ECLI:NL:RBMID:2009:BK8561

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
25 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
63563
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging leerovereenkomst wegens ongeschiktheid voor verpleegkundige opleiding

In deze zaak heeft eiser, die solliciteerde naar de functie van leerling verpleegkundige bij Emergis, een geschil met de zorginstelling over de beëindiging van zijn leerovereenkomst. Eiser had gesolliciteerd naar een opleiding die bestond uit een praktisch gedeelte bij Emergis en een theoretisch gedeelte bij het Regionaal Opleidingen Centrum Zeeland (ROC). De leerovereenkomst werd aangegaan op 23 augustus 2006, maar na het afleggen van een EVC-test op 29 augustus 2006, bleek dat eiser niet voldeed aan de toelatingseisen voor de opleiding op kwalificatieniveau 4. Emergis beëindigde de leerovereenkomst op 4 september 2006, omdat eiser niet over de vereiste diploma's beschikte en de EVC-test niet succesvol had afgerond.

Eiser vorderde dat de rechtbank zou verklaren dat de overeenkomst een overeenkomst van opdracht was, of in ieder geval een leerovereenkomst, en dat Emergis toerekenbaar tekort was geschoten in de nakoming van de overeenkomst. Subsidiair stelde hij dat Emergis onrechtmatig had gehandeld en schadeplichtig was. Emergis voerde aan dat zij eiser herhaaldelijk had gewezen op de noodzaak van een vooropleiding op VMBO-niveau C/D en dat eiser zijn diploma's niet had overgelegd, wat leidde tot zijn ongeschiktheid voor de opleiding.

De rechtbank oordeelde dat Emergis terecht de leerovereenkomst had beëindigd op basis van artikel 8 van de overeenkomst, dat stipuleert dat de overeenkomst kan worden beëindigd bij gebleken ongeschiktheid voor het beroep van verpleegkundige kwalificatieniveau 4. Eiser had niet kunnen aantonen dat hij voldeed aan de vereisten en had bovendien de geboden alternatieven van Emergis afgewezen. De vorderingen van eiser werden afgewezen en hij werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

Uitspraak
vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
63563 / HA ZA 08-32414 januari 2009
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 63563 / HA ZA 08-324
Vonnis van 25 februari 2009
in de zaak van
[eiser],
wonende te Middelburg,
eiser,
advocaat mr. drs. J. Wouters,
tegen
de stichting
STICHTING EMERGIS,
gevestigd te Kloetinge,
gedaagde,
advocaat mr. J.M. de Jonge.
Partijen zullen hierna [eiser] en Emergis genoemd worden.
De procedure
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
het tussenvonnis van 1 oktober 2008,
het proces-verbaal van comparitie van 2 december 2008.
De feiten
Bij brief d.d. 20 maart 2006 heeft [eiser] bij Emergis gesolliciteerd naar de functie van leerling verpleegkundige, differentiatie psychiatrie. Dit betreft een opleiding die bestaat uit een praktisch gedeelte bij Emergis en een theoretisch gedeelte bij het Regionaal Opleidingen Centrum Zeeland (hierna: ROC). Het eerste jaar betreft een fulltime dagopleiding bij het ROC.
Bij die brief heeft [eiser] zijn curriculum vitae gevoegd waarin onder meer is vermeld:
“Opleiding richting periode
(…)
De Wellinge herprofilatiejaar B/C -> CD niveau 1994 t/m 1995 (…).”
Bij brief van 11 april 2006 is [eiser] uitgenodigd voor een sollicitatiegesprek bij Emergis. In die brief wordt [eiser] verzocht de door hem behaalde diploma’s en het bij de brief gevoegde sollicitatieformulier ingevuld mee naar het gesprek te nemen.
Tijdens het gesprek, dat plaatsvond op 21 april 2006, heeft [eiser] een diploma meegenomen, het diploma booglasser. Desgevraagd verklaarde [eiser] tijdens dat gesprek de diploma’s van het VMBO kwijt te zijn. Op het door [eiser] ingevulde sollicitatieformulier is onder meer vermeld: “Naam en plaats onderwijsinstelling: De Wellinge te M’burg, soort opleiding: VMBO (mechanische techniek) (2 jaar) en herprofilatiejaar (1 jaar).”
Bij brief van 16 juni 2006 deelt Emergis [eiser] mee dat hij in augustus 2006 kan starten met de opleiding MBO-V, kwalificatieniveau 4, (BBL), differentiatie psychiatrie. De bij die brief gevoegde leerovereenkomst is door [eiser] ondertekend en aan Emergis teruggestuurd.
In de leerovereenkomst is onder meer vermeld:
“Artikel 1: De leerling wordt met ingang van 23 augustus 2006 toegelaten tot de opleiding verpleegkundige kwalificatieniveau 4, differentiatie psychiatrie, beroepsbegeleidende leerweg.
Artikel 2: De leerovereenkomst wordt geacht te zijn aangegaan voor de duur van de voorbereidende periode en wel tot 1 juli 2007.
Artikel 8: De leerovereenkomst wordt beëindigd: (…) bij gebleken ongeschiktheid voor het beroep van verpleegkundige kwalificatieniveau 4, differentiatie psychiatrie.”
Op 30 juni 2006 heeft [eiser] zijn baan bij zijn toenmalige werkgever, XL Systems Europe B.V., per 23 augustus 2006 opgezegd.
Bij brief d.d. 10 juli 2006 heeft het ROC [eiser] onder meer meegedeeld te hebben vernomen dat [eiser] komend cursusjaar zou starten met een opleiding. [eiser] werd verzocht het bij die brief gevoegde inschrijfformulier met documenten, waaronder behaalde diploma’s, binnen een week naar het ROC te sturen.
Het aanmeldingsformulier is op 18 augustus 2006 door het ROC ontvangen. [eiser] heeft geen diploma’s of cijferlijsten bijgevoegd.
De opleiding startte op 23 augustus 2006. Nadat het ROC op 22 augustus 2006 tevergeefs heeft getracht [eiser] telefonisch te bereiken, is op 23 augustus 2006 telefonisch een afspraak met [eiser] gemaakt voor een gesprek op 24 augustus 2006 met de [belanghebbende] van het ROC. Tijdens dat gesprek beschikte het ROC nog steeds niet over de diploma’s van [eiser]. Omdat er onvoldoende duidelijkheid was met betrekking tot de genoten vooropleiding van [eiser], werd besloten dat [eiser] een Eerder Verworven Competentie onderzoek (EVC-test) zou doen.
[eiser] heeft op 29 augustus 2006 de EVC-test afgelegd. Bij brief van
30 augustus 2006 heeft het ROC [eiser] laten weten dat hij op grond van de behaalde resultaten niet kon worden toegelaten tot de opleiding op kwalificatieniveau 4.
Vervolgens heeft Emergis [eiser] voorgesteld een opleiding op kwalificatieniveau 3 te volgen bij een andere zorginstelling, waarna [eiser] eventueel alsnog zou kunnen doorstromen naar een opleiding op niveau 4. Tevens is gesproken over andere functies binnen Emergis. [eiser] is hier niet op ingegaan.
Bij brief van 4 september 2006 van Emergis aan [eiser] heeft Emergis de leerovereenkomst tussen Emergis en [eiser] beëindigd. In de brief is onder meer vermeld: “Het ROC heeft u na een persoonlijk gesprek op 24 augustus jl. en een capaciteitenonderzoek op 29 augustus jl. laten weten, dat u niet toegelaten wordt tot de opleiding Verpleegkunde kwalificatieniveau 4. Wij beroepen ons dan ook op artikel 8 van de leerovereenkomst. (…)”
Het geschil
[eiser] vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren voor recht
primair dat de tussen Emergis en [eiser] gesloten overeenkomst een overeenkomst van opdracht is, en indien dat niet het geval is, dat die overeenkomst een leerovereenkomst is, en dat Emergis toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst;
subsidiair dat Emergis onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser],
en zowel primair als subsidiair dat Emergis schadeplichtig is jegens [eiser] en gehouden is de schade nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet te vergoeden,
alles met veroordeling van Emergis in de proceskosten.
Aan de vordering ligt het volgende ten grondslag.
De tussen partijen gesloten overeenkomst is primair een overeenkomst van opdracht en subsidiair een leerovereenkomst. Emergis is toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van die overeenkomst. Emergis heeft nooit over opleidingseisen gesproken. Emergis had [eiser] de test moeten laten afleggen voordat hij zijn baan bij zijn toenmalige werkgever had opgezegd. De overeenkomst kon niet worden opgezegd op grond van gebleken ongeschiktheid; artikel 8 van de leerovereenkomst ziet op ongeschiktheid wegens het beroep en niet op de opleidingseisen. [eiser] heeft niet kunnen laten zien of hij geschikt was.
Subsidiair heeft Emergis - gelet op voormelde feiten en omstandigheden - onrechtmatig gehandeld. [eiser] heeft door de opzegging schade geleden. Het inkomen van [eiser] bij zijn vorige werkgever was inclusief opslag ongeveer € 1.900,- netto per maand. Nu heeft [eiser] met terugwerkende kracht met ingang van 23 augustus 2006 een WW uitkering ontvangen. Verder heeft [eiser] voor de opleiding een computer met toebehoren aangeschaft voor € 1.000,-.
Emergis voert verweer.
Emergis heeft [eiser] er telkens op gewezen dat hij diende te beschikken over een vooropleiding op VMBO C/D-niveau om te kunnen worden toegelaten tot de opleiding op kwalificatieniveau 4. [eiser] heeft in zowel het bij zijn sollicitatiebrief gevoegde cv als in het door Emergis aan hem verstrekte sollicitatieformulier aangegeven te beschikken over een VMBO-diploma op C/D niveau. Ondanks dat diverse malen is gevraagd om de diploma’s en ondanks diverse toezeggingen heeft [eiser] die nooit overgelegd. Omdat geen diploma’s zijn overgelegd waaruit van een voldoende vooropleiding blijkt en uit de EVC-test bleek dat niveau 4 te hoog zou zijn voor [eiser], voldeed hij niet aan de minimale eisen om aan de vooropleiding te kunnen beginnen en was hij ongeschikt in de zin van artikel 8 van de leerovereenkomst. Emergis was dan ook bevoegd de overeenkomst op te zeggen. [eiser] heeft er vervolgens zelf voor gekozen niet op de door Emergis geboden alternatieven in te gaan.
De beoordeling
De stelling van [eiser] dat de tussen partijen gesloten overeenkomst valt te
typeren als een overeenkomst van opdracht is na betwisting onvoldoende nader onderbouwd, zodat die stelling wordt gepasseerd. Er zal van worden uitgegaan dat de tussen partijen gesloten overeenkomst een leerovereenkomst is.
Vervolgens is aan de orde de vraag of de leerovereenkomst op grond van artikel 8
kon worden opgezegd. Artikel 8 bepaalt dat de leerovereenkomst onder meer wordt beëindigd bij gebleken ongeschiktheid voor het beroep van verpleegkundige kwalificatieniveau 4, differentiatie psychiatrie. Tussen partijen is niet in geschil dat [eiser] niet over het vereiste vooropleidingsniveau - VMBO C/D - beschikt. Dat, tezamen met het feit dat de resultaten van de EVC-test onvoldoende waren, betekent dat hij de opleiding voor verpleegkundige, differentiatie psychiatrie op kwalificatieniveau 4 niet kan volgen. Het ontbreken van die opleiding maakt [eiser] ongeschikt voor het beroep van verpleegkundige op kwalificatieniveau 4. Emergis heeft gelet op het voorgaande op correcte wijze gebruik gemaakt van haar opzeggingsbevoegdheid.
Ten slotte is aan de orde de vraag of Emergis bij de opzegging verwijtbaar heeft gehandeld. De stelling van [eiser] dat Emergis nooit heeft gesproken over opleidingseisen heeft Emergis bij conclusie van antwoord weersproken met de stelling dat [eiser] er in vrijwel alle contacten op is gewezen dat hij diende te beschikken over een vooropleiding op kwalificatieniveau 4. Dit is door [eiser] niet althans onvoldoende gemotiveerd weersproken. Ten aanzien van de stelling van [eiser] dat Emergis hem de test had moeten laten afleggen voordat hij zijn baan bij zijn toenmalige werkgever had opgezegd, wordt het volgende overwogen. [eiser] heeft, ondanks diverse verzoeken daartoe, geen diploma’s overgelegd, terwijl een goede verklaring daarvoor ontbreekt. Ter comparitie heeft hij verklaard dat hij het in die periode erg druk had bij zijn toenmalige werkgever, waardoor het overleggen van de diploma’s op de achtergrond raakte. Pas ter comparitie heeft [eiser] voor het eerst zijn VMBO-diploma getoond. Verder heeft [eiser] ten onrechte aangegeven over een vooropleiding op VMBO C/D niveau te beschikken. Omdat [eiser] zijn diploma’s niet had overgelegd is hem de test aangeboden. Het afleggen van een dergelijke test is niet gebruikelijk. Het feit dat [eiser] de test in een zo laat stadium heeft afgelegd is gelet op voormelde omstandigheden aan hem zelf te wijten. Dat pas ná opzegging van zijn toenmalige baan is gebleken dat hij niet over de vereiste capaciteiten beschikte, moet dan ook voor risico van [eiser] zelf blijven. Immers is het feit dat hij de test in een zo laat stadium heeft afgelegd aan hem zelf te wijten. Voorgaande betekent dat Emergis niet toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de leerovereenkomst en evenmin onrechtmatig heeft gehandeld, zodat Emergis niet schadeplichtig is jegens [eiser].
Overigens treft ook het verwijt dat Emergis onzorgvuldig heeft gehandeld geen doel nu zij pas tot opzegging van de overeenkomst is overgegaan nadat zij [eiser] diverse alternatieven had geboden. [eiser] heeft de geboden alternatieven geweigerd.
De slotsom is dat de vorderingen van [eiser] zullen worden afgewezen. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Emergis worden begroot op € 1.158,-, waarvan € 254,- wegens vast recht en € 904,- wegens salaris voor de advocaat.
De beslissing
De rechtbank
- wijst de vorderingen af,
- veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Emergis tot op heden begroot op € 1.158,-.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.K. van der Lende-Mulder Smit en in het openbaar uitgesproken op 25 februari 2009.
IvD