelburg, stond de vraag centraal wie aansprakelijk is voor de schade die is ontstaan door een politie-inval in een huurwoning. De eiser, Stichting Clavis, vorderde schadevergoeding van de huurder, aangeduid als [partij X], op basis van artikel 7:218 van het Burgerlijk Wetboek. Clavis stelde dat de schade, die het gevolg was van het forceren van de voordeur door de politie, voor rekening van [partij X] moest komen omdat hij zich niet als een goed huurder had gedragen. [partij X] betwistte echter de aansprakelijkheid en stelde dat de politie-inval onterecht en disproportioneel was.

De kantonrechter oordeelde dat er op het moment van de inval een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit bestond, wat de rechtmatigheid van het politieoptreden bevestigde. Echter, de rechter oordeelde ook dat de schade aan de voordeur als schade aan de buitenzijde van de onroerende zaak moet worden beschouwd, waarvoor de huurder niet aansprakelijk is, tenzij de verhuurder kan aantonen dat de schade is ontstaan door een toerekenbaar tekortschieten van de huurder in zijn verplichtingen.

Clavis kon niet voldoende bewijs leveren dat [partij X] toerekenbaar tekort was geschoten in zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst. De kantonrechter wees de vordering van Clavis af en compenseerde de proceskosten, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten droeg. De uitspraak werd gedaan op 30 september 2009 door mr. M.J.M. Klarenbeek, kantonrechter.

Uitspraak

Uitspraak
rolnrs.: 08-2423/09-254 blad 2
RECHTBANK MIDDELBURG
Sector kanton
[Zaaknummer] [Rolnummer]
Locatie Terneuzen
vonnis van de kantonrechter d.d. 30 september 2009
in de hoofdzaak van
zaak/rolnr.: 173457/08-2423
de stichting
Stichting Clavis,
gevestigd te Terneuzen,
eisende partij in de hoofdzaak,
verder te noemen: Clavis,
gemachtigde: mr. E. Baecke,
t e g e n :
[X],
wonende te [adres],
gedaagde partij in de hoofdzaak,
verder te noemen: [partij X],
gemachtigde: mr. J.G. Hage,
en in de vrijwaring
zaak/rolnr.: 179630/09-254
[X],
wonende te [adres],
eisende partij in de vrijwaring,
verder te noemen: [partij X],
gemachtigde: mr. J.G. Hage,
t e g e n :
Politie Zeeland,
kantoorhoudende te Terneuzen,
gedaagde partij in de vrijwaring,
verder te noemen: Politie Zeeland,
gemachtigde: mr. M.A. Gregoor.
Het verloop van de procedure
De procedure is als volgt verlopen:
- dagvaarding van 8 september 2008,
- vonnis in het incident d.d. 26 november 2008,
- conclusies van antwoord, repliek en dupliek in de hoofdzaak,
- dagvaarding van 29 januari 2009 in de vrijwaring,
- conclusies van antwoord, repliek en dupliek in de hoofdzaak.
De beoordeling van de zaak
in de hoofdzaak en in de vrijwaring:
1. Uit de stukken blijkt van het volgende:
1.1. [partij X] is bij vonnis d.d. 15 november 2006 van de meervoudige kamer van deze rechtbank ter zake van belaging en vernieling veroordeeld tot een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf met de voorwaarden dat [partij X] zich zou gedragen naar aanwijzingen van de reclassering, dat [partij X] zijn opname in [de inrichting] zou voortzetten zolang de reclassering dit gewenst acht en dat [partij X] op geen enkele wijze contact mag hebben met het slachtoffer [Y], zijn voormalige vriendin.
1.2. [Y] heeft [in] januari 2007 aangifte gedaan van bedreiging met zware mishandeling en de dood door [partij X] in december 2006.
1.3. Blijkens een door haar op ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal heeft [partij X] tegen de hoofdagent van politie [Z] [in] februari 2007 bedreigingen geuit in de richting van [Y]. De bedreiging bestond uit de woorden: “Ik kom hier uit en ik maak haar kapot”. [partij X] verbleef op dat moment in [de inrichting].
1.4. [partij X] heeft zonder toestemming [de inrichting] [in] maart 2007 verlaten.
1.5. De reclassering heeft [in] maart 2007 melding gedaan aan de politie en verzocht [partij X] aan te houden.
1.6. De officier van justitie heeft machtiging verleend tot aanhouding van [partij X] en de hulp officier van justitie heeft [in] maart 2007 aan de opsporingsambtenaren [B] en [D] machtiging verleend om voor de aanhouding van [partij X] de woning gelegen te [adres] binnen te treden zonder toestemming van de bewoner en heeft voorts bepaald dat bij dringende noodzakelijkheid in de genoemde woning tussen middernacht en 06.00 uur kan worden binnengetreden en dat degene die bevoegd is zonder toestemming van de bewoner binnen te treden zich door anderen kan doen vergezellen voor zover het doel van het binnentreden dit vereist.
1.7. [In] maart 2007 huurde [partij X] de woning [adres] van Clavis.
1.8. [In] maart 2007 om 2.45 uur is [partij X] in zijn woning aangehouden door Politie Zeeland. Als grond voor de aanhouding vermeldt het ter zake opgemaakte proces-verbaal:
“Artikel 285 LID 1 wetboek van Strafrecht. De aanhouding is verricht door de verbalisanten [A], [B], [C] en [D] en op bevel van de officier van justitie.
1.9. Uit een door verbalisant [B] opgemaakt proces-verbaal blijkt dat is binnengetreden zonder toestemming van [partij X] en dat de voordeur is geforceerd bij het binnentreden. Daarbij is de deur beschadigd.
1.10. [partij X] is bij vonnis van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 26 september 2007 veroordeeld voor bedreiging met zware mishandeling van [Y] in december 2006 en poging tot bedreiging met enig misdrijf tegen het leven van [Y] gericht [in] februari 2007 tot gevangenisstraf en TBS. In hoger beroep heeft het Gerechtshof geen TBS opgelegd.
2. Clavis stelt dat de schade als gevolg van het forceren aan de voordeur en aan het zich daarnaast bevindende kozijn € 3.457,48 bedraagt en zij vordert [partij X] te veroordelen tot betaling van dat bedrag, te vermeerderen met € 281,62 rente en € 535,50 buitengerechtelijke incassokosten. Het totaal ad € 4.274,40 dient nog te worden vermeerderd met verdere rente en proceskosten. Clavis baseert haar vordering op art. 7:218 BW. Volgens Clavis heeft [partij X] de inval aan zich zelf te wijten en heeft hij zich niet als een goed huurder gedragen.
3. [partij X] betwist dat art. 7:218 BW met zich brengt dat hij aansprakelijk is voor de schade als gevolg van het politieoptreden. Dat optreden was onnodig en bovendien is de door de politie toegebrachte schade aan de woning buiten proportie. [partij X] stelt dat Clavis hem verwijt dat hij niet teruggekeerd is van een proefverlof, maar dat is geen verplichting die voortspruit uit de huurovereenkomst. [partij X] geeft verder aan geen inbreuk te hebben gemaakt op zijn verplichting zich jegens het gebruik van de gehuurde zaak als een goed huurder te gedragen.
4. In de vrijwaring vordert [partij X] Politie Zeeland te veroordelen aan [partij X] te betalen datgene, waartoe hij in de hoofdzaak mocht worden veroordeeld, met veroordeling van Politie Zeeland in de proceskosten. Volgens [partij X] heeft Politie Zeeland bij de inval de ter zake geldende bepalingen met voeten getreden en was het optreden van Politie Zeeland disproportioneel. Indien Politie Zeeland had aangebeld, had hij gewoon opengedaan. Hij heeft zich in het verleden niet schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging en ook stond hij niet geregistreerd als vuurwapengevaarlijk. Hij ontkent niet dat hij zich was losjes uit als het om dreigen gaat, maar daar is het altijd bij gebleven. Bovendien had hij aan de reclassering laten weten dat hij zich uit eigen beweging zou melden bij de politie. Het optreden van Politie Zeeland is dan ook buitensporig en de beschadiging van de voordeur onrechtmatig. [partij X] besluit zijn conclusie van repliek met de stelling dat indien zelfs onverhoopt komt vast te staan dat het politieoptreden rechtmatig was, dan nog is de politie uit hoofde van de rechtmatige overheidsdaad gehouden de door [partij X] geleden schade te vergoeden.
5. Politie Zeeland bestrijdt de vordering van [partij X]. Haar optreden [in] maart 2007 was rechtmatig. Zij merkt daarbij op dat [partij X] niet stelt dat tijdens haar optreden een redelijk vermoeden van schuld ontbrak. Er was immers van een redelijk vermoeden van schuld aan schending van art. 285 Sr. wel degelijk sprake. Ook achteraf is niet gebleken van feiten en of omstandigheden op grond waarvan zou hebben te gelden dat jegens [partij X] ten onrechte een verdenking was gerezen. [partij X] is namelijk in twee instanties veroordeeld wegens schending van art. 285 Sr. De rechtmatigheid van het optreden van de politie staat daarmee vast. Aan de ter zake geldende wettelijke voorschriften is voldaan.
Politie Zeeland betwist dat haar optreden buitensporig en /of disproportioneel is geweest. Zij heeft gehandeld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen. Politie Zeeland heeft subsidiair de hoogte van de schade betwist.
6. De kantonrechter overweegt als volgt. Niet betwist is dat er op het moment van de politie-inval een redelijk vermoeden van schuld aan schending van art. 285 Sr bestond. [partij X] is daarna door twee rechterlijke instanties veroordeeld voor schending van art. 285 Sr. Hiermede is de rechtmatigheid van het optreden van de politie [in] maart 2007 gegeven. Er is een rechtvaardigingsgrond aanwezig
7. Artikel 7:218 BW bepaalt dat de huurder aansprakelijk is voor schade aan de verhuurde zaak die is ontstaan door een hem toe te rekenen tekortschieten in de nakoming van een verplichting uit de huurovereenkomst. Op grond van het tweede lid van voormeld artikel wordt alle schade vermoed te zijn ontstaan door een toerekenbaar tekortschieten van de huurder in de nakoming van zijn verplichtingen voortvloeiend uit de huurovereenkomst, behalve brandschade of - in geval van onroerende zaken - schade aan de buitenzijde van het gehuurde. Anders gezegd geldt bij onroerende zaken - zoals de onderhavige huurwoning - dat schade aan de buitenzijde van het gehuurde niet voor bewijsrisico van de huurder komt. 8. De kantonrechter is van oordeel dat schade aan een voordeur dient te worden beschouwd als schade aan de buitenzijde van een onroerende zaak. Het is dus aan Clavis om aan te tonen dat de schade aan de voordeur is ontstaan door een toerekenbaar tekortschieten door [partij X] in de naleving van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst. 9.Clavis heeft daartoe aangevoerd dat de inval plaatsvond, omdat [partij X] niet terugkeerde na een proefverlof en dat de inval en de daaruit volgende schade [partij X] als huurder kunnen worden toegerekend. Hij heeft zich niet als goed huurder gedragen, doordat hij niet heeft voorkomen dat de politie als gevolg van gelegitimeerd optreden de voordeur van de door [partij X] van Clavis gehuurde woning heeft geforceerd en beschadigd. Kennelijk doelt Clavis hier mede op art. 7.2 van de op de huurovereenkomst van toepassing zijnde voorwaarden, welk artikel bepaalt dat een huurder het gehuurde zal gebruiken en onderhouden zoals het een goed huurder betaamt.
10. De kantonrechter deelt de visie van Clavis niet. [partij X] merkt met recht op dat het terugkeren na proefverlof geen verplichting is die uit de huurovereenkomst volgt. Het enkele verblijf van [partij X] in de woning [in] maart 2007 is verder onvoldoende om te kunnen concluderen dat [partij X] toerekenbaar tekort is geschoten in de in genoemd artikel 7.2 genoemde verplichtingen. [partij X] heeft in of vanuit de woning geen strafbare feiten gepleegd en de woning werd ook niet gebruikt voor strafbare feiten. De bedreigingen, waarvoor [partij X] uiteindelijk is vervolgd, heeft hij niet in zijn hoedanigheid van huurder gepleegd. Een verdere onderbouwing van haar betoog dat [partij X] zich niet als goed huurder heeft gedragen, heeft Clavis niet of niet voldoende gegeven en zij heeft ook niet een ter zake concreet bewijsaanbod gedaan. Nu Clavis niet heeft aangetoond dat de schade is ontstaan als gevolg van een toerekenbaar tekortschieten door [partij X], zal haar vordering moeten worden afgewezen met haar veroordeling op de voet van art. 243 Rv. in de proceskosten.
11. [partij X] heeft in de vrijwaringsprocedure gevorderd Politie Zeeland te veroordelen tot betaling van al hetgeen [partij X] in de hoofdprocedure zal worden veroordeeld. Nu de vordering van Clavis tegen [partij X] wordt afgewezen, dient om die reden al de vordering van [partij X] te worden afgewezen. De kantonrechter acht termen aanwezig de proceskosten tussen [partij X] en Politie Zeeland te compenseren.
DE BESLISSING
De kantonrechter:
in de hoofdzaak:
wijst de vordering af;
verwijst Clavis in de kosten van het geding, welke aan de zijde van [partij X] tot op heden worden begroot op € 400,00 en veroordeelt mitsdien Clavis om dit bedrag te betalen:
aan de griffier van de rechtbank Middelburg op bankrekening nummer 19.23.25.876 t.n.v. MVJ Arrondissement Middelburg (543)
met welke bedrag de griffier met inachtneming van de wettelijke bepalingen zal verrekenen:
€ 400,00 wegens salaris van de gemachtigde van [partij X], waaronder begrepen de eigen bijdrage van [partij X];
in de vrijwaring:
wijst de vordering af;
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.M. Klarenbeek, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 september 2009 in tegenwoordigheid van de griffier.