ECLI:NL:RBMID:2009:BK9109

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
17 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
64131 / HA ZA 08-390
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betwisting van facturen en verschuldigdheid van BTW in een aannemingsovereenkomst

In deze civiele zaak, uitgesproken door de Rechtbank Middelburg op 17 juni 2009, heeft eiseres, een in België gevestigde hovenier, gedaagde aangesproken voor betaling van onbetaalde facturen. Gedaagde betwistte de hoogte van de facturen, de levering van alle in de offerte genoemde planten, en de verschuldigdheid van het Belgische BTW-tarief van 21%. De rechtbank heeft vastgesteld dat gedaagde de facturen heeft behouden zonder bezwaar te maken, en dat de overeengekomen prijs voor de werkzaamheden en leveranties in de offerte was vastgelegd. De rechtbank oordeelde dat gedaagde niet voldoende onderbouwde dat er minder werk was verricht dan overeengekomen, en dat de handtekening op de offerte niet relevant was voor de beoordeling van de zaak. De rechtbank heeft de vordering van eiseres tot betaling van de hoofdsom van de factuur van 1 november 2007 en een deel van de factuur van 12 februari 2008 toegewezen, evenals de buitengerechtelijke incassokosten. Gedaagde werd veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 7.885,44, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft ook de kosten van de procedure aan de zijde van eiseres toegewezen, en het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Uitspraak
2
64131 / HA ZA 08-390
17 juni 2009
vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
64131 / HA ZA 08-3903 juni 2009
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 64131 / HA ZA 08-390
Vonnis van 17 juni 2009
in de zaak van
[eiseres],
wonende te Zeebrugge, België,
eiseres,
advocaat mr. H.M. den Hollander te Oostburg,
tegen
[gedaagde],
wonende te Aardenburg,
gedaagde,
advocaat mr. L.E. van Hevele te Terneuzen.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.
De procedure
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
het tussenvonnis van 5 november 2008,
het proces-verbaal van comparitie van 27 januari 2009.
De feiten
[gedaagde] heeft [eiseres] – een in België gevestigde hovenier – opdracht gegeven tot het verrichten van onderhoudswerkzaamheden aan haar tuin en levering van planten en materialen als omschreven in de offerte van 5 september 2007.
De werkzaamheden zijn in september 2007 uitgevoerd en [eiseres] heeft
[gedaagde] op 1 november 2007 en op 12 februari 2008 facturen gestuurd van respectievelijk
€ 1.636,22 en € 5.876,67. Het totaal van deze twee facturen komt overeen met het in de offerte genoemde totaalbedrag voor de werkzaamheden en leveranties. [gedaagde] heeft de facturen van [eiseres] behouden; zij heeft daartegen geen bezwaren geuit. Die facturen zijn – verscheidene door [gedaagde] ontvangen aanmaningen ten spijt – onbetaald gebleven.
Het geschil
Stellende dat zijn facturen onbetaald zijn gebleven, vordert [eiseres] veroordeling van [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 8.427,59, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 7.526,60 vanaf 1 juni 2008 tot aan de dag der algehele voldoening, een en ander met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van dit geding, alsmede te vermeerderen met de nakosten ten bedrage van € 131,00.
3.2. [gedaagde] betwist de hoogte van de facturen van [eiseres]. Zij stelt dat niet alle in de offerte genoemde planten zijn geleverd, dat er minder draad is geleverd dan in de offerte is vermeld, en dat het gedeclareerde bedrag voor de verrichte arbeid in haar ogen veel te hoog is. Voorts betwist [gedaagde] de verschuldigdheid van het door [eiseres] gevorderde Belgische BTW-tarief van 21% en van de gevorderde rente en incassokosten. Tot slot betwist [gedaagde] dat op de met [eiseres] gesloten overeenkomst algemene voorwaarden van toepassing zijn.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
De beoordeling
[eiseres] heeft bij dagvaarding gekozen voor toepassing van Nederlands recht. Ter zitting van 27 januari 2009 heeft ook [gedaagde] een rechtskeuze gemaakt voor Nederlands recht. Gelet op deze keuze van partijen zal de rechtbank de zaak beoordelen aan de hand van het Nederlands recht.
4.2. Hoewel [gedaagde] heeft betwist dat de handtekening op de namens [eiseres] aan haar ter hand gestelde offerte van haar afkomstig is, heeft zij ter gelegenheid van de comparitie van partijen wel erkend dat deze offerte de door haar aan [eiseres] gegeven opdracht bevat. [gedaagde] heeft niet weersproken dat de in de offerte genoemde prijzen zijn overeengekomen. In rechte dient er daarom vanuit te worden gegaan dat tussen partijen is overeengekomen dat [eiseres] de in de offerte opgesomde materialen, in de genoemde hoeveelheden, zou leveren tegen de in die offerte genoemde prijzen en dat [eiseres] voorts de noodzakelijke werkzaamheden zou verrichten en dat daarvoor een prijs gold van € 3.800,00. De vraag of de handtekening op de offerte al dan niet door [gedaagde] is gezet, is voor de beoordeling van deze zaak verder niet relevant.
4.3. Ook het antwoord op de vraag of de door [eiseres] gebruikelijk gehanteerde algemene voorwaarden in het onderhavige geval wel of niet van toepassing zijn geworden, kan in het midden blijven. De vordering van [eiseres] betreft namelijk alleen betaling van zijn facturen conform de overeenkomst en betaling van rente en incassokosten conform de wet.
4.4. Wat betreft de door [eiseres] geleverde materialen heeft [gedaagde] alleen bezwaar gemaakt tegen de post ‘draad met palen’ (welke post de factuur van 1 november 2007 vormt) en de post ‘357 pachysandra termenalis’ (welke post een onderdeel vormt van de factuur van 12 februari 2008).
4.5. Uit de offerte blijkt dat [eiseres] 55 meter draad met palen en een drietal poortjes met slot diende te leveren tegen een prijs van € 1.352,25 (exclusief btw). In reactie op het verweer van [gedaagde] dat minder dan 55 meter draad is gebruikt, heeft [eiseres] aangevoerd dat hij drie rollen in rekening heeft gebracht omdat de draad op rollen van 25 meter per stuk wordt aangeleverd en dat hij niks heeft aan een gedeelte van een rol.
4.6. Nu [gedaagde] niet heeft gesteld hoeveel draad er dan wél in haar tuin is verwerkt,
zij niet heeft weersproken dat [eiseres] een derde rol heeft moeten aanbreken (waaruit volgt dat er wel meer dan 50 meter draad is gebruikt) en ook overigens niet is gesteld of gebleken in welk opzicht het verwerken van minder dan 55 meter draad een tekortschieten in (de kwaliteit van) de overeengekomen prestatie oplevert, zal de rechtbank het verweer van [gedaagde] op dit punt als onvoldoende onderbouwd verwerpen.
4.7. Uit de offerte blijkt voorts dat [eiseres] 357 Pachysandra termenalis
diende te leveren (voor € 1,80 per stuk). [gedaagde] heeft aangevoerd dat [eiseres] – in afwijking van de offerte - slechts 230 van deze plantjes heeft geleverd. Volgens haar ontbrak er één bak met plantjes. In reactie op dit verweer heeft [eiseres] ter comparitie medegedeeld dat hij niet weet of alle bestelde plantjes daadwerkelijk zijn geleverd en dat hij dat in zijn administratie zou moeten nakijken. De rechtbank is van oordeel dat dit, in het licht van het verweer van [gedaagde], een ontoereikende reactie is. Van [eiseres] had mogen worden verwacht dat hij voorafgaande aan de procedure – en anders toch in ieder geval voorafgaande aan de comparitie - zijn administratie had gecontroleerd op de vraag of alle door hem in rekening gebrachte materialen ook daadwerkelijk waren geleverd. De rechtbank zal daarom het verweer van [gedaagde] in zoverre honoreren dat van de post van € 642,06 een bedrag van (127 x 1,80 =) € 127,00 (exclusief btw) zal worden afgewezen.
4.8. [gedaagde] heeft niet betwist dat [eiseres] de overige in de offerte genoemde planten heeft geleverd. Die onderdelen van de factuur van 12 februari 2008 zullen daarom worden toegewezen. De rechtbank merkt daarbij op dat [gedaagde] ter terechtzitting nog heeft medegedeeld dat de geleverde bladheester ‘niet is aangeslagen’ (waarmee zij naar de rechtbank begrijpt bedoelt: dat die heester niet of onvoldoende is ingeworteld). [gedaagde] heeft niet gesteld dat [eiseres] van dat ‘niet aanslaan’ een verwijt valt te maken. Ook heeft zij niet gesteld dat dit ‘niet aanslaan’ om een andere reden voor rekening en risico van [eiseres] dient te komen. Zij zal daarom ook die heester dienen te betalen.
4.9. Wat betreft het bezwaar van [gedaagde] tegen de post ‘werkuren’ overweegt de
rechtbank het navolgende.
4.10. De tussen partijen gesloten overeenkomst dient – wat betreft de door [eiseres] te verrichten werkzaamheden - te worden aangemerkt als een overeenkomst tot aanneming van werk in de zin van artikel 7:750 BW.
Uit de namens [eiseres] uitgebrachte en door [gedaagde] geaccepteerde offerte kan - bij gebreke van een nadere toelichting die tot een ander oordeel kan leiden - niet anders worden afgeleid dan dat partijen zijn overeengekomen dat voor de door [eiseres] uit te voeren werkzaamheden een vaste prijs gold van € 3.800,00. Dat het in de offerte genoemde bedrag alleen maar zou gelden als richtprijs en dat de te betalen prijs uiteindelijk zou worden bepaald door de omvang of de duur van de te verrichten werkzaamheden is niet gesteld of gebleken. Dat partijen hebben beoogd een vaste prijs af te spreken valt ook af te leiden uit het feit dat [eiseres] bij zijn factuur van 12 februari 2008 geen specificatie heeft gevoegd van de door hem gewerkte uren en uit het feit dat [gedaagde] die factuur zonder protest heeft behouden. Indien de hoogte van de post ‘werkuren’ wel afhankelijk zou zijn geweest van het aantal bestede uren, had het voor de hand gelegen dat [gedaagde] geprotesteerd had tegen het ontbreken van een urenspecificatie.
4.11. Gelet op hetgeen onder 4.10 is overwogen, zal het thans door [gedaagde] ingenomen standpunt dat zij bereid is [eiseres] te betalen mits laatstgenoemde een deugdelijke specificatie van de door hem verrichte werkzaamheden presenteert, als niet ter zake doende worden gepasseerd. Een zodanig verweer past alleen bij werkzaamheden die ‘onder regie’ worden uitgevoerd en waarbij derhalve geen vaste prijsafspraak is gemaakt. In die situatie is de opdrachtgever een (achteraf vast te stellen) redelijke prijs verschuldigd, met dien verstande dat een eventueel gegeven richtprijs met niet meer dan 10% mag worden overschreden. Die situatie is hier niet aan de orde omdat partijen vooraf een vaste prijs zijn overeengekomen, waarbij zij welbeschouwd de kans dat met het werk meer of minder uren arbeid gemoeid zouden blijken voor lief hebben genomen. Een nader onderzoek naar het aantal uren dat door [eiseres] aan de tuin van [gedaagde] is gewerkt, kan dan ook achterwege blijven.
4.12. [gedaagde] heeft nog aangevoerd dat zij de geleverde pachysandra plantjes (samen met
haar broer) zelf heeft gepland omdat ze al lang in de zon stonden. Voor zover zij met dit verweer heeft willen betogen dat zij recht heeft op verlaging van de prijs, moet dat verweer om de volgende reden worden verworpen.
4.13. Artikel 7:755 BW bevat een uitdrukkelijke regeling voor het aan de opdrachtgever
doorberekenen van zogeheten ‘meerwerk’. De Wet kent geen uitdrukkelijke regeling voor compensatie van ‘minderwerk’. Uit de memorie van toelichting op artikel 7:755 BW blijkt dat het van de omstandigheden van het geval, zoals de aard van de overeenkomst, de aard van het uit te voeren werk, de aard van de (gevraagde) wijziging – waardoor minder werk is verricht – en de manier waarop het verzoek tot minder werk is gedaan, afhangt of, en zo ja, in hoeverre minder werk leidt tot een lagere prijs.
4.14. [gedaagde] heeft niet aangegeven hoeveel tijd met het planten van de pachysandra plantjes gemoeid is geweest. Niet kan dus worden beoordeeld of, en zo ja, in hoeverre, een en ander – bezien ook in het licht van het geheel van de door [eiseres] te verrichten werkzaamheden - heeft geleid tot een zodanig substantiële hoeveelheid minderwerk dat dit naar redelijkheid en billijkheid dient te leiden tot verlaging van de overeengekomen prijs.
4.15. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de vordering van [eiseres] wat betreft de gevorderde hoofdsom van de factuur van 1 november 2007 (€ 1.352,25) zal worden toegewezen en dat van de factuur van 12 februari 2008 een bedrag van € 4.628,69 zal worden toegewezen.
4.16. Het verweer van [gedaagde] slaagt wel wat betreft de over de geleverde materialen en verrichte werkzaamheden verschuldigde BTW. Nu de offerte niet meldt dat [eiseres] in België is gevestigd (integendeel, zowel het op de offerte vermelde correspondentieadres als de locatie van de werkplaats betreffen Nederlandse plaatsen) en hij – in het licht van de ontkenning van [gedaagde] – ook overigens niet voldoende heeft gesteld om vast te kunnen stellen dat [gedaagde] wist dat hij voor wat betreft de BTW onder het Belgische fiscale regime viel, is [gedaagde] het Nederlandse BTW-tarief van 19% verschuldigd en niet de door [eiseres] gevorderde 21%. Het verschil komt voor eigen rekening van [eiseres].
4.17. [gedaagde] betwist de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd te zijn. Uit de onweersproken stellingen van [eiseres] en de overgelegde tussen partijen gevoerde correspondentie is genoegzaam gebleken, dat [eiseres] [gedaagde] verscheidene malen heeft aangemaand en aangeschreven. Naar het oordeel van de rechtbank zijn dat, gezien ook de hoeveelheid aanmaningen, verdergaande buitengerechtelijke werkzaamheden dan (enkel) ter instructie van de zaak of dan die waarvoor de proceskostenveroordeling een vergoeding pleegt in te sluiten. De door [eiseres] gevorderde vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten is conform het gebruikelijke en redelijk geachte tarief. Het gevorderde bedrag van € 768,00 zal worden toegewezen. Het gaat om redelijke kosten welke in redelijkheid zijn gemaakt. Er is niet gebleken van omstandigheden om (ambtshalve) tot matiging over te gaan.
Resumerend dient [gedaagde] aan [eiseres] te betalen:
de hoofdsom van de factuur van 1 november 2007 € 1.352,35
het toewijsbare bedrag van de factuur van 12 februari 2008 € 4.628,69
19% BTW over voormelde bedragen € 1.136,40
de buitengerechtelijke incassokosten € 768,00
ofwel in totaal € 7.885,44.
4.19 Ook de gevorderde rente is – in de aangepaste vorm zoals hierna te melden –
toewijsbaar. Anders dan [eiseres] bij dagvaarding heeft berekend, is geen rente op rente verschuldigd. Alleen over rente die een vol jaar verschuldigd is kan op grond van artikel 6:119 lid 2 BW opnieuw rente in rekening gebracht worden.
4.20 [gedaagde] zal tot slot als de in het ongelijk te stellen partij ook de kosten van deze
procedure dienen te dragen. Deze kosten bedragen, tot aan deze uitspraak:
- griffierechten € 303,00
- dagvaardingskosten € 85,44
- salaris gemachtigde € 768,00 (= 2 punten)
Totaal € 1.156,44
De nakosten zullen worden toegewezen als gevorderd.
De beslissing
De rechtbank:
veroordeelt [gedaagde] om tegen bewijs van kwijting aan [eiseres] te betalen de som van € 7.885,44 (zevenduizend achthonderd vijfentachtig euro en vierenveertig centen), te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 1.609,30 vanaf 15 november 2007 tot aan de dag der algehele voldoening en voorts over een bedrag van € 5.508,14 vanaf 26 februari 2008 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure aan de zijde van [eiseres] tot deze uitspraak begroot op € 1.156,44 (elfhonderd zesenvijftig euro en vierenveertig centen);
veroordeelt [gedaagde] voorts in de nakosten, volgens het toepasselijke liquidatietarief begroot op een bedrag van € 131,00, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis en voor het geval voldoening van die nakosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten, te rekenen vanaf het einde van die termijn van voldoening tot aan de voldoening van deze kosten;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.J. van den Boom en in het openbaar uitgesproken op 17 juni 2009.