ECLI:NL:RBMID:2009:BK8526

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
25 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
63911
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een geldlening met verweer tegen de rechtsgeldigheid van de schuldbekentenis

In deze zaak vordert eiser, [eiser], betaling van een bedrag van € 13.910,53 van gedaagde, [gedaagde], wegens een niet nagekomen geldlening. Eiser heeft aan gedaagde een bedrag van € 13.025,- geleend voor de aankoop van een woning. Gedaagde heeft echter geen enkele betaling verricht ter aflossing van de lening, behalve een kleine rentevergoeding van € 21,38 over een korte periode. Gedaagde heeft de woning kort na de aankoop moeten verkopen omdat hij de lasten niet kon betalen. In zijn verweer stelt gedaagde dat de schuldbekentenis nietig of vernietigbaar is, omdat eiser hem niet onafhankelijk heeft geadviseerd en de clausule in de schuldbekentenis in strijd zou zijn met de goede zeden. Gedaagde betwist ook de verschuldigdheid van buitengerechtelijke kosten.

De rechtbank oordeelt dat de schuldbekentenis rechtsgeldig is en dat gedaagde slechts de vervallen termijnen van de lening dient te betalen. De rechtbank wijst de vordering van eiser toe tot een bedrag van € 3.000,-, vermeerderd met de contractuele rente van 3% per jaar vanaf 1 januari 2007. Daarnaast wordt gedaagde veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten aan eiser. De rechtbank concludeert dat gedaagde als grotendeels in het ongelijk gestelde partij moet worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Dit vonnis is uitgesproken op 25 februari 2009 door mr. H.A. Witsiers.

Uitspraak

Uitspraak
vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
63911 / HA ZA 08-36625 februari 2009
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 63911 / HA ZA 08-366
Vonnis van 25 februari 2009
in de zaak van
[eiser],
wonende te Kapelle,
eiser,
advocaat mr. P.M.E. Bilterijst,
tegen
[gedaagde],
wonende te Goes,
gedaagde,
advocaat mr. F.A.M. te Braake.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.
De procedure
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
het tussenvonnis van 15 oktober 2008;
het proces-verbaal van comparitie van 8 januari 2009.
De feiten
[eiser] heeft zijn woning aan de [adres] te Kapelle (hierna: de woning) aan [gedaagde] verkocht voor een bedrag van € 237.500,- kosten koper.
[eiser] heeft [gedaagde] een bedrag van € 13.025,- geleend ten behoeve van de aankoop van de woning.
Terzake van deze geldlening is een onderhandse schuldbekentenis opgemaakt, waarin onder meer is vermeld:
“(…) Over de geleende gelden dient 3% rente te worden betaald.
Per 1 juli en 1 januari dient er een bedrag van € 750,- afgelost te worden.
Na 3 jaar zal uw hypotheek omgezet worden of zoveel eender. Het resterende bedrag van de lening zal dan in de hypotheek worden opgenomen. (…)”
[gedaagde] heeft geen enkele betaling aan [eiser] gedaan ter aflossing van de
lening. Aan rente heeft [gedaagde] [eiser] een bedrag van € 21,38 betaald over de
periode van 11 december 2006 tot en met 31 december 2006.
[gedaagde] heeft de woning kort na aankoop moeten verkopen omdat hij de
lasten van de woning niet kon betalen.
Het geschil
[eiser] vordert samengevat - bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 13.910,53, vermeerderd met de contractuele rente van 3% per jaar over € 13.006,53 vanaf 1 januari 2007, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten en in de nakosten; de proceskosten en de nakosten te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na dagtekening van het vonnis.
Aan de vordering ligt het volgende ten grondslag. De geldlening is volledig opeisbaar omdat daarop, ondanks diverse sommaties, geen enkele aflossing is verricht. De contractuele rente bedraagt 3% per jaar en is verschuldigd vanaf 1 januari 2007. De gemaakte buitengerechtelijke kosten bedragen € 904,-. In reactie op het verweer wordt aangevoerd dat de schuldbekentenis rechtsgeldig is.
[gedaagde] voert verweer. De schuldbekentenis is nietig althans vernietigbaar, om de volgende redenen. Ten eerste heeft [eiser] [gedaagde] niet onafhankelijk en deskundig geadviseerd zodat de schuldbekentenis in strijd is met de goede zeden. Ten tweede wordt met de clausule in de schuldbekentenis dat de geldlening bij omzetting van de hypotheek in de hypotheek wordt opgenomen vervroegde opeisbaarheid van de lening bedongen, zodat de schuldbekentenis op grond van artikel 33 sub c WCK nietig is. Ten derde ontbreekt een handgeschreven goedschrift op de schuldbekentenis.
Voor zover de schuldbekentenis rechtsgeldig is, geldt dat slechts een bedrag van € 2.250,- opeisbaar is. Immers zijn slechts drie aflossingstermijnen verstreken. Verschuldigdheid van de buitengerechtelijke kosten wordt betwist.
De beoordeling
[gedaagde] heeft niet betwist dat hij een bedrag van € 13.025,- van [eiser] heeft geleend. Evenmin is betwist dat tussen partijen is afgesproken dat daarop telkens in januari en in juli - voor het eerst op 1 juli 2007 - een bedrag van € 750,- zou worden afgelost en dat de over het geleende bedrag verschuldigde rente 3% per jaar bedraagt. Aan het verweer dat de schuldbekentenis nietig althans vernietigbaar is wordt daarom niet toegekomen.
Ten aanzien van het gevoerde verweer dat de gehele vordering nog niet opeisbaar is, wordt het volgende overwogen. Ter comparitie heeft [eiser] verklaard dat met de in de schuldbekentenis opgenomen clausule dat de hypotheek na 3 jaar of zoveel eerder omgezet zal worden en dat het resterende bedrag van de lening dan in de hypotheek zal worden opgenomen, niet is bedoeld dat het restantbedrag op dat moment in één keer opeisbaar wordt. Gesteld noch gebleken is dat partijen zijn overeengekomen dat bij het niet (tijdig) voldoen aan de aflossingsverplichting, de gehele geldschuld direct opeisbaar wordt. Evenmin is gesteld of gebleken dat [eiser] de overeenkomst van geldlening heeft opgezegd. Op grond van het voorgaande moet worden geconcludeerd dat thans slechts de vervallen termijnen opeisbaar zijn. Het feit dat, zoals [gedaagde] ter terechtzitting heeft meegedeeld, een aanvraag voor de WSNP voor hem is gedaan, maakt het voorgaande niet anders. Pas indien de schuldsaneringsregeling ten aanzien van [gedaagde] van toepassing is verklaard, is de gehele schuld opeisbaar.
Gelet op het voorgaande is de vordering toewijsbaar tot een bedrag van € 3.000,-. De gevorderde contractuele rente van 3% per jaar zal worden toegewezen als hierna vermeld.
Voor wat betreft de buitengerechtelijke incassokosten geldt dat uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat de door [eiser] ingeschakelde gemachtigde diverse werkzaamheden heeft verricht ter incasso van de vordering buiten rechte. Nu niet gesteld of voldoende aannemelijk is gemaakt dat ten behoeve van [eiser] werkzaamheden zijn verricht die een hogere vergoeding rechtvaardigen dan is aanbevolen in het rapport Voor-werk II, zal de gevorderde vergoeding wegens buitengerechtelijke incassowerkzaamheden ambtshalve worden gematigd tot een bedrag gelijk aan twee punten van het toepasselijke liquidatietarief, met een maximum van 15% van de hoofdsom, zijnde
€ 450,-.
[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden tot op heden begroot op € 1.163,44, waarvan € 310,- aan vastrecht, € 85,44 aan overige verschotten en
€ 768,- aan salaris voor de advocaat. De gevorderde nakosten en de wettelijke rente over de proces- en nakosten zijn toewijsbaar als hierna vermeld.
5 De beslissing
De rechtbank
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 3.000,-, te vermeerderen met de contractuele rente van 3% per jaar vanaf 1 januari 2007 over
€ 13.006,53 althans over het telkens openstaande saldo,
- veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 450,- wegens buitengerechtelijke incassokosten,
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 310,- aan vast recht, € 85,44 aan overige verschotten en € 768,- voor salaris van de advocaat, te vermeerderen met de wettelijke rente over die bedragen ingaande veertien dagen na de dag van de uitspraak van dit vonnis,
- veroordeelt [gedaagde] in de nakosten, volgens het toepasselijke liquidatietarief begroot op een bedrag van € 131,- zonder betekening en, indien en voor zover betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden, vermeerderd met een bedrag van € 68-, vermeerderd met de wettelijke rente over de nakosten vanaf veertien dagen na aanzegging van de nakosten aan [gedaagde] tot de dag der voldoening,
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Witsiers en in het openbaar uitgesproken op
25 februari 2009.
IvD