ECLI:NL:RBMID:2009:BK9718

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
10 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
68605
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van opeisbare facturen uit franchiseovereenkomst tussen franchisenemer en franchisegever

In deze zaak vorderde eiser, een franchisenemer, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, betaling van opeisbare facturen van in totaal € 64.519,79 van de franchisegever, BTSW Groep B.V. en BTSW Consultancy B.V. Eiser stelde dat hij recht had op deze vergoeding op basis van artikel 10 van de franchiseovereenkomst, waarin was bepaald dat hij recht had op een provisie voor door hem verworven opdrachten. Ondanks meerdere sommaties weigerde BTSW tot betaling over te gaan, wat eiser noopte tot het starten van een kort geding. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vordering van eiser tot een bedrag van € 23.960,93 voldoende aannemelijk was, aangezien BTSW dit bedrag erkende. Het overige deel van de vordering werd afgewezen, omdat dit gebaseerd was op facturen die door BTSW werden betwist en waarvoor nader onderzoek nodig was. De rechtbank oordeelde dat de vordering in reconventie van BTSW, die onder andere een bedrag van € 19.630,32 vorderde, niet gemotiveerd was betwist door eiser en dus voldoende aannemelijk was. Uiteindelijk werd de vordering van eiser tot betaling van € 4.330,61 toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente, en werden de overige vorderingen afgewezen. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

Uitspraak
2
68605 / KG ZA 09-126
10 september 2009
vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
68605 / KG ZA 09-1262 september 2009
Sector civiel recht, voorzieningenrechter
zaaknummer / rolnummer: 68605 / KG ZA 09-126
Vonnis van 10 september 2009
in de zaak van
1. [eiser sub. 1],
2. [eiser sub. 2],
beiden wonende te Waalwijk,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. A.W. Boer te Austerlitz, gemeente Zeist,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BTSW GROEP B.V.,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BTSW CONSULTANCY B.V.,
beide statutair gevestigd te Burgh-Haamstede, gemeente Schouwen-Duiveland,
gedaagden in conventie,
eiseressen in reconventie,
advocaat mr. drs. S. Visser te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [eisers], BTSW Groep en BTSW Consultancy genoemd worden. BTSW Groep en BTSW Consultancy zullen tezamen tevens worden aangeduid als BTSW.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding met producties
- de faxbrief van mr. Visser d.d. 25 augustus 2009 met een akte houdende een vordering in reconventie met producties
- de faxbrief van mr. Boer d.d. 26 augustus 2009 met producties
- de faxbrief van mr. Visser d.d. 26 augustus 2009 met producties
- de faxbrief van mr. Boer d.d. 27 augustus 2009 met een akte vermeerdering van eis, alsmede nadere producties
- de pleitnotities van mr. Boer
- de pleitnotities van mr. Visser.
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 27 augustus 2009, waarvan proces-verbaal is opgemaakt.
De feiten
[eisers], althans BTSW [franchise eisers], en BTSW Groep, ook wel BTSW Nederland, zijn op 31 maart 2006 een franchiseovereenkomst aangegaan, waarbij BTSW Groep de franchisegever is en [eisers] de franchisenemer.
In artikel 10 van de overeenkomst is - voor zover van belang - het volgende bepaald:
“(…)
10.4 Voor klinische opdrachten (artikel 4.2.a), uitgevoerd door BTSW Nederland en zelfstandig verworven door BTSW [franchise eisers] vergoed BTSW Nederland binnen 1 maand na afloop van de declaratie, 20% van het gedeclareerde bedrag aan BTSW [franchise eisers] als provisie. (…)
10.5 Bij verworven psychologische hulp (klinische hulp) opdrachten door BTSW [franchise eisers] en uitgevoerd door BTSW Nederland, vergoedt BTSW Nederland aan BTSW [franchise eisers] het eerste door BTSW Nederland gedeclareerde consult binnen 1 maand na de maand van declaratie.
10.6 Bij zakelijke opdrachten verworven door BTSW [franchise eisers] zal allereerst aanmelding bij BTSW Consultancy B.V., hierna BTSW Consultancy, plaatsvinden die de regie, wijze van uitvoering, begeleiding en facturatie (zoals beschreven in artikel 10.3) verzorgt. Indien de opdracht, voor wat betreft het gedeelte voor welke de uitvoering behoort tot de kernactiviteiten van de BTSW-Groep en niet door de wervende BTSW vestiging wordt uitgevoerd maar wel door andere gekwalificeerde personen/vestigingen wordt uitgevoerd, vergoedt BTSW Consultancy als provisie aan BTSW [franchise eisers] 20% van het gedeclareerde bedrag betrekking hebbend op genoemde activiteiten.
10.7 Ten aanzien van de door BTSW [franchise eisers] aangemelde cursisten bij BTSW Opleidingen voor een aldaar verzorgde NLP cursus, vergoedt BTSW Opleidingen aan BTSW [franchise eisers], 20% van het gedeclareerde cursusbedrag, in de eerste maand volgend op de maand van declaratie.
10.8 BTSW “[franchise eisers] vergoedt aan BTSW Nederland, uiterlijk 1 maand na de maand van declaratie, 20% van gefactureerde omzet, waarbij de provisie-ontvangst ook als omzet gerekend moet worden en provisie-afdracht als negatieve omzet in het bovenstaande verwerkt is.”
Partijen hebben elkaar over en weer (credit-)facturen gestuurd uit hoofde van voornoemde overeenkomst.
Het geschil
in conventie en in reconventie
[eisers] vordert - na vermeerdering van eis - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad veroordeling van BTSW tot betaling van opeisbare facturen tot een totaalbedrag van € 64.519,79, vermeerderd met de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten ad € 1.346,80, met veroordeling van BTSW in de kosten van dit geding.
[eisers] stelt dat hij op basis van artikel 10 van de tussen partijen gesloten franchiseovereenkomst recht heeft op een vergoeding voor door hem verworven opdrachten, die door BTSW Consultancy zijn uitgevoerd. Daarnaast heeft [eisers] op grond van voornoemde overeenkomst recht op een vergoeding wegens verrichte werkzaamheden en gemaakte kosten. In verband hiermee heeft [eiser sub. 1] BTSW meerdere facturen gestuurd voor een totaalbedrag van € 64.519,79. BTSW weigert echter, ondanks sommaties daartoe, tot betaling over te gaan. [eisers] stelt spoedeisend belang te hebben bij zijn vordering.
BTSW maakt bezwaar tegen de door [eisers] bij faxbrief van 27 augustus 2009 overgelegde akte vermeerdering van eis met nadere producties. BTSW stelt dat deze stukken tardief zijn overgelegd.
BTSW voert daarnaast verweer strekkende tot afwijzing van de vordering. Zij stelt dat de zaak te complex is om in een kort geding te worden behandeld.
Voor zover de voorzieningenrechter van oordeel is dat de zaak zich wel leent voor een behandeling in kort geding, vordert BTSW Groep in (voorwaardelijke) reconventie betaling aan haar van een bedrag van € 19.630,32 ter zake van provisieafdracht en ter zake van door BTSW Groep verleende diensten. Deze vordering is door [eisers] niet betwist, aldus BTSW. Verder vordert zij betaling aan BTSW Groep van een bedrag van € 23.781,25 ter zake van de overname door [eisers] van de praktijk [betrokkene]. BTSW Groep stelt voorts € 20.000,-- te vorderen te hebben ter zake de beëindiging van de samenwerkingsovereenkomst tussen partijen.
Uit het voorgaande volgt dat BTSW een substantiële vordering heeft op [eisers] Partijen zijn verrekening overeengekomen. Vorderingen van BTSW Consultancy kunnen worden verrekend met de vorderingen die BTSW Groep heeft op [eisers] Zou er in kort geding aan [eisers], al dan niet na verrekening, enig bedrag worden toegewezen, dan is er sprake van een reëel restitutierisico. [eisers] bevindt zich in een slechte financiële situatie.
De vordering van [eisers] wordt door BTSW tot een bedrag van € 23.960,93 erkend, zij het dat een beroep op verrekening wordt gedaan met de bedragen die BTSW Groep vordert. Met betrekking tot het overige deel van de vordering van [eisers] worden de door [eisers] genoemde facturen gemotiveerd betwist.
BTSW betwist voorts de gevorderde buitengerechtelijke kosten en de (hoogte) van de wettelijke rente.
Tenslotte is volgens BTSW niet duidelijk tegen wie de vordering zich richt. Van [eisers] mag worden verwacht dat hij aangeeft welk bedrag van welke vennootschap wordt gevorderd. Ook om die reden dient de vordering te worden afgewezen. BTSW betwist het spoedeisend belang van de vordering.
[eisers] voert verweer tegen de vordering in reconventie. Onderhavig kort geding betreft louter de betaling van wederzijds openstaande facturen. De vordering in reconventie heeft slechts tot doel een nodeloze complicatie van een in essentie eenvoudige zaak.
Het onderdeel van de vordering van BTSW dat is gebaseerd op de stelling dat de buitengerechtelijke ontbinding van de franchiseovereenkomst geen stand houdt en moet worden gezien als een opzegging in de zin van deze overeenkomst, leent zich niet voor een behandeling in kort geding. Het heeft ook niets te maken met de facturen die zijn ingediend, waar reeds arbeid en inspanning voor is verricht, aldus [eisers]
[eisers] betwist verder gemotiveerd het gevorderde bedrag ter zake de overname van de praktijk van [betrokkene]. Tenslotte stelt [eisers] dat BTSW de door haar gevorderde provisieoverzichten heeft ontvangen. Uit het door BTSW overgelegde overzicht van de door haar te vorderen bedragen is de door [eisers] af te dragen provisie over de bestreden periode opgenomen.
De beoordeling
in conventie en in reconventie
Ten aanzien van het bezwaar van BTSW tegen indiening van de akte vermeerdering van eis en tegen overlegging van nadere stukken door [eisers] bij faxbrief van 27 augustus 2009 overweegt de voorzieningenrechter als volgt. De inhoud van de stukken moet bij BTSW bekend worden verondersteld en de akte vermeerdering van eis borduurt voort op de eerder ingenomen stellingen van [eisers] BTSW wordt daarom door de laattijdige overlegging van de stukken niet in haar verweer geschaad. De voorzieningenrechter gaat voorbij aan dit verweer van BTSW.
Voor zover BTSW als meest ver strekkend verweer voert dat de vordering van [eisers] dient te worden afgewezen, omdat niet duidelijk is tegen welke vennootschap de vordering is gericht, oordeelt de voorzieningenrechter als volgt. Nu BTSW met betrekking tot de door haar ingediende reconventionele vordering concludeert dat hetgeen BTSW Consultancy aan [eisers] verschuldigd is verrekend kan worden met datgene wat BTSW Groep te vorderen heeft van [eisers], en BTSW zelf kennelijk op dat punt niet een sterke scheiding aanbrengt tussen de betreffende vennootschappen kan [eisers] niet worden tegengeworpen dat hij bij het indienen van zijn vorderingen niet diezelfde strikte scheiding in acht heeft genomen. De rechtbank passeert dit verweer.
Zowel de vordering van [eiser sub. 1] in conventie als de vordering van BTSW in reconventie strekt tot betaling van een geldsom. Voor toewijzing van een geldvordering in kort geding dient aan een aantal voorwaarden te zijn voldaan. Zo dient het bestaan van de vordering voldoende aannemelijk te zijn, in die zin dat het hoogstwaarschijnlijk is dat de vordering in een bodemprocedure zal worden toegewezen. Daarnaast dient ook sprake te zijn van feiten of omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl tevens beoordeeld dient te worden of er sprake is van een onaanvaardbaar restitutierisico.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is de vordering van [eisers] tot een bedrag van € 23.960,93 komen vast te staan. BTSW heeft erkend dit bedrag verschuldigd te zijn. Het overige deel van de vordering in conventie is gebaseerd op facturen, die door BTSW worden betwist. Partijen verschillen op dit punt van mening over de uitleg van de overeenkomst. Hieromtrent is nader onderzoek nodig waarvoor een kort geding zich niet leent. Het bestaan van dit deel van de vordering in conventie is derhalve onvoldoende aannemelijk gemaakt. Die vordering zal op dit punt worden afgewezen.
Ten aanzien van de vordering in reconventie overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Het deel van de vordering dat ziet op betaling van provisieafdracht ad € 19.630,32 is door [eisers] niet gemotiveerd betwist en is derhalve voldoende aannemelijk gemaakt. Voor het overige geldt hetzelfde als hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van het betwiste deel van de vordering in conventie. Partijen twisten op deze punten over de uitleg van de overeenkomst. Er is nader onderzoek nodig waarvoor in het kader van een kort geding geen plaats is.
Partijen zijn het er kennelijk over eens dat de vorderingen over en weer verrekend kunnen worden. Dit heeft tot gevolg dat van de erkende vordering van [eisers] na verrekening met de niet betwiste vordering van BTSW een bedrag resteert van € 4.330,61. Aangezien de vordering van [eisers] een onbetwiste vordering betreft, is er geen restitutierisico.
Uit het voorgaande volgt dat de vordering in conventie tot een bedrag van € 4.330,61 zal worden toegewezen en dat de vorderingen in conventie en in reconventie voor het overige zullen worden afgewezen.
De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal worden afgewezen. [eisers] heeft niet (voldoende onderbouwd) gesteld dat hij deze kosten daadwerkelijk heeft gemaakt en dat die kosten betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier.
Nu beide partijen deels in het ongelijk zijn gesteld zullen de proceskosten in conventie en in reconventie worden gecompenseerd zo dat iedere partij de eigen kosten draagt.
De beslissing
De voorzieningenrechter
in conventie en in reconventie
veroordeelt BTSW Groep B.V. en BTSW Consultancy B.V. om aan [eisers] te betalen een bedrag van EUR 4.330,61, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag der dagvaarding, zijnde 17 augustus 2009, tot de dag van volledige betaling, met dien verstande dat betaling door de ene vennootschap bevrijdend werkt voor de andere vennootschap,
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
compenseert de proceskosten zo dat iedere partij de eigen kosten draagt,
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Witsiers en in het openbaar uitgesproken op 10 september 2009.