ECLI:NL:RBMID:2009:BK8816

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
8 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
62724
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • E.K. van der Lende–Mulder Smit
  • N. van der Ploeg–Hogervorst
  • H.K.N. Vos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en verzet tegen verstekvonnis in civiele procedure

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Middelburg, heeft [geopposeerde] in een verstekprocedure gevorderd dat [opposant] wordt veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 23.529,94, vermeerderd met wettelijke rente, en tot betaling van buitengerechtelijke kosten van € 1.158,--. [geopposeerde] stelt dat [opposant] onrechtmatig heeft gehandeld door ernstige inbreuk te maken op haar persoonsrechten, wat heeft geleid tot aanzienlijke schade. De schade omvat onder andere kosten voor beveiliging, taxikosten en schade aan eigendommen.

[opposant] heeft verzet aangetekend tegen het verstekvonnis en vordert ontheffing van de veroordeling. Hij stelt dat de dagvaarding niet op het juiste adres is betekend en dat hij niet op de hoogte was van de inhoud van de dagvaarding. [geopposeerde] betwist dit en stelt dat de dagvaarding wel degelijk aan [opposant] is betekend, en verwijst naar de bijlagen die aan het vonnis zijn gehecht.

De rechtbank oordeelt dat de dagvaarding inderdaad niet op het juiste adres is betekend, wat een gebrek met zich meebrengt. Echter, de rechtbank concludeert dat [opposant] niet onredelijk in zijn belangen is geschaad door het tijdsverloop tussen de betekening van de dagvaarding en de verzetdagvaarding. De rechtbank verklaart het verzet ongegrond en veroordeelt [geopposeerde] in de extra kosten van de verzetprocedure, terwijl [opposant] in de proceskosten wordt veroordeeld. Het vonnis is openbaar uitgesproken op 8 april 2009.

Uitspraak

Uitspraak
vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
62724 / HA ZA 08-2241 april 2009
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 62724 / HA ZA 08-224
Vonnis in verzet van 8 april 2009
in de zaak van
[opposant],
wonende te Goes,
opposant,
advocaat mr. K.P.T.G. Flos te Middelburg
tegen
[geopposeerde],
wonende te Goes,
geopposeerde,
advocaat mr. M. van Heeren te Eindhoven.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
het door deze rechtbank op 12 maart 2008 tussen [geopposeerde] als eiseres en [opposant] als gedaagde bij verstek gewezen vonnis onder zaaknummer / rolnummer 61497 / HA ZA 08-71 ;
de verzetdagvaarding d.d. 24 april 2008;
de conclusie van antwoord in oppositie;
de conclusie van repliek in oppositie;
antwoordakte uitlating producties.
Ten slotte is vonnis bepaald.
De feiten
In de nacht van zaterdag 23 december 2006 is [geopposeerde] door [opposant] verkracht in haar eigen woning.
2.2. [opposant] is voor voornoemd feit door de strafrechter veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien maanden en twintig dagen en vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. [opposant] heeft zijn straf uitgezeten.
2.3. [geopposeerde] heeft door het handelen van [opposant] schade geleden.
2.4. Uit een uittreksel bevolkingsregister met historische adressen van de gemeente Goes d.d. 16 april 2008 blijkt dat [opposant] zich op 22 januari 2008 heeft gevestigd op het adres [adres], op 11 april 2008 is vertrokken van het adres [adres] en sindsdien staat ingeschreven op het adres [adres 2]
2.5. Bij het - hiervoor onder 1.1 genoemde - verstekvonnis zijn de vorderingen van [geopposeerde] toegewezen, behoudens de vordering wegens buitengerechtelijke kosten.
Het geschil
[geopposeerde] heeft in de verstekprocedure gevorderd dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis [opposant] zal veroordelen aan haar te voldoen een bedrag van € 23.529,94 te vermeerderen met de wettelijke rente, alsmede [opposant] te veroordelen aan haar te voldoen een bedrag van € 1.158,-- wegens buitengerechtelijke kosten te vermeerderen met de wettelijke rente en [opposant] te veroordelen in de proceskosten.
[geopposeerde] stelt daartoe dat [opposant] onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld, omdat hij op zeer ernstige wijze inbreuk geeft gemaakt op het persoonsrecht van [geopposeerde]. Deze onrechtmatige daad kan aan [opposant] worden toegerekend, nu deze daad te wijten is aan de schuld van [opposant]. [opposant] is verplicht de schade aan [geopposeerde] te vergoeden. De schade bedraagt € 23.529,94 en bestaat onder meer uit de volgende onderdelen: a. schade aan het kozijn van de voordeur en glazen deur in de woonkamer, b. taxikosten voor de levenspartner van [geopposeerde], c. beveiligingskosten voor beveiliging gedurende zes nachten in december 2006, d. kapotte kledingstukken en e. beveiligingskosten in 2008. Er is causaal verband tussen de schade en de onrechtmatige daad. [geopposeerde] heeft verder buitengerechtelijke kosten gemaakt.
3.3. [opposant] vordert in het verzet hem te ontheffen van de veroordeling uit het verstekvonnis en voorts [geopposeerde] in haar oorspronkelijke vordering niet ontvankelijk te verklaren, althans haar deze te ontzeggen, met veroordeling van [geopposeerde] in de kosten van de verzetprocedure.
3.4. [opposant] voert daarbij ten eerste aan dat de dagvaarding die het oorspronkelijke geding heeft ingeleid, is uitgebracht op een adres waar [opposant] toen niet woonde. De inleidende dagvaarding is niet uitgebracht op zijn woonadres, noch op het adres waar hij op dat moment, 8 februari 2008, gebruikelijk zijn verblijf had. Ten tweede voert hij aan dat hij niet bekend is met de inhoud van de inleidende dagvaarding. Het vonnis bevat niet, zoals artikel 230 Rv aangeeft, een verwijzing naar een door de griffier gewaarmerkt afschrift van het exploot van dagvaarding waarop het vonnis is gesteld of dat aan het vonnis is gehecht. Aldus geeft het vonnis onvoldoende inzicht in de feiten waarop de beslissing berust. [opposant] kent daarom de feiten en gronden niet waarop [geopposeerde] haar vordering baseert en hij kan zich niet verweren tegen de vordering van [geopposeerde].
3.5. [geopposeerde] voert aan dat de inleidende dagvaarding gehecht was aan het vonnis van de Rechtbank Middelburg d.d. 12 maart 2008. Zij heeft in de procedure een kopie van het eindvonnis met daarachter de inleidende – door de rechtbank gestempelde – dagvaarding overgelegd. [opposant] heeft zowel voornoemd vonnis als de aangehechte inleidende dagvaarding ontvangen. [opposant] heeft dat zelf in de verzetdagvaarding ook verklaard. [geopposeerde] verwijst naar artikel 128 lid 3 Rv waarin staat dat gedaagde alle excepties en zijn antwoord ten principale tegelijk naar voren dient te brengen, op straffe van verval van de niet aangevoerde excepties en, indien niet ten principale is geantwoord, van het recht om dat alsnog te doen.
3.6. [opposant] beroept zich op een verschrijving van zijn raadsman in de verzetdagvaarding, omdat de zin had niet moeten luiden “uit het vonnis van de Rechtbank Middelburg waarbij het exploit van dagvaarding is overgelegd, maakt [opposant] op dat de dagvaarding die het geding heeft ingeleid is uitgebracht op het [adres 2]”. De zin had moeten luiden: “uit het vonnis van de Rechtbank Middelburg dat bij exploit van betekening is overgelegd maakt [opposant] op etcetera”.
De beoordeling
Op 8 februari 2008 woonde [opposant] niet op het adres [adres 2], maar op het adres [adres]. De inleidende dagvaarding is dus niet betekend in de woonplaats van degene voor wie het exploot was bestemd. Daarmee heeft het exploot een gebrek dat nietigheid meebrengt. Aangenomen kan worden dat de inleidende dagvaarding als gevolg van dit gebrek [opposant] niet heeft bereikt. [opposant] is echter wel in verzet gekomen. Beoordeeld dient te worden of het gebrek [opposant] niet onredelijk in zijn belangen heeft geschaad (art. 122 Rv). Tussen de betekening van de inleidende dagvaarding op 8 februari 2008 en de betekening van de verzetdagvaarding op 24 april 2008 is niet zoveel tijd verstreken, dat reeds het enkele tijdsverloop in deze zaak mee kan brengen dat [opposant] onredelijk in zijn belangen is geschaad. [opposant] wordt hierdoor niet bemoeilijkt in het verweer dat hij in het geding wil voeren. Er is geen aanleiding de inleidende dagvaarding alsnog nietig te verklaren en [opposant] heeft daartoe ook niet geconcludeerd. Wel ziet de rechtbank aanleiding om de extra kosten vanwege de onjuiste betekening in ieder geval – los van de vraag wie van partijen materieel in het gelijk wordt gesteld – voor rekening van [geopposeerde] te laten komen. Dit betreft de kosten van betekening van de verzetdagvaarding. Het feit dat een verzetprocedure moest worden gevoerd, heeft verder niet tot extra kosten geleid. In plaats van een conclusie van antwoord heeft [opposant] een verzetdagvaarding moeten (laten) opstellen en ook wanneer [opposant] meteen verweer zou hebben kunnen voeren, is het aannemelijk dat de rechtbank gelet op de aard van de zaak geen comparitie van partijen had gelast. Dan had [opposant] een conclusie van dupliek moeten (laten) nemen in plaats van een conclusie van repliek in oppositie. Verder had [opposant] ook in dat geval vast recht moeten betalen. Er is dan ook, anders dan [opposant] meent, geen reden om [geopposeerde] in alle kosten van de verzetprocedure te veroordelen. [geopposeerde] zal worden veroordeeld in de kosten van de betekening van de verzetdagvaarding van € 85,44.
Het verstekvonnis voldoet aan de eisen uit artikel 230 Rv. Uit de minuten berustende bij de griffie van de Rechtbank Middelburg blijkt dat aan het vonnis een gewaarmerkt (gestempeld) exploot van dagvaarding is gehecht. Er is geen sprake van nietigheid. [opposant] heeft daarop overigens ook geen beroep gedaan. De rechtbank houdt het ervoor dat [opposant] wel kennis heeft kunnen nemen van de gronden van de beslissing, waaronder de feiten waarop de beslissing berust. Dit strookt ook met zijn eigen verklaring in de verzetdagvaarding.
Voor zover er bij de betekening van het vonnis toch een fout zou zijn gemaakt en het dagvaardingsexploot niet zou zijn aangehecht, dan had het op de weg van [opposant] gelegen om bij de griffier van de rechtbank inzage te vragen in de minuten om te bezien of daarbij aan het vonnis een dagvaardingsexploot was aangehecht om daarvan vervolgens dan een afschrift te vragen. Het verweer van [opposant] dat hij geen kennis heeft kunnen nemen van de gronden van de beslissing, waaronder de feiten waarop de beslissing berust, wordt dan ook gepasseerd.
4.3. [opposant] had in de verzetdagvaarding ook zijn inhoudelijke verweer moeten voeren. Dat heef hij niet gedaan. Ook nadat hij bij conclusie van antwoord in oppositie van de gronden van de beslissing kennis heeft kunnen nemen, heeft hij bij conclusie van repliek in oppositie evenmin inhoudelijk verweer gevoerd. Dit betekent dat het verzet ongegrond zal worden verklaard.
4.4. Als de dagvaarding in de oorspronkelijke procedure op de juiste wijze was betekend, dan had [opposant] geen kosten hoeven maken voor de betekening van de verzetdagvaarding ad € 85,44. [geopposeerde] zal in de extra proceskosten worden veroordeeld die aan de zijde van [opposant] tot op heden worden begroot op € 85,44.
4.5. [opposant] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [geopposeerde] worden tot op heden begroot op:
- betaald vast recht nihil
- salaris advocaat € 579,-- (1 punt × tarief € 579,--)
Totaal € 579,--
De beslissing
De rechtbank
verklaart het verzet ongegrond;
veroordeelt [geopposeerde] in de extra kosten van de verzetprocedure aan de zijde van [opposant] tot op heden begroot op € 85,44, te voldoen aan de griffier door overmaking op [rekeningnummer] onder vermelding van "proceskostenveroordeling" en het zaak- en rolnummer;
veroordeelt [opposant] in de proceskosten, aan de zijde van [geopposeerde] tot op heden begroot op € 579,--;
verklaart alleen laatstgenoemde proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mrs. E.K. van der Lende–Mulder Smit, N. van der Ploeg–Hogervorst en H.K.N. Vos en in het openbaar uitgesproken op 8 april 2009.?