ECLI:NL:RBMID:2009:BK9239
Rechtbank Middelburg
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot immateriële schadevergoeding na letsel door geweldsdelict
In deze zaak vordert eiser, na door gedaagde te zijn geslagen met een bierglas, een immateriële schadevergoeding van € 1.391,02. Eiser heeft letsel opgelopen en gedaagde heeft eerder een bedrag van € 816,18 vergoed. Eiser stelt dat hij meer schade heeft geleden dan door gedaagde is vergoed, en vraagt om een schadevergoeding die bestaat uit smartengeld, buitengerechtelijke kosten en kosten voor een hersteloperatie. Gedaagde betwist de vordering en stelt dat hij al aan zijn verplichtingen heeft voldaan door een bedrag van € 400,00 te vergoeden voor immateriële schade en € 200,00 voor buitengerechtelijke kosten. Hij betoogt dat de kosten voor de hersteloperatie niet vergoed hoeven te worden, omdat eiser heeft gekozen voor een schadevergoeding voor immateriële schade.
De kantonrechter overweegt dat de vordering tot vergoeding van immateriële schade en de vordering tot vergoeding van de kosten van een hersteloperatie elkaar niet uitsluiten. De kantonrechter oordeelt dat de immateriële schadevergoeding van € 500,00 passend is, waarbij rekening is gehouden met het bedrag dat gedaagde al heeft vergoed. Daarnaast worden de kosten voor de hersteloperatie van € 670,00 toegewezen, omdat deze schade is ontstaan door het onrechtmatig handelen van gedaagde.
Wat betreft de gevorderde buitengerechtelijke kosten, oordeelt de kantonrechter dat deze aan de dubbele redelijkheidstoets voldoen, ondanks dat de kosten hoger zijn dan de staffel incassokosten. De kantonrechter wijst de vordering tot buitengerechtelijke kosten toe tot het gevorderde bedrag van € 671,02. De proceskosten worden verdeeld, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De kantonrechter veroordeelt gedaagde tot betaling van een totaalbedrag van € 1.241,02 aan eiser, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf eind 2008.