ECLI:NL:RBMID:2009:BK8798

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
24 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
64038 / HA ZA 08-384
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van schulden na echtscheiding en aansprakelijkheid voor betalingen aan Defam en Visa

In deze zaak vorderde eiseres, na wijziging van eis, veroordeling van gedaagde tot betaling van verschillende bedragen, waaronder € 304,94 vermeerderd met wettelijke rente, en een bedrag van € 3.000,-- met rente, alsook een vrijwaring voor een gedeelte van de schuld aan Defam. Eiseres stelde dat zij haar deel van de schuld aan Visa had afgelost en dat gedaagde minder had afgelost dan zij. Gedaagde voerde verweer en stelde dat eiseres haar afspraken niet was nagekomen, wat leidde tot onnodige rente. De rechtbank oordeelde dat de verdeling van de schulden aan Visa en Defam in geschil was, waarbij beide partijen hoofdelijk aansprakelijk waren voor de schuld aan Defam van € 32.000,--. Gedaagde had € 13.000,-- betaald, waardoor hij nog € 3.000,-- verschuldigd was. De rechtbank wees de vordering van eiseres af, omdat zij na de echtscheidingsbeschikking niets meer had afgelost op de schuld aan Visa. De rechtbank oordeelde dat gedaagde eiseres moest vrijwaren voor een gedeelte van de schuld aan Defam en dat eiseres de helft van de door gedaagde betaalde premies aan Levob verschuldigd was. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg. Het vonnis werd uitgesproken op 24 juni 2009.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
64038 / HA ZA 08-38424 juni 2009
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 64038 / HA ZA 08-384
Vonnis van 24 juni 2009
in de zaak van
[eiseres],
wonende te Rotterdam,
eiseres,
advocaat mr. C.J. IJdema te Middelburg,
tegen
[gedaagde],
wonende te Nieuwerkerk,
gedaagde,
advocaat mr. J.C. van den Doel te Zierikzee.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
het tussenvonnis van 8 oktober 2008
het proces-verbaal van comparitie van 8 december 2008
de akte overlegging producties van [gedaagde]
de antwoordakte van [eiseres].
De feiten
In het tussen partijen gesloten huwelijk is bij beschikking van 7 december 2005 van de rechtbank Dordrecht de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking is ingeschreven in de betrokken registers van de burgerlijke stand op 27 januari 2006.
Tijdens de echtscheidingsprocedure zijn tussen partijen afspraken gemaakt over de verdeling van de gemeenschap van goederen, welke afspraken zijn vastgelegd in de echtscheidingsbeschikking. Een levensverzekering bij RVS zou worden afgekocht waarna met de opbrengst eerst de schuld bij Visa zou worden afgelost, en daarna een deel van de schuld bij Defam. Deze polis kon echter niet worden afgekocht waardoor partijen uit eigen middelen elk de helft van deze schulden moeten voldoen. Het beleggingsdepot bij Levob Bank N.V. zou aan het einde van de looptijd in 2007 bij helfte worden verdeeld.
De schuld aan Visa bedroeg ten tijde van de echtscheidingsbeschikking € 4.400,--. Visa heeft de schuld omstreeks 12 juli 2006 in tweeën gesplitst, waarbij ieder der partijen
€ 2.200,-- voor zijn rekening kreeg. De hoogte van de schuld bedroeg per 12 juli 2006 echter € 4.234,29. Visa heeft vervolgens aan de hand van de ontvangen betalingen vanaf augustus 2005 bepaald dat alleen [gedaagde] had afgelost en aan [eiseres] € 2.200,-- toegerekend en aan [gedaagde] (€ 4.234,29 - € 2.200,-- =) € 2.034,29. Hierop is in mindering gebracht twee betaalde maandtermijnen, zodat [gedaagde] aan Visa verschuldigd was
€ 1.884,29.
De schuld aan Defam bedroeg € 32.000,--. [gedaagde] heeft ter finale kwijting aan Defam € 13.000,-- betaald. [eiseres] is aansprakelijk gesteld door Defam voor het restantbedrag van € 19.000,--.
De opbrengst van het beleggingsdepot bij Levob bedraagt € 1.780,89. Voorts is aan [gedaagde] door Levob uitbetaald op 27 mei 2006 een bedrag van € 96,59 en op 6 december 2006 een bedrag van € 238,--.
Het geschil
[eiseres] vordert - samengevat -, na wijziging van eis:
veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 304,94, vermeerderd met de wettelijke rente sedert 25 maart 2008;
primair veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 3.000,-- te vermeerderen met de rente (8,9 %) sedert juli 2007, subsidiair te bepalen dat [gedaagde] [eiseres] zal vrijwaren voor een gedeelte van de schuld aan Defam groot € 3.000,-- te vermeerderen met de contractuele rente en aan [eiseres] zal voldoen al datgene dat [eiseres] aan Defam voldoet tot een maiximum van € 3.000,-- te vermeerderen met de contractuele rente;
veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 890,45, te vermeerderen met de wettelijke rente sedert 6 juli 2007, alsmede € 48,29 te vermeerderen met de wettelijke rente sedert 27 mei 2005, alsmede € 119,-- te vermeerderen met de wettelijke rente sedert 6 december 2006.
[eiseres] stelt hiertoe dat zij inmiddels haar deel van de schuld aan Visa ad
€ 2.200,-- heeft afgelost, te vermeerderen met hetgeen zij voor de splitsing heeft afgelost, zijnde € 254,17, dus in totaal € 2.454,17. Indien [gedaagde] zijn schuld aan Visa ad
€ 1.844,29 aflost, lost hij € 609,88 minder af dan [eiseres]. [gedaagde] dient derhalve een bedrag van € 304,95 aan [eiseres] te voldoen. Ten aanzien van de schuld aan Defam stelt zij dat [eiseres] aansprakelijk blijft voor zijn helft van de schuld zijnde € 16.000,--. Nu hij slechts € 13.000,-- heeft betaald, is hij tevens het restantbedrag van € 3.000,-- verschuldigd, vermeerderd met de vervallen rente over dit bedrag sinds juli 2007.
[eiseres] stelt dat zij recht heeft op de helft van de door Levob aan [gedaagde] uitgekeerde bedragen. Indien [gedaagde] daadwerkelijk premie heeft betaald ten aanzien van het beleggingsdepot, dan is het redelijk dat de helft van deze premie voor rekening komt van [eiseres].
[gedaagde] voert verweer. Ten aanzien van de schuld aan Visa stelt hij dat alleen hij na augustus 2005 heeft afgelost. [eiseres] is haar afspraak om € 75,-- per maand af te lossen niet nagekomen waardoor er onnodig teveel rente is betaald. De hierdoor veroorzaakte schade dient [eiseres] aan [gedaagde] te vergoeden. Ten aanzien van de schuld bij Defam stelt [gedaagde] dat [eiseres] ook het aanbod van Defam om € 13.000,-- te betalen tegen finale kwijting, had kunnen accepteren. Slechts indien [eiseres] meer betaalt dan haar gedeelte van de schuld, dan heeft zij een vordering op [gedaagde]. Uit de stukken blijkt echter niet dat [eiseres] al heeft betaald.
Ten aanzien van Levob stelt [gedaagde] dat de door Levob uitgekeerde bedragen niet door hem zijn gedeeld met [eiseres] omdat hij nog een bedrag van € 450,-- aan premie heeft betaald na de echtscheidingsbeschikking, hetgeen met [eiseres] moet worden verrekend. Ook stelt hij dat dit moet worden verrekend met de onnodig door hem betaalde rente aan Visa.
De beoordeling
In geschil is de verdeling van de tot de – inmiddels ontbonden – huwelijksgoederengemeenschap van partijen behorende schulden aan Visa en Defam, en het beleggingsdepot bij Levob.
Visa
Vaststaat dat de schuld ten tijde van de echtscheidingsbeschikking € 4.400,-- bedroeg. Partijen zijn het erover eens dat ieder de helft van deze schuld dient te voldoen, zijnde € 2.200,--. Door Visa is deze schuld ook tussen partijen gesplitst. Visa heeft daarbij terecht rekening gehouden met het reeds door [gedaagde] na de echtscheidingsbeschikking afgeloste bedrag. Ter comparitie heeft [eiseres] erkend dat zij na de datum van de echtscheidingsbeschikking niets meer heeft afgelost op deze schuld. Met aflossingen van [eiseres] vóór de datum van de echtscheidingsbeschikking kan geen rekening worden gehouden in het kader van de verdeling van deze schuld, nu deze aflossingen zijn gedaan toen partijen nog in gemeenschap van goederen waren gehuwd. De vordering van [eiseres] zoals genoemd onder 3.1. onder a wordt dan ook afgewezen.
Defam
Nu beide partijen hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schuld bij Defam ad
€ 32.000,--, zijn zij beiden de helft van dit bedrag, zijnde € 16.000,-- verschuldigd. Omdat [gedaagde] aan Defam ter finale kwijting een bedrag van € 13.000,-- heeft betaald, wordt het restant bedrag van zijn deel van de schuld, € 3.000,--, zoals blijkt uit een brief van Defam van 23 juli 2007, op [eiseres] verhaald. Dit is in strijd met de eisen van redelijkheid en billijkheid die [gedaagde] ten opzichte van [eiseres] in acht moet nemen. Wat er ook zij van de financiële situatie van [eiseres], van [eiseres] kan niet worden geëist dat zij eveneens een regeling ter finale kwijting met Defam treft. [gedaagde] blijft daarom ook het bedrag van € 3.000,-- verschuldigd. Nu nog niet duidelijk is of, en zo ja, wanneer [eiseres] het door haar verschuldigde bedrag zal betalen, zal de subsidiaire vordering van [eiseres] zoals genoemd onder 3.1. onder b, toegewezen worden. Nu als niet weersproken vaststaat dat [gedaagde] door [eiseres] bij brief van 13 december 2007 gesommeerd is om zijn deel van de schuld aan Defam af te lossen, wordt bepaald dat de verschuldigde contractuele rente in redelijkheid zal ingaan per 1 januari 2008. Het is aan [gedaagde] of hij het door hem verschuldigde bedrag van € 3.000,-- direct betaalt en daardoor over de periode na betaling geen contractuele rente meer verschuldigd is, of dat hij eerst betaling door [eiseres] wenst af te wachten met als gevolg dat de contractuele rente doorloopt.
Levob
[gedaagde] heeft kopieën overgelegd van bankafschriften met betrekking tot premiebetalingen aan Levob. Volgens [eiseres] kunnen deze kopieën echter niet als bewijsstukken dienen omdat [gedaagde] het jaartal met de hand bijgeschreven heeft. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt inderdaad niet dat de premiebetalingen zijn verricht over de periode na echtscheidingsbeschikking en tot uitbetaling van het beleggingsdepot. De bankafschriften zijn niet volledig gekopieerd en niet alle opvolgende nummers zijn overgelegd, zodat niet blijkt op welk jaartal de bankafschriften betrekking hebben. Nu [eiseres] echter erkent dat zij de helft van de betaalde premies verschuldigd is, zal de vordering onder 3.1. onder c. worden toegewezen, met dien verstande dat tevens zal worden vastgesteld dat [eiseres] aan [gedaagde] verschuldigd is de helft van de door [gedaagde] over de periode na 7 december 2005 en tot de datum van uitkering van het beleggingsdepot betaalde premies. De rechtbank gaat er van uit dat partijen onderling kunnen afspreken dat [gedaagde] aan [eiseres] inzage geeft in de (originele) bankafschriften waaruit de premiebetalingen blijken. Voor zover [gedaagde] een beroep doet op verrekening van de betalingen van Levob aan hem met door [eiseres] veroorzaakte schade, wordt dit beroep verworpen. Deze schade is in de onderhavige procedure – anders dan is aangekondigd – niet (met een schadeberekening) onderbouwd.
Nu uit de brief van Levob van 27 mei 2006, overgelegd door [eiseres] als productie 4 bij de dagvaarding, blijkt dat het bedrag van € 96,59 op 27 mei 2006 is uitbetaald, gaat de rechtbank ervan uit dat met de in het petitum van de dagvaarding genoemde ingangsdatum voor de wettelijke rente van 27 mei 2005, 27 mei 2006 wordt bedoeld.
Gelet op de voormalige familierechtelijke betrekking tussen partijen, worden de proceskosten gecompenseerd in die zin dat ieder de eigen kosten draagt.
De beslissing
De rechtbank
- bepaalt dat [gedaagde] [eiseres] zal vrijwaren voor een gedeelte van de schuld aan Defam groot € 3.000,-- (drieduizend euro) te vermeerderen met de contractuele rente over dit bedrag vanaf 1 januari 2008 tot aan de dag der algehele voldoening door [gedaagde], en aan [eiseres] zal voldoen al datgene dat [eiseres] aan Defam voldoet tot een maximum van € 3.000,-- (drieduizend euro) te vermeerderen met de contractuele rente;
- veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 890,45 (achthonderdnegentig euro en vijfenveertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag sedert 6 juli 2007 tot de dag van algehele voldoening;
- veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 48,29 (achtenveertig euro en negenentwintig eurocent) te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag sedert 27 mei 2006 tot de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 119,-- (honderdennegentien euro) te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag sedert 6 december 2006 tot de dag der algehele voldoening;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- stelt vast dat [eiseres] aan [gedaagde] verschuldigd is de helft van de door [gedaagde] over de periode na 7 december 2005 en tot de datum van uitkering van het beleggingsdepot aan Levob betaalde premies;
- compenseert de proceskosten zo dat iedere partij de eigen kosten draagt;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. T. van de Poll en in het openbaar uitgesproken op 24 juni 2009.