ECLI:NL:RBMID:2009:BK8464

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
11 augustus 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
69029 / KG ZA 09-153
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schorsing van executiemaatregelen en ontruiming van huurwoning

In deze zaak gaat het om een vordering van eiser, die huurder is van een woning aan de Fahrenheitlaan 560 te Terneuzen, tegen gedaagden, die de verhuurders zijn. De huurovereenkomst is ontbonden bij vonnis van de kantonrechter op 9 april 2008, waarbij eiser is veroordeeld om de woning binnen 14 dagen te ontruimen. Eiser heeft geen hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Eiser vordert nu een voorlopige voorziening om verdere executiemaatregelen te schorsen, op straffe van een dwangsom. Gedaagden verzetten zich tegen deze vordering en stellen dat eiser niet-ontvankelijk is, omdat de bewindvoerder geen formele procespartij is. De voorzieningenrechter overweegt dat er een bewind is ingesteld over de goederen van eiser, en dat de bewindvoerder de rechthebbende vertegenwoordigt. Aangezien de bewindvoerder geen formele partij is in deze procedure, moet eiser in zijn vorderingen niet-ontvankelijk worden verklaard. Daarnaast wordt overwogen dat de vorderingen van eiser ook inhoudelijk niet voor toewijzing in aanmerking komen. De voorzieningenrechter concludeert dat er geen grond is voor een algemeen verbod op executiemaatregelen, en dat er geen noodtoestand is die schorsing van de ontruiming rechtvaardigt. Eiser wordt veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van gedaagden zijn begroot op € 1.316,--. Het vonnis is uitgesproken op 11 augustus 2009.

Uitspraak

Uitspraak
2
69029 / KG ZA 09-153
11 augustus 2009
vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
69029 / KG ZA 09-15312 augustus 2009
Sector civiel recht,
voorzieningenrechter
zaaknummer / rolnummer: 69029 / KG ZA 09-153
Vonnis van 11 augustus 2009
in de zaak van
[eiser],
wonende te Terneuzen,
eiser,
advocaat mr. R.R.E. Nobus,
tegen
1. [gedaagde sub. 1],
wonende te Terneuzen,
2. [gedaagde sub.2]
wonende te Oostburg,
gedaagden,
advocaat mr. B.J. van de Wijnckel.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding
de conclusie van antwoord
de fax d.d. 7 augustus 2009 met producties van mr. Nobus
De feiten
Eiser huurt van gedaagde sub 1 de woning aan de Fahrenheitlaan 560 te Terneuzen. De huurovereenkomst tussen hen is inmiddels ontbonden bij vonnis van de kantonrechter te Terneuzen d.d. 9 april 2008. Daarbij is eiser tevens veroordeeld om het gehuurde binnen 14 dagen na betekening van het vonnis te ontruimen. Tegen dit vonnis is geen hoger beroep ingesteld.
Eiser bewoont voornoemde woning nog steeds.
Beide gedaagden hebben een vordering op eiser.
Tussen partijen zijn na voornoemd vonnis diverse betalingsregelingen getroffen op grond waarvan door eiser aflossingen zijn gedaan op zijn schulden aan gedaagden. De laatste betalingsregeling is vastgelegd bij brief d.d. 15 december 2008 en is getroffen onder de aldaar vermelde voorwaarden.
Bij beschikking van deze rechtbank, sector kanton, d.d. 10 juni 2009 is een bewind ingesteld over de goederen van eiser en is [betrokkene] benoemd tot bewindvoerder.
Bij exploot d.d. 15 juli is onder meer voornoemd vonnis aan eiser betekend en is onder andere de ontruiming van de woning aangekondigd tegen 13 augustus 2009.
Het geschil en de beoordeling daarvan
Eiser vordert primair veroordeling van gedaagden om verdere executiemaatregelen jegens hem te treffen op straffe van een dwangsom.
Gedaagden voeren verweer. Zij stellen primair dat eiser niet-ontvankelijk is in zijn vorderingen nu de bewindvoerder geen formele procespartij is. Daarnaast voeren zij inhoudelijk verweer.
De voorzieningenrechter overweegt het volgende.
Vast staat dat een bewind is ingesteld over de goederen van eiser met benoeming van [betrokkene] tot bewindvoerder. De onderhavige vordering heeft betrekking op de zaken die behartigd moeten worden door de bewindvoerder die ingevolge artikel 1:441 lid 1 BW bij de vervulling van zijn taak tijdens het bewind de rechthebbende in en buiten rechte vertegenwoordigt. Nu de bewindvoerder in casu geen formele procespartij is heeft dit tot gevolg dat eiser in zijn vorderingen niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Daarnaast overweegt de voorzieningenrechter ten overvloede dat het gevorderde ook op inhoudelijke gronden niet voor toewijzing in aanmerking komt.
De primaire vordering betreft een algemeen verbod tot het treffen van executiemaatregelen door gedaagden jegens eiser. Voor een dergelijk verbod bestaat geen grond. De vorderingen van gedaagden worden door eiser immers niet betwist en op voorhand kan niet worden vastgesteld dat door executie in de toekomst een noodtoestand voor eiser zal ontstaan. Zulks zal per geval beoordeeld dienen te worden.
Voor zover eiser met zijn vordering schorsing van de aangezegde ontruiming wenst te bewerkstelligen, wordt daarvoor eveneens geen grond aanwezig geacht.
Bij de beoordeling van een executiegeschil is immers het uitgangspunt dat voor schorsing van de tenuitvoerlegging van een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis slechts plaats is indien de executant door over te gaan tot tenuitvoerlegging misbruik van bevoegdheid maakt. Dat zal het geval kunnen zijn als het te executeren vonnis klaarblijkelijk berust op een juridische of feitelijke misslag, of indien na het wijzen van het vonnis feiten en omstandigheden aan het licht zijn gekomen die klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand doen ontstaan, waardoor onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard. Gesteld noch gebleken is dat er in casu sprake is van een juridische of feitelijke misslag dan wel van feiten of omstandigheden die een noodtoestand doen ontstaan aan de zijde van eiser.
Ook aan de tussen partijen gesloten betalingsregeling kan eiser geen rechten ontlenen nu gelet op de door beide partijen overgelegde stukken voorshands vast staat dat hij zich niet aan de daaraan verbonden voorwaarden heeft gehouden, zodat de regeling is komen te vervallen en gedaagden het recht hadden tot executie over te gaan.
Eiser zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van gedaagden worden begroot op:
- vast recht € 262,--
- salaris procureur € 1.054,--
Totaal € 1.316,--
De beslissing
De voorzieningenrechter
verklaart eiser niet-ontvankelijk in zijn vorderingen,
veroordeelt eiser in de proceskosten, aan de zijde van gedaagden tot op heden begroot op € 1.316,--.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Witsiers en in het openbaar uitgesproken op 11 augustus 2009.?