ECLI:NL:RBMID:2009:BK9771

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
25 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
68083 / HA ZA 09-296
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot voorschot op schadevergoeding na verkeersongeval met aansprakelijkheid van Achmea

In deze zaak vorderden eisers, bestaande uit een minderjarige en de Onderlinge Waarborgmaatschappij Menzis Zorgverzekeraar U.A., dat de rechtbank Achmea Schadeverzekeringen NV zou veroordelen tot betaling van een voorschot van € 100.000,-- op de schadevergoeding die voortvloeit uit een verkeersongeval dat op 11 oktober 2006 plaatsvond. Bij dit ongeval, dat zich voordeed te Middelburg, botste de minderjarige eiser op een taxibusje dat bestuurd werd door een taxichauffeur. De minderjarige eiser liep als gevolg van het ongeval een hoge dwarslaesie op, waardoor hij rolstoelafhankelijk werd. Achmea, de verzekeraar van het taxibusje, werd door eisers aansprakelijk gesteld voor de schade, maar weigerde deze aansprakelijkheid te aanvaarden. De rechtbank moest in deze procedure beoordelen of er voldoende processueel belang was bij de gevorderde voorlopige voorziening, en of de vordering tot het voorschot voldoende vaststond.

De rechtbank oordeelde dat de aansprakelijkheid van Achmea op dat moment niet vaststond, en dat er onvoldoende bewijs was dat eisers recht hadden op het gevorderde voorschot. De rechtbank wees de incidentele vordering af, maar gaf aan dat er op korte termijn duidelijkheid zou komen over de aansprakelijkheid in de hoofdzaak. De beslissing over de proceskosten werd aangehouden tot het eindvonnis in de hoofdzaak. De uitspraak werd gedaan door mr. S.M.J. van Dijk en openbaar uitgesproken op 25 november 2009.

Uitspraak

Uitspraak
2
68083 / HA ZA 09-296
25 november 2009
vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
68083 / HA ZA 09-29625 november 2009
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 68083 / HA ZA 09-296
Vonnis in incident van 25 november 2009
in de zaak van
1. [eiser 1],
wonende te Middelburg,
2. de rechtspersoon ONDERLINGE WAARBORGMAATSCHAPPIJ MENZIS ZORGVERZEKERAAR U.A.,
gevestigd te Wageningen,
eisers in de hoofdzaak,
eiser sub 1 tevens eiser in het incident,
advocaat mr. C.J. IJdema te Middelburg,
tegen
de naamloze vennootschap
ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN NV,
gevestigd te Apeldoorn,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. J. Schep te Apeldoorn.
Partijen in het incident zullen hierna [eisers] en Achmea genoemd worden.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
het tussenvonnis in de hoofdzaak en in het incident van 19 augustus 2009
het proces-verbaal van comparitie, gehouden in de hoofdzaak en in het incident op 12 november 2009.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
De beoordeling in het incident
[eisers] vordert dat de rechtbank Achmea veroordeelt om aan [eisers] een bedrag van € 100.000,-- te betalen als voorschot op (volledige) vergoeding van door de Visser geleden schade. In de hoofdzaak vordert [eisers] (met Menzis) dat de rechtbank voor recht verklaart (a) dat Achmea aansprakelijk is voor (de gevolgen van) het [eisers] op 11 oktober 2006 overkomen verkeersongeval en (b) dat Achmea gehouden is de door [eisers] geleden schade en de door Menzis reeds betaalde kosten volledig, althans voor een percentage, te vergoeden. Achmea voert zowel in de hoofdzaak als in het incident verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
[eisers] heeft voldoende processueel belang bij de incidentele vordering. De gevraagde voorlopige voorziening hangt samen met de hoofdvordering en is gericht op een voorziening die voor de duur van de aanhangige bodemprocedure kan worden gegeven. Derhalve moet worden beoordeeld of een afweging van de materiële belangen van partijen de gevorderde ordemaatregel rechtvaardigt. Bij een voorziening in de vorm van betaling van een geldsom is dat in verband met het restitutierisico meestal alleen het geval indien de vordering tot het beloop van het gevorderde voorschot reeds voldoende vaststaat dan wel op eenvoudige wijze kan worden vastgesteld.
2.3. In de hoofdzaak is het navolgende aan de orde: op 11 oktober 2006 heeft zich te Middelburg, [locatie ongeval], een ongeval voorgedaan. Een taxibusje van Connexion, bestuurd door [bestuurder taxibusje], remde op die plaats af en de achter hem op een bromfiets rijdende [eisers] (toen 16 jaar oud) botste tegen het busje aan. Ten gevolge van dit ongeval heeft [eisers] een hoge dwarslaesie opgelopen, waardoor hij rolstoelafhankelijk is geworden. Het taxibusje was ten tijde van het ongeval tegen wettelijke aansprakelijkheid verzekerd bij Achmea. [eisers] heeft Achmea aansprakelijk gesteld voor de gevolgen van het ongeval. Achmea heeft die aansprakelijkheid niet aanvaard. Tussen partijen is de toedracht van het ongeval in geschil. Met name is er geen overeenstemming over het antwoord op de vraag of het verkeersgedrag van [bestuurder taxibusje] jegens [eisers] onrechtmatig was. [eisers] stelt dat [bestuurder taxibusje] zonder verkeersnoodzaak plotseling afremde en aldus jegens hem onrechtmatig handelde. Achmea stelt dat [bestuurder taxibusje] moest afremmen, omdat een voor hem rijdende auto vaart minderde; aldus zou er wel verkeersnoodzaak voor de manoeuvre zijn geweest en niet onrechtmatig jegens [eisers] zijn gehandeld. Ter vaststelling van de toedracht van het ongeval is een voorlopig getuigenverhoor gehouden. Partijen zijn ter comparitie ten aanzien van de vraag of Achmea aansprakelijk is, niet dichter tot elkaar gekomen. Zij hebben verklaard dat alle stukken die met de toedracht van het ongeval samenhangen bij dagvaarding en bij conclusie van antwoord zijn overgelegd en dat de rechtbank thans over de toedracht van het ongeval – en vervolgens over de aansprakelijkheid van Achmea – dient te oordelen.
2.4. Gelet op de onder 2.3 weergegeven stand van zaken staat op dit moment onvoldoende vast dat [eisers] in de hoofdzaak een bedrag ter grootte van het gevorderde voorschot toekomt. Immers, de aansprakelijkheid van Achmea staat niet vast; in een incident als het onderhavige kan niet op de beslissing daarover worden vooruitgelopen. De incidentele vordering zal worden afgewezen. De rechtbank neemt bij haar oordeel in aanmerking dat omtrent de aansprakelijkheid, gelet op de stand van de procedure in de hoofdzaak, op betrekkelijk korte termijn duidelijkheid zal komen. Ter comparitie is namens Achmea aangegeven dat de hoogte van het gevorderde bedrag op zich, gelet op de door [eisers] geleden schade, niet onredelijk is. De rechtbank gaat er daarom van uit, dat wanneer in de hoofdzaak tot aansprakelijkheid zal worden geoordeeld, Achmea bereid zal zijn het thans gevraagde bedrag op korte termijn – als voorschot op de dan vast te stellen schadevergoeding - uit te keren.
2.5. De beslissing omtrent de proceskosten zal, gelet op de samenhang tussen de incidentele vordering en de vorderingen in de hoofdzaak, worden aangehouden tot het in de hoofdzaak te wijzen eindvonnis.
De beslissing
De rechtbank
in het incident
wijst de vordering af;
houdt de beslissing omtrent de proceskosten aan;
in de hoofdzaak
houdt iedere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M.J. van Dijk en in het openbaar uitgesproken op 25 november 2009.