ECLI:NL:RBMID:2009:BK9209

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
23 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
63417
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake proceskostenveroordeling in het kader van een exequaturprocedure

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Middelburg, ging het om een vordering van [gedaagde in conventie] tot betaling van proceskosten die voortvloeiden uit een uitspraak van de Engelse rechter. De rechtbank Breda had eerder de tenuitvoerlegging van deze proceskosten geweigerd, omdat de onderwerpen niet onder de EEX-Verordening en Brussel II-bis Verordening vielen. De rechtbank overwoog dat de proceskostenbeslissing niet uitvoerbaar kon worden verklaard, omdat niet duidelijk was welk deel van de kosten op welke procedure betrekking had.

Tijdens de procedure heeft [gedaagde in conventie] zijn eis gewijzigd en het voorwaardelijk karakter van de vordering laten vervallen, wat door [eiseres in conventie] niet werd betwist. De rechtbank kwam vervolgens tot een inhoudelijke beoordeling van de vordering. [Eiseres in conventie] voerde aan dat de proceskosten aan een derde partij betaald moesten worden, maar de rechtbank oordeelde dat dit verweer niet opging. De rechtbank concludeerde dat de uitspraak van de Engelse rechter, waarin [eiseres in conventie] werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten, gevolgd moest worden.

De rechtbank oordeelde dat de hoogte van de proceskosten niet in strijd was met de Nederlandse openbare orde, ondanks dat de tarieven in Engeland anders zijn. De rechtbank wees de vordering van [gedaagde in conventie] toe, inclusief de gevorderde nakosten, en compenseerde de proceskosten, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg. Het vonnis werd uitgesproken op 23 september 2009 door mr. S. Kuypers.

Uitspraak

Uitspraak
2
63417 / HA ZA 08-306
23 september 2009
vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
63417 / HA ZA 08-30623 september 2009
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 63417 / HA ZA 08-306
Vonnis van 23 september 2009
in de zaak van
[eiseres],
wonende te Teteringen, gemeente Breda,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie en in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. M.D. van Bruggen te Breda,
tegen
[gedaagde],
wonende te Colchester Essex, Engeland,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie en in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. V.J. van der Donk te ’s-Hertogenbosch.
De procedure
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
het tussenvonnis van 28 januari 2009;
de akte uitlating na vonnis tevens akte wijziging eis, met producties van de zijde van [gedaagde in conventie];
de reactie na indiening stukken van de zijde van [eiseres in conventie];
De verdere beoordeling
In voorwaardelijke reconventie
In voormeld tussenvonnis is overwogen dat, nu ten tijde van de comparitie van partijen door de rechtbank Breda nog geen uitspraak was gedaan in de door [gedaagde in conventie] aanhangig gemaakte exequaturprocedure, de eis in voorwaardelijke reconventie zou worden aangehouden teneinde [gedaagde in conventie] in de gelegenheid te stellen mee te delen of de voorwaarde waaronder hij deze vordering heeft ingediend is vervuld en wat het verdere procesverloop dient te zijn.
Bij akte heeft [gedaagde in conventie] de beschikking van de rechtbank Breda bij beschikking van 26 november 2008 overgelegd. De rechtbank Breda heeft de door [gedaagde in conventie] verzochte tenuitvoerlegging geweigerd. Zij heeft daartoe geoordeeld dat de proceskostenbeslissing in Engeland voortvloeit uit drie tussen partijen gevoerde procedures met betrekking tot de kinderen en in het kader van de huwelijksvermogensrechtelijke afwikkeling van de echtscheiding. Genoemde onderwerpen behoren niet tot het toepassingsgebied van de EEX-Verordening. Vervolgens heeft de rechtbank overwogen dat de huwelijksvermogensrechtelijke afwikkeling van de echtscheiding niet onder het toepassingsgebied van de Brussel II-bis Verordening valt. De proceskostenbeslissing vloeit voort uit drie procedures, waarvan één procedure betrekking had op de huwelijksvermogensrechtelijke afwikkeling van de echtscheiding. Nu uit de proceskostenbeslissing niet valt af te leiden welk deel van de proceskosten betrekking had op welke procedure kan de proceskostenbeslissing niet op basis van de Brussel II-bis Verordening uitvoerbaar worden verklaard.
[gedaagde in conventie] heeft zijn eis gewijzigd in die zin dat hij het voorwaardelijk karakter van de vordering laat vervallen. [eiseres in conventie] heeft zich daar niet tegen verzet. De rechtbank komt derhalve toe aan een inhoudelijke beoordeling van de vordering.
Uit de na de comparitie van partijen gevoerde correspondentie blijkt dat [gedaagde in conventie] – terwijl de zaak onder de rechter was voor het wijzen van vonnis – nadere stukken heeft ingediend die door de griffier op grond van artikel 6.1 van het Landelijk Procesreglement voor civiele dagvaardingzaken zijn teruggezonden. Een week later zijn de stukken wederom toegezonden door [gedaagde in conventie], waarna de griffier heeft meegedeeld: “U zult na het wijzen van het vonnis in de gelegenheid worden gesteld om stukken in te dienen, waarna de wederpartij hierop mag reageren. Uw stukken zend ik u daarom wederom retour”.
[gedaagde in conventie] heeft bij eerdergenoemde akte niet enkel gereageerd op hetgeen ter zitting is afgesproken, maar is in pagina 3 halverwege tot en met pagina 7 ook inhoudelijk nader op de zaak ingegaan en heeft daarbij 18 nadere producties overgelegd. De rechtbank gaat ervan uit dat dit dezelfde stukken zijn die eerder zijn toegestuurd. [eiseres in conventie] verzet zich tegen gang van zaken omdat zij daardoor geschaad is in de verdediging van haar belangen.
De rechtbank is van oordeel dat het indienen van stukken door [gedaagde in conventie] in strijd is met hetgeen ter zitting overeengekomen is en daarmee in strijd met een goede procesorde. Immers, [gedaagde in conventie] is slechts in de gelegenheid gesteld de uitspraak van de rechtbank Breda over te leggen. De rechtbank zal dan ook geen acht slaan op hetgeen in de akte vanaf pagina 3 “de uitspraak van de rechter (…) tot en met het einde van pagina 7.
De rechtbank zal thans inhoudelijk op de vordering van [gedaagde in conventie] ingaan. [gedaagde in conventie] verwijst naar een beslissing van the High Court of Justice d.d. 13 februari 2008. Daarin is – zo stelt hij – [eiseres in conventie] veroordeeld tot betaling van de proceskosten tot een bedrag van £ 195.974,68 (€ 248.100,62), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 februari 2008 tot de dag van algehele voldoening.
[eiseres in conventie] voert allereerst aan dat volgens het door [gedaagde in conventie] overgelegde Default van 13 februari 2008 de proceskosten betaald dienen te worden aan Ellisons Solicitors te Colchester, welk kantoor in deze procedure geen partij is. [gedaagde in conventie] is dan ook niet ontvankelijk. Dit verweer snijdt geen hout. Immers, op het papier staat vermeld: “As you have not raised any points of dispute on the [defendant’s] bill of costs, the costs of the claim have been allowed and the total sum of £ 195.974-68 is now payable. You must pay this amount to the [defendant] [within 14 days from the date of this order]”. Dat [gedaagde in conventie] ervoor gekozen heeft om het bedrag via zijn advocaat te laten betalen, laat onverlet dat uit dit papier blijkt dat als [eiseres in conventie] iets verschuldigd is zij dit aan [gedaagde in conventie] dient te betalen.
Nu [gedaagde in conventie] geen exequatur heeft kunnen verkrijgen, staat het hem vrij het geding opnieuw bij de Nederlandse rechter aanhangig te maken. De Nederlandse rechter moet dan – onder eerbiediging van de beginselen van de Nederlandse openbare orde – in elk geval beoordelen in hoeverre een buitenlands vonnis gezag heeft. Bij de vraag of een buitenlands vonnis erkend dient te worden moet beoordeeld worden of de buitenlandse rechter behoort tot de algemeen erkende fora, of er een eerlijk proces is gevoerd en of er strijd is met de Nederlandse openbare orde.
In dat kader voert [eiseres in conventie] aan dat het Default geen gerechtelijke uitspraak is, zodat daaraan geen waarde gehecht kan worden. Hierin kan [eiseres in conventie] niet worden gevolgd. Het certificaat – dat in origineel is bijgevoegd – vermeldt in de zaaknummers [nummers] dat “The Default Costs Certificate herunto annexed is a true copy of the Certificate filed in the Supreme Court Costs Office of the Supreme Court of England & Wales.” De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat sprake is van een uitspraak van de rechter in Engeland.
[eiseres in conventie] stelt zich vervolgens op het standpunt dat bij de totstandkoming van deze uitspraak de beginselen van een behoorlijke procesorde zijn geschonden omdat zij niet gehoord is in deze procedure. Aan deze uitspraak kan dan ook om die reden geen gezag worden toegekend. Bovendien is de uitspraak in strijd is met de Nederlandse openbare orde, nu de hoogte van de proceskosten in het geheel niet overeenkomt met wat in Nederland gebruikelijk is (compensatie van kosten dan wel een forfaitaire kostenveroordeling).
Bij gelegenheid van de comparitie is namens [gedaagde in conventie] gesteld dat de advocaten van [eiseres in conventie] haar eind november 2007 alle stukken hebben toegestuurd omtrent de kostenstaatprocedure. Ook de advocaat van [gedaagde in conventie] heeft dit nog gedaan. De stukken zijn naar het adres in [adres] gestuurd, op welk adres [eiseres in conventie] woonachtig is. De enkele betwisting van [eiseres in conventie] dat zij nimmer een oproeping of enige correspondentie heeft ontvangen is onvoldoende. Daarmee is immers nog niet gegeven dat de procesvoering niet behoorlijk is geweest. Het had op de weg van [eiseres in conventie] gelegen haar stelling nader te onderbouwen, hetgeen zij heeft nagelaten.
Uit de door [gedaagde in conventie] overgelegde productie 3 in de exequaturprocedure, die ook bij deze procedure zijn ingediend, blijkt dat Her Honour Judge Pearl op 4 mei 2007 heeft beslist dat: “the Mother shall pay all the costs of the father incurred since the inception of proceedings in February 2006, to be assessed if not agreed, and not to be enforced by the father until the end of the Ancillary Re ad Proceedings”. Daarmee staat vast dat [eiseres in conventie] is veroordeeld in de proceskosten. De omstandigheid dat er in Engeland andere tarieven worden gehanteerd brengt nog niet met zich dat de uitspraak van de Engelse rechter daarmee in strijd is met de Nederlandse openbare orde. Ook de stelling dat [gedaagde in conventie] geen proceskosten heeft gemaakt tot deze hoogte, wordt gepasseerd, nu uit de uitspraak het tegendeel blijkt.
[eiseres in conventie] bestrijdt ten slotte dat de rechter in Engeland rechtsmacht had om te komen tot een dergelijke veroordeling, maar zij heeft deze stelling in het geheel niet onderbouwd, zodat daaraan voorbij zal worden gegaan.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de uitspraak van the High Court of Justice van 13 februari 2008 dient te worden gevolgd en dat de vordering van [gedaagde in conventie] toewijsbaar is, inclusief de gevorderde nakosten. Gelet op de bestaan hebbende relatie tussen partijen worden de proceskosten gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
De beslissing
De rechtbank
Veroordeelt [eiseres in conventie] tot betaling van een bedrag van £ 195.974,68 ( € 248.100,62) te vermeerderen met de rente vanaf 27 februari 2008 van £ 42,95 (€ 54,37) per dag tot de dag der algehele voldoening;
Veroordeelt [eiseres in conventie] in de nakosten, volgens het toepasselijke liquidatietarief begroot op een bedrag van € 131,-- en, indien en voor zover [eiseres in conventie] niet binnen 14 dagen na betekening van het vonnis aan dit vonnis heeft voldaan, te vermeerderen met een bedrag van € 68,--;
Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
Compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Kuypers en in het openbaar uitgesproken op 23 september 2009.